Page 97 of 610

AC-laadkabel aan op een aparte groep
met een minimale capaciteit van
13 ampère.
• Het wordt aanbevolen om één contactdoos exclusief voor het laden
te gebruiken. Als u de laadkabel
aansluit op een contactdoos met
meerdere groepen waarop ook andere
apparatuur is aangesloten, kan de
stroomonderbreker in werking
treden.
*
• Controleer of de contactdoos isvoorzien van een aardlekschakelaar.
Laat, als dat niet het geval is, er een
monteren door een naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
• Als het laden buiten plaatsvindt, controleer dan of de contactdoos
waterdicht is en voor gebruik
buitenshuis goedgekeurd is. Het
wordt aanbevolen om vóór gebruik te
controleren of de aardlekschakelaar
werkt.– Controleer of er plaatselijke regelgeving met betrekking tot
BEV-laden van toepassing is en
houd u hieraan.
*Neem contact op met een elektricien
voor meer informatie.
De laadomgeving
De volgende laaduitrusting en
instellingen worden aanbevolen om veilig
te kunnen laden.
• Waterdichte contactdoos
Als het laden buiten plaatsvindt, moet
de stekker aangesloten worden op een
waterdichte contactdoos en moet
worden gecontroleerd of de
verbinding waterdicht blijft terwijl de
stekker is aangesloten.
• Speciaal circuit – Sluit de laadkabel alleen aan op eenspeciale groep met een minimale
capaciteit van 13 ampère met
piekstroombeveiliging, om de kans
op brand te verkleinen. – Sluit de laadkabel aan op een
contactdoos met aardlekschakelaar,
om de kans op een elektrische schok
tijdens het gebruik van de stekker te
verkleinen.
• Op afstand bedienbare schakelaar Hiermee kan de stroom tussen de
contactdoos en de stekker worden
uitgeschakeld, zodat de stekker op
regenachtige dagen veilig kan worden
verwijderd of geplaatst.
WAARSCHUWING!
Voorzorgsmaatregelen
voedingsbronnen
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht.
Als u dat niet doet, kan dat brand,
elektrische schokken of schade en
ernstig letsel tot gevolg hebben.
• Sluit de laadkabel aan op eencontactdoos met een spanning van
220 - 240 V met een
aardlekschakelaar en een
stroomonderbreker die voldoen aan
de plaatselijke regelgeving. Het
gebruik van een aparte groep met
een minimale capaciteit van 13 A
wordt sterk aanbevolen.
• Sluit de AC-laadkabel niet aan op een multistekker, een meervoudige
stekkerdoos of een wereldstekker.
• Het is ten strengste verboden om de AC-laadkabel aan te sluiten op een
verlengsnoer.
Een verlengsnoer kan oververhit raken en is bovendien niet voorzien
van een aardlekschakelaar. De
2.2 Laden
95
2
EV-systeem
Page 98 of 610

WAARSCHUWING!(Vervolg)
lekstroomdetectiefunctie van het
CCID (Charging Circuit Interrupting
Device (→blz. 85),
onderbrekingsapparaat
laadsysteem) werkt mogelijk niet
goed.
• Sluit de laadkabel niet aan op eenverdeeldoos.
• Het gebruik van een aansluiting voorstandverwarming die niet aan de
vereisten voldoet, is verboden.
• Sluit de laadstekker rechtstreeks aan op het AC-laadcontact. Sluit geen
verloopstekker of verlengkabel aan
tussen de laadstekker en het
AC-laadcontact.
2.2.5 Laadmethoden
De volgende methoden kunnen worden
gebruikt om de tractiebatterij te laden.
Laadmethoden
AC-laden (→blz. 102)
Dit is een laadmethode die gebruikt
wordt als er geladen wordt via een
AC-contactdoos met de AC-laadkabel of
bij het laden bij een AC-lader. Door het laadschema in te stellen kan de
auto ook op de gewenste dagen en tijden
worden opgeladen. (→Blz. 115)
DC-laden (→blz. 110)
Bij deze laadmethode wordt een DC-lader
gebruikt die moet voldoen aan de normen
IEC 61851 en IEC 62196. In vergelijking
met AC-laden kan de tractiebatterij
sneller worden geladen.
IEC is een afkorting voor een
internationale standaard die door de
International Electrotechnical
Commission is opgesteld.
Solarlaadsysteem
*(→blz. 127)
*Indien aanwezig
Onder bepaalde omstandigheden kan, als
de auto geparkeerd staat, de
tractiebatterij worden geladen door
elektriciteit die wordt opgewekt door het
zonnepaneel in het dak van de auto.
