Page 457 of 610

8.1 Belangrijke informatie.........456
8.1.1 Alarmknipperlichten ........456
8.1.2 Als uw auto in geval van nood tot stilstand moet worden gebracht . .456
8.1.3 Als de onder water staat of het water op de weg stijgt .......457
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen .........457
8.2.1 Als uw auto moet worden gesleept .457
8.2.2 Als u denkt dat er iets mis is . . . .461
8.2.3 Als een waarschuwingslampje gaat branden of een
waarschuwingszoemer klinkt . . .462
8.2.4 Als er een waarschuwingsmelding wordt weergegeven ........469
8.2.5 Als uw auto een lekke band heeft. .476
8.2.6 Als het EV-systeem niet kan worden gestart ..........486
8.2.7 Als u uw sleutels verliest ......487
8.2.8 Als de kleppen van de laadaansluitingen niet kunnen
worden geopend ..........487
8.2.9 Als de elektronische sleutel niet goed werkt ..........488
8.2.10 Als de 12V-accu is ontladen . . .490
8.2.11 Als uw auto oververhit raakt . . .493
8.2.12 Als de auto vast komt te zitten . .495
Bij problemen8
455
Page 458 of 610

8.1 Belangrijke informatie
8.1.1 Alarmknipperlichten
De alarmknipperlichten worden gebruikt
om andere bestuurders te waarschuwen
wanneer de auto tot stilstand moet
worden gebracht, bijvoorbeeld bij pech.
Bedieningsinstructies
Druk op de schakelaar.
Alle richtingaanwijzers gaan knipperen.
Druk nogmaals op de schakelaar om ze
weer uit te schakelen.
Alarmknipperlichten
• Als de alarmknipperlichten gedurendelangere tijd worden gebruikt terwijl
het EV-systeem niet in werking is
(terwijl het controlelampje READY
niet brandt), kan de 12V-accu
ontladen raken.
• Als een van de airbags wordt geactiveerd of bij een harde aanrijding
van achteren worden de
alarmknipperlichten automatisch
ingeschakeld. De alarmknipperlichten
worden na ongeveer 20 minuten
automatisch uitgeschakeld. Druk
tweemaal op de schakelaar om de
alarmknipperlichten handmatig uit te
schakelen.
(De alarmknipperlichten worden
mogelijk niet automatisch ingeschakeld,
afhankelijk van de kracht en de
omstandigheden van de aanrijding.)
8.1.2 Als uw auto in geval van
nood tot stilstand moet worden
gebracht
Breng de auto alleen in noodgevallen,
bijvoorbeeld wanneer de auto niet op de
normale manier stilgezet kan worden, als
volgt tot stilstand:
De auto tot stilstand brengen
1. Trap het rempedaal met beide voeten
stevig in.
Rem niet “pompend”; hierdoor is meer
kracht nodig om de auto tot stilstand te
brengen.
2. Zet de transmissie in stand N.
Als de transmissie in stand N is gezet
3. Zet na het afremmen de auto stil op
een veilige plaats langs de weg.
4. Schakel het EV-systeem uit.
Als de transmissie niet in stand N gezet kan
worden
3. Blijf het rempedaal met beide voeten
intrappen om de rijsnelheid van de auto
zo veel mogelijk af te remmen.
4. Om het EV-systeem uit te schakelen,
houdt u de startknop langer dan
2 seconden ingedrukt of drukt u deze
driemaal of vaker kort na elkaar in.
5. Breng de auto op een veilige plaats
langs de weg tot stilstand.
8.1 Belangrijke informatie
456
Page 459 of 610

