Page 425 of 610

ADop reservoir
BBovenste streepje (MAX)
COnderste streepje (MIN)
Als het niveau zich op of onder het
onderste streepje (MIN) bevindt, moet
koelvloeistof worden bijgevuld tot aan
het bovenste streepje (MAX).
Selectie van koelvloeistof
Om ervoor te zorgen dat het koelsysteem
van de tractiebatterij optimaal kan
presteren en de kans op kortsluiting van
de tractiebatterij of andere schade aan
uw auto te beperken, adviseert Toyota om
Toyota Genuine Traction Battery Coolant
of een gelijkwaardig product te
gebruiken.
Toyota kan niet garanderen dat bij het
gebruik van een ander product dan