Laadgekoppelde functies
Deze auto is uitgerust met meerdere
functies die aan het laden gekoppeld zijn.
Mijn ruimte-modus (→blz. 124)
Als de laadkabel is aangesloten op de
auto, kunnen elektrische componenten,
zoals de airconditioning en het
audiosysteem, worden gebruikt met de
voeding van de externe voedingsbron
*.
*Afhankelijk van de situatie kan de
elektriciteit van de tractiebatterij worden
verbruikt.
Verwarming tractiebatterij
Als de buitentemperatuur laag is en de
laadkabel is aangesloten op de auto,
verwarmt deze functie automatisch de
tractiebatterij totdat deze een bepaalde
temperatuur bereikt of overschrijdt.
2.2 Laden
96
Page 99 of 610

• Deze functie wordt automatischuitgeschakeld als de laadkabel wordt
losgenomen of als de laadkabel
gedurende ongeveer 3 dagen
aangesloten blijft op de auto.
• Als het laadschema wordt gebruikt (→blz. 115), werkt deze functie
overeenkomstig de instellingen van
het schema.
Opwarmregeling tractiebatterij
Deze regeling treedt in werking als de
laadkabel gedurende ongeveer 3 dagen
op de auto aangesloten blijft en de
verwarming van de tractiebatterij
automatisch stopt. De regeling isoleert
de tractiebatterij automatisch bij extreem
lage temperaturen.
• Deze regeling stop 31 dagen nadat de laadkabel is aangesloten, zelfs als hij
nog steeds is aangesloten op de auto.
• Als deze regeling in werking is, worden de instellingen van het laadschema
genegeerd en start het laden
onmiddellijk.
Koeler tractiebatterij
Als de tractiebatterij heet is en de
AC-laadkabel is aangesloten op de auto,
koelt deze functie de tractiebatterij om
deze te beschermen.
De functie treedt mogelijk in werking als
continu wordt gereden met hoge
snelheden, zoals bij rijden op autowegen
of snelwegen, of tijdens DC-laden.
Gebruik van de “Mijn ruimte-modus”
tijdens DC-laden
→Blz. 126
Verwarming tractiebatterij
• De verwarming van de tractiebatterij kan worden ingeschakeld als er niet
wordt geladen.
• Als de verwarming van de tractiebatterij in werking is, brandt de
laadindicator. • Als de verwarming van de
tractiebatterij in werking is tijdens
laden, kan het laden langer duren dan
normaal.
• De resterende lading in de tractiebatterij neemt af als de
verwarming van de tractiebatterij in
ingeschakeld. Het kan nodig zijn om
de tractiebatterij nogmaals te laden
om de resterende lading aan te vullen.
Koeler tractiebatterij
• AC-laden: De instellingen van de koeler van de tractiebatterij kunnen
worden gewijzigd op het
multi-informatiedisplay. (→Blz. 98)
• De laadindicator brandt wanneer de koeler van de tractiebatterij stand-by
staat of in werking is.
• Als het laadniveau van de tractiebatterij laag is, werkt de koeler
van de tractiebatterij mogelijk niet,
zelfs niet als de temperatuur van de
tractiebatterij hoog is.
• Als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan terwijl de koeler van de
tractiebatterij in werking is, wordt het
koelen gestopt.– De motorkap wordt geopend
– Het contact wordt in stand ACC of AAN gezet.
– De schakelstand wordt een andere dan stand P
– De op afstand bedienbare airconditioning is ingeschakeld
(→blz. 383)
– De resterende lading in de tractiebatterij daalt tot onder een
bepaald niveau
• De koeler van de tractiebatterij gebruikt de energie van de
tractiebatterij en een externe
voedingsbron.– Als de koeler van de tractiebatterij in werking is, neemt de lading van
de tractiebatterij toe en af binnen
een bepaald bereik en de lading zal
niet toenemen tijdens AC-laden.
2.2 Laden
97
2
EV-systeem
Page 100 of 610

– Als de koeler van de tractiebatterijin werking is, ziet de lader dit als het
opladen van de batterij. Als deze
functie in werking is terwijl er een
lader die laadkosten berekent is
aangesloten op de auto, worden er
AC-laadkosten in rekening
gebracht.
Wijzigen van de instellingen van de
koeler van de tractiebatterij
De instellingen kunnen worden gewijzigd
via
op het multi-informatiedisplay.