WAARSCHUWING!
Als het EV-systeem tijdens het rijden
uitgeschakeld moet worden
De stuurbekrachtiging zal niet meer
werken, waardoor het verdraaien van
het stuurwiel zwaarder gaat. Minder zo
veel mogelijk vaart voordat u het
EV-systeem uitzet.
8.1.3 Als de onder water staat of
het water op de weg stijgt
Deze auto is niet ontworpen om te
kunnen rijden op wegen die diep onder
water staan. Rijd niet op wegen die
mogelijk onder water staan of waar het
water kan stijgen. Het is gevaarlijk om in
de auto te blijven als wordt verwacht dat
de auto mogelijk onder water komt te
staan of door het water kan worden
meegevoerd. Blijf kalm en volg
onderstaande instructies op.
• Als het portier geopend kan worden,open het dan en verlaat de auto.
• Als het portier niet kan worden geopend, open dan de ruit met de
schakelaar voor de ruitbediening en
zorg voor een ontsnappingsroute.
• Als de ruit kan worden geopend, verlaat de auto dan via de ruit.
• Als het portier of de ruit niet kan worden geopend als gevolg van het
stijgende water, blijf dan kalm en
wacht tot het waterniveau in de auto
stijgt tot het punt waarop de
waterdruk in de auto gelijk is aan de
waterdruk buiten de auto. Open
vervolgens het portier nadat u hebt
gewacht tot het stijgende water de
auto binnenkomt en verlaat de auto.
Wanneer het waterniveau buiten de
auto boven de halve hoogte van het
portier komt, kan het portier door de
waterdruk niet van binnenuit worden
geopend. Het waterniveau komt boven de vloer
Wanneer het waterniveau hoger komt
dan de vloer en er tijd is verstreken,
raakt de elektrische uitrusting
beschadigd, werken de elektrisch
bedienbare ruiten niet, stopt de
elektromotor en kan de auto mogelijk
niet meer in beweging komen.
Gebruik van een noodhamer
*
De voorruit is bij deze auto gemaakt van
gelaagd glas.
Gelaagd glas kan niet worden gebroken
met behulp van een noodhamer
*.
De ruiten zijn bij deze auto gemaakt van
gehard glas.
*Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige voor meer informatie over
een noodhamer.
WAARSCHUWING!
Wees voorzichtig tijdens het rijden
Rijd niet op wegen die mogelijk onder
water staan of waar het water kan
stijgen. Anders kan de auto beschadigd
raken en niet meer rijden. Daarnaast
kan de auto onder water komen te
staan en door het water worden
weggevoerd, wat dodelijk kan zijn.
8.2 Stappen die genomen
moeten worden in
noodgevallen
8.2.1 Als uw auto moet worden
gesleept
Als uw auto moet worden gesleept,
adviseren wij u dat te laten doen door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige
8.1 Belangrijke informatie
457
8
Bij problemen
Page 460 of 610

of professioneel bergingsbedrijf, en
daarbij gebruik te maken van een
lepelwagen of een autoambulance.
Gebruik een stevige sleepkabel en neem
de wettelijke voorschriften in acht.
Situaties waarbij het niet mogelijk is
om door een ander voertuig te worden
gesleept
In de volgende gevallen kan de auto niet
door een andere auto worden gesleept
met behulp van kabels of kettingen,
doordat de voorwielen mogelijk worden
geblokkeerd door de parkeerblokkering.
Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur,
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige of een
professioneel bergingsbedrijf.
• Er is een storing aanwezig in deschakelregeling. (→Blz. 217, blz. 474)
• Er is een storing aanwezig in de startblokkering. (→Blz. 60)
• Er is een storing aanwezig in het Smart entry-systeem met startknop.
(→Blz. 488)
• De 12V-accu is ontladen. (→Blz. 490)
Omstandigheden waaronder u vóór het
slepen contact dient op te nemen met
de dealer
Het volgende kan duiden op een
probleem in de transmissie. Neem vóór
het slepen contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur,
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige of een
professioneel bergingsbedrijf.
• De waarschuwingsmelding voor het EV-systeem wordt weergegeven op
het multi-informatiedisplay en de
auto komt niet in beweging.
• De auto maakt een abnormaal geluid. Slepen met een lepelwagen
Aan de voorzijde (2WD-uitvoeringen)
Deactiveer de parkeerrem.
Schakel de automatische modus uit.
(→Blz. 225)
Aan de voorzijde (AWD-uitvoeringen)
Gebruik een dolly onder de achterwielen.
Aan de achterzijde
Gebruik een dolly onder de voorwielen.
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
458
Page 461 of 610

WAARSCHUWING!
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet
in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg hebben.
Bij het slepen van de auto
2WD-uitvoeringen
Zorg ervoor dat de auto wordt vervoerd
met de voorwielen of met alle vier de
wielen van de grond. Als de voorwielen
tijdens het slepen de grond raken,
kunnen de aandrijflijn en de
bijbehorende onderdelen beschadigd
raken of kan door de werking van de
motor opgewekte energie brand
veroorzaken afhankelijk van de aard
van de schade of storing.
AWD-uitvoeringen
Zorg ervoor dat de auto wordt vervoerd
met alle vier de wielen van de grond.
Als de wielen tijdens het slepen de
grond raken, kunnen de aandrijflijn en
de bijbehorende onderdelen
beschadigd raken, kan de auto losraken
van de truck of kan door de werking van
de motor opgewekte energie brand
veroorzaken afhankelijk van de aard
van de schade of storing.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
OPMERKING
Voorkomen van beschadigingen aan de
auto bij het slepen met een lepelwagen
• Auto's met rechtse besturing: Sleepde auto nooit aan de achterzijde als
het contact UIT staat. Het stuurslot is
niet sterk genoeg om de voorwielen
in de rechtuitstand te houden.
• Let erop dat de andere zijde van de auto dan die op de lepel staat
voldoende bodemvrijheid heeft. Als
er onvoldoende speling aanwezig is,
kan de auto tijdens het slepen
beschadigd raken.
Slepen met een takelwagen
Sleep de auto niet met een takelwagen,
om beschadiging van de carrosserie te
voorkomen.
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
459
8
Bij problemen
Page 462 of 610

Vervoeren op een autoambulance
Gebruik bij vervoer van de auto op een
autoambulance bandengordels.
Raadpleeg de handleiding van de
autoambulance om de wielen op de juiste
wijze met de gordels vast te zetten.
Activeer de parkeerrem en zet het
contact UIT om tijdens het vervoer
beweging van de auto zoveel mogelijk te
voorkomen.
Slepen in een noodgeval
Als er geen autoambulance beschikbaar
is, mag de auto in geval van nood tijdelijk
worden gesleept door gebruik te maken
van sleepkabels of -kettingen die u aan
de sleepogen vastmaakt. Uw auto mag op
deze manier alleen op een verharde weg
en met lage snelheid (lager dan 30 km/h)
over een korte afstand worden gesleept.
Er moet een bestuurder in de auto zitten
om te sturen en te remmen. Ook dienen
de wielen, de assen, de aandrijflijn, de
stuurinrichting en de remmen in een
goede conditie te zijn.
Procedure bij slepen in een noodgeval
Uw auto moet zijn voorzien van het
sleepoog om door een andere auto te
kunnen worden gesleept. Plaats het
sleepoog aan de hand van de
onderstaande procedure.1. Haal de wielmoersleutel en het sleepoog tevoorschijn.
(→Blz. 440,blz. 477)
2. Verwijder het afdekkapje van het sleepoog met een
sleufkopschroevendraaier.
Plaats om de carrosserie te
beschermen een doek tussen de
schroevendraaier en de carrosserie,
zoals aangegeven in de afbeelding. 3. Plaats het sleepoog in de opening en
draai het zo ver mogelijk met de hand
vast.
4. Draai het sleepoog stevig vast met behulp van een wielmoersleutel of
een stevige metalen stang.
5. Maak de kabel of de ketting goed vast aan het sleepoog.
Pas op dat u de carrosserie niet
beschadigt.
6. Stap in de weg te slepen auto en start het EV-systeem.
Als het EV-systeem niet start, zet dan
het contact AAN.
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
460
Page 463 of 610