Gebruik de bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om (→blz. 150) om
“Vehicle Settings” (voertuiginstellingen),
“Charging Settings” (laadinstellingen) of
“Battery Cooler” (batterijkoeler) te
selecteren en de instelling te wijzigen.
Als “Off” (uit) wordt geselecteerd, wordt
het vermogen van de tractiebatterij
mogelijk beperkt, afhankelijk van de
rijomstandigheden.
2.2.6 Laadtips
In dit hoofdstuk worden methoden
toegelicht voor het gebruiken van de
laadfunctie van deze auto en het bekijken
van informatie met betrekking tot het
laden.
Systematisch laden
Om de batterij-elektrische auto optimaal
te kunnen gebruiken adviseren we de
auto wanneer mogelijk te laden.
Voor vertrek van huis
Om de batterij-elektrische auto te
kunnen gebruiken moet de tractiebatterij
voor het vertrek van huis worden
geladen. Onderweg naar de bestemming of op de
bestemming
Laad de tractiebatterij bij het
dichtstbijzijnde laadstation als de
resterende lading in de batterij laag is.
Tijdens het parkeren
Bij auto's met een solarlaadsysteem
wordt zonne-energie gebruikt om de
tractiebatterij te laden als aan de
noodzakelijke voorwaarden zoals
parkeren is voldaan. (→Blz. 127)
Als de tractiebatterij volledig geladen is,
wordt de tractiebatterij niet via het
solarlaadsysteem geladen.
2.2 Laden
98
Page 101 of 610

Bekijken van informatie met betrekking
tot het laden
Informatie met betrekking tot het laden
wordt weergegeven en kan worden
gecontroleerd op het
multi-informatiedisplay.
Tijdens het laden
Als er tijdens het laden een portier wordt
geopend terwijl het contact UIT staat,
worden de huidige ladingstoestand en de
geschatte tijd tot volledige lading
gedurende een bepaalde tijd
weergegeven.
De werkelijke laadtijd is afhankelijk van
condities als de resterende lading in de
tractiebatterij, de buitentemperatuur en
de specificaties van een AC/DC-lader.
De tijd tot voltooiing van het laden wordt
mogelijk niet weergegeven als de
laadstroom naar de tractiebatterij
afneemt en de laadtijd langer wordt.
Nadat het laden is voltooid
Als een van de portieren wordt geopend
terwijl het contact UIT staat en het laden
voltooid is, wordt gedurende korte tijd
een melding met de resultaten van het
laden weergegeven.
Ook wordt er een melding weergegeven
als er een handeling wordt uitgevoerd om
het laden te stoppen of als zich een
situatie voordoet waarbij er niet kan
worden geladen.Volg de instructies die worden
weergegeven op het display als er een
melding wordt weergegeven. (
→Blz. 136)
2.2.7 Wat u moet weten voor het
laden
Lees de volgende voorzorgsmaatregelen
voordat u de tractiebatterij gaat laden.
Veiligheidsfuncties
• Het EV-systeem start niet als de
laadkabel is aangesloten op de auto,
zelfs niet wanneer de startknop wordt
bediend.
• Als de laadkabel wordt aangesloten terwijl het controlelampje READY
brandt, stopt het EV-systeem
automatisch en kan er niet worden
gereden.
WAARSCHUWING!
Wees voorzichtig tijdens het laden
Geadviseerd wordt de laadprocedure
niet uit te laten voeren door mensen
met geïmplanteerde pacemakers of
CRT-pacemakers. Vraag iemand anders
dat te doen.
• Kom niet in de buurt van de lader ende laadkabel tijdens het laden. Het
laden kan de werking van dergelijke
apparatuur beïnvloeden.
• Blijf niet in de auto tijdens het laden.
Het laden kan de werking van
dergelijke apparatuur beïnvloeden.
• Stap niet in de auto en haal ook niets uit de bagageruimte.
Het laden kan de werking van
dergelijke apparatuur beïnvloeden.
Als de laadkabel is aangesloten op de
auto
Laat de transmissie in stand P staan.
In het onwaarschijnlijke geval dat de
laadkabel beschadigd is geraakt, kan
een andere stand dan stand P worden
geselecteerd en kan de auto in
beweging komen, met een ongeval tot
gevolg.
2.2 Laden
99
2
EV-systeem
Page 102 of 610

WAARSCHUWING!(Vervolg)
Voorzorgsmaatregelen bij laden
Deze auto is ontworpen om geladen te
worden via een externe voedingsbron
met behulp van een AC-laadkabel die
exclusief is bedoeld voor standaard
wandcontactdozen.
De auto verschilt echter op de volgende
manieren sterk van standaard
huishoudelijke elektrische apparaten
en onjuist gebruik kan brand of
elektrische schokken veroorzaken, met
mogelijk dodelijk of ernstig letsel tot
gevolg.
• Tijdens het laden zal er langdurig eenhoge stroom lopen.
• Het laden kan buiten plaatsvinden.
OPMERKING
Voorzorgsmaatregelen bij laden
Om op de juiste manier te laden, dient u
onderstaande uitleg te lezen en de
procedure te volgen. Het laden moet
worden uitgevoerd door bestuurders die
over een geldig rijbewijs beschikken en
die de procedure van het laden
begrijpen.
• Laat mensen die niet gewend zijn aan opladen, zoals kinderen, niet zonder
toezicht opladen.
• Houd de AC-laadkabel altijd buiten bereik van kinderen.
• Volg als u de auto laadt met een lader de instructies van de lader.
Controleer voorafgaand aan het laden
het volgende
Controleer voor het laden altijd het
volgende.
• De parkeerrem is geactiveerd. (→Blz. 224)
• Het contact wordt UIT gezet. (→Blz. 214)
• Verlichting, zoals koplampen, alarmknipperlichten en
interieurverlichting, is uitgeschakeld. Als verlichting is ingeschakeld, is
daarvoor elektriciteit nodig waardoor
de laadtijd toeneemt.
Controleren van de AC-laadkabel
Controleer voor het laden of alle
onderdelen van de AC-laadkabel in goede
staat verkeren. (→Blz. 89)
Tijdens het laden
• Het starttijdstip voor het laden kan afwijken, afhankelijk van de status van
de auto, maar dit duidt niet op een
storing.
• Tijdens het laden kunt u geluid horen in de buurt van de tractiebatterij
overeenkomstig de werking van de
airconditioning of de “Battery Cooler”
(batterijkoeler) (→blz. 97).
• Tijdens en na het laden kunnen het elektromotorcompartiment en de
omgeving waar de tractiebatterijlader
gemonteerd is, warm zijn.
• Het oppervlak van het CCID (Charging Circuit Interrupting Device,
onderbrekingsapparaat laadsysteem)
kan heet worden. Dit is normaal en
duidt niet op een storing.
• Afhankelijk van de radiogolven kan er ruis hoorbaar zijn op de radio.
Wanneer een openbare laadfaciliteit
wordt gebruikt
• Controleer de instelling van de laadschemafunctie als een openbare
laadfaciliteit wordt gebruikt.– Als het laadschema is geregistreerd, schakel de functie dan tijdelijk uit of
zet “Nu opladen” aan. (→Blz. 115)
– Als het laadschema ingesteld is op “Aan”, zal het laden niet gestart
worden, zelfs niet als de
AC-laadkabel is aangesloten. Verder
kunnen er laadkosten in rekening
worden gebracht door het
aansluiten van de AC-laadkabel.
2.2 Laden
100
Page 103 of 610

Afname capaciteit van de
tractiebatterij
De capaciteit van de tractiebatterij
neemt tijdens het gebruik van de
tractiebatterij geleidelijk af. De mate
waarin hij afneemt, is afhankelijk van de
omstandigheden en de manier waarop er
met de auto wordt gereden. Door het
volgende in acht te nemen, kan de
afname van de capaciteit van de
tractiebatterij vertraagd worden.
• Parkeer de auto niet op een warmeplaats en in de volle zon wanneer de
tractiebatterij volledig is geladen.
• Voorkom frequent en plotseling accelereren en decelereren.
• Voorkom frequent rijden met hoge snelheid.
• Gebruik de laadschemafunctie zo veel mogelijk om ervoor te zorgen dat de
tractiebatterij volledig geladen is
voordat u wegrijdt. (→Blz. 115)
• Voorkom frequent DC-laden Verder zal, als de capaciteit van de
tractiebatterij afneemt, de afstand die
gereden kan worden afnemen. De
prestaties van de auto nemen echter
niet merkbaar af.
Als de resterende lading in de
tractiebatterij laag is na het laden
In de volgende situaties kan de
resterende lading in de tractiebatterij
lager zijn dan normaal nadat het laden is
voltooid om de tractiebatterij te
beschermen (de actieradius nadat de
batterij volledig geladen is, kan korter
zijn).