7. Selecteer stand N en deactiveer deparkeerrem.
Schakel de automatische modus uit.
(→Blz. 225)
Tijdens het slepen
Als het EV-systeem is uitgeschakeld,
werken de rem- en stuurbekrachtiging
niet. Hierdoor zullen het remmen en
sturen veel zwaarder gaan dan normaal.
Wielmoersleutel
De wielmoersleutel bevindt zich in de
bagageruimte. (→Blz. 440, blz. 477)
WAARSCHUWING!
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet
in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg hebben.
Tijdens het slepen
• Wanneer u bij het slepen kabels of kettingen gebruikt, vermijd dan
plotseling optrekken, enz. waardoor
er extreme krachten op het sleepoog
en de sleepkabel of -ketting worden
uitgeoefend. Het sleepoog en de
kabel of ketting kunnen beschadigd
raken en afgebroken stukken
kunnen personen raken en ernstige
schade veroorzaken.
• Voer onderstaande handelingen niet uit, anders wordt het
parkeerblokkeringsmechanisme
mogelijk geactiveerd en worden de
voorwielen geblokkeerd, waardoor
mogelijk een ongeval kan ontstaan
met dodelijk of ernstig letsel tot
gevolg:
– De bestuurdersgordel losmaken en het bestuurdersportier openen.
– Zet het contact UIT.
Plaatsen van de sleepogen op de auto
Controleer of de sleepogen goed
vastzitten. Als dat niet het geval is, dan
kunnen de sleepogen bij het slepen
losraken.
OPMERKING
Voorkomen van beschadigingen aan de
auto tijdens slepen in een noodgeval
Maak de kabel of de ketting niet vast aan
onderdelen van de wielophanging.
8.2.2 Als u denkt dat er iets mis
is
Als u een van de volgende verschijnselen
opmerkt, moet uw auto mogelijk worden
afgesteld of gerepareerd. Neem zo snel
mogelijk contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
Zichtbare symptomen
• Lekkage onder de auto (na gebruik van de airconditioning is waterlekkage
echter normaal.)
• Banden die er te zacht uit zien of die ongelijkmatig versleten zijn
Hoorbare symptomen
• Overmatig piepende banden bij het nemen van een bocht
• Vreemde geluiden die kennelijk in verband staan met de bewegingen
van de wielophanging
• Andere abnormale geluiden die gerelateerd zijn aan het EV-systeem
Merkbare symptomen
• Stotteren of onregelmatig draaien
• Een merkbaar verlies aan trekkracht
• De auto trekt tijdens het remmen sterk naar één kant
• De auto trekt sterk naar één kant, terwijl u rechtuitrijdt op een vlakke
weg
• Teruglopende remwerking, sponzig gevoel in het rempedaal, een
rempedaal dat bijna tot op de vloer
kan worden ingetrapt
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
461
8
Bij problemen
Page 464 of 610

8.2.3 Als een waarschuwingslampje gaat branden of een
waarschuwingszoemer klinkt
Voer op rustige wijze onderstaande handelingen uit als een van de waarschuwingslampjes
gaat branden of knipperen. Als een van de lampjes gaat branden of knipperen en daarna
weer uitgaat, is er niet noodzakelijkerwijs een defect in het systeem aanwezig. Als deze
situatie echter blijft voortduren, laat dan uw auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Acties behorende bij de waarschuwingslampjes of -zoemers
Waarschuwingslampje (waarschuwingszoemer) remsysteem
WaarschuwingslampjeDetails/handelingen
(Rood)Geeft het volgende aan:
■
Het remvloeistofniveau is te laag; of
■ Storing in het remsysteem
Breng de auto onmiddellijk op een veilige plaats tot
stilstand en neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Doorrijden met de auto kan gevaarlijk zijn.
Waarschuwingslampje remsysteem
Waarschuwingslampje Details/handelingen
(Geel)Geeft aan dat er een storing is in:
■
Het regeneratieve remsysteem;
■ Het elektronisch geregelde remsysteem; of
■ Het parkeerremsysteem
Laat de auto onmiddellijk nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Laadstroomcontrolelampje*
Waarschuwingslampje Details/handelingen
Geeft aan dat er een storing aanwezig is in het laadsysteem van
de auto
Breng de auto onmiddellijk op een veilige plaats tot stil-
stand en neem contact op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
*Dit lampje brandt op het multi-informatiedisplay en er wordt een melding weergegeven.
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
462