*
• Er wordt geladen als de buitentemperatuur laag of hoog is
• Het laden vindt plaats direct na het rijden onder zware belasting of in
extreme hitte
Laat, als in andere situaties de
resterende lading in de tractiebatterij
na voltooiing van het laden beduidend
lager is dan normaal, de auto nakijken
door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
*Als dit gebeurt, zal de resterende lading
sneller afnemen dan normaal, zelfs als
het display met de resterende lading van
de tractiebatterij aangeeft dat de
tractiebatterij volledig geladen is.
Wanneer de hoeveelheid lading die
naar de tractiebatterij wordt gestuurd,
afneemt
Wanneer de lader een laag vermogen
heeft of bediening van de
batterijverwarming, enz. ervoor zorgt
dat er minder laadvermogen naar de
tractiebatterij wordt gestuurd, neemt de
hoeveelheid lading die naar de
tractiebatterij wordt gestuurd mogelijk
af.
De laadtijd kan toenemen
In de volgende situaties kan de laadtijd
langer zijn dan normaal:
• Bij erg hoge of erg lage temperaturen.
• Wanneer de tractiebatterij heet wordt, bijvoorbeeld onmiddellijk na
het rijden onder zware belasting.
• De auto verbruikt veel elektriciteit, bijvoorbeeld wanneer de koplampen
zijn ingeschakeld.
• Bij gebruik van de “Mijn ruimte-modus”. (→Blz. 124)
• Tijdens het laden is de stroom uitgevallen.
• Er is een onderbreking in de stroomvoorziening.
• Er is sprake van een spanningsval bij de externe voedingsbron.
• De lading van de 12V-accu is te laag, bijvoorbeeld omdat er gedurende
langere tijd niet met de auto is
gereden.
• Wanneer de bovenste limiet van de laadstroom wordt gewijzigd bij de
laadstroominstelling van de auto
(→blz. 105)
2.2 Laden
101
2
EV-systeem
Page 104 of 610

• Als de batterijverwarming in werkingis. (→Blz. 97)
• Als de “Battery Cooler” (batterijkoeler) in werking is geweest
vóór het laden. (→Blz. 97)
• Als de stekker warmte genereert door een losse aansluiting, enz.
• Als de voeding van de lader wordt gewijzigd.
• Als geregeld en herhaaldelijk gebruik wordt gemaakt van DC-laden.
• Bij het selecteren van een andere instelling dan MAX voor “DC charging
power” (DC-laadvermogen).
• Als de temperatuur van de laadgerelateerde onderdelen te hoog
is.
Elektriciteit voor laden
Deze auto kan worden geladen tot
maximaal ongeveer 7 kW.
Afhankelijk van de gebruikte lader of de
AC-laadkabel wordt de elektriciteit voor
laden mogelijk beperkt.
2.2.8 Procedure voor AC-laden
In dit hoofdstuk wordt de procedure
behandeld voor het laden van de
tractiebatterij met een AC-laadkabel.
Volg bij het laden via een AC-lader de
gebruiksinstructies van de AC-lader.
Controleer voor het laden of “Nu
opladen” aangezet is als er een
laadschema is geregistreerd. (→Blz. 119,
blz. 123)
OPMERKING
Bij gebruik van de AC-laadkabel en
bijbehorende onderdelen
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht om
schade aan de AC-laadkabel en
bijbehorende onderdelen te voorkomen.
• Als het laden wordt onderbroken of afgebroken, verwijder dan de
laadstekker voordat u de stekker
verwijdert.
• Controleer bij het verwijderen van de AC-laadkabel of de laadstekker
ontgrendeld is.
• Trek niet met kracht aan de afdekkap van de laadstekker en de kap van het
AC-laadcontact.
• Stel de laadstekker tijdens het laden niet bloot aan trillingen. Hierdoor zou
het laden onderbroken kunnen
worden.
• Steek niets anders in het AC-laadcontact dan de laadstekker.
• Houd de stekker goed vast bij het huis tijdens het in de contactdoos steken
en uit de contactdoos verwijderen van
de stekker.
• Beschadig de kap van het AC-laadcontact niet met een scherp
voorwerp.
• Trek niet met kracht aan de AC-laadkabel als deze ergens klem zit
of in de knoop zit. Als de kabel in de
knoop zit, haal hem dan uit de knoop
alvorens hem te gebruiken.
AC-laadcontact
Haal het AC-laadcontact niet uit elkaar
en modificeer of repareer het niet. Neem
contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige als het AC-laadcontact
gerepareerd moet worden.
Voorzorgsmaatregelen bij laden
→Blz. 99
2.2 Laden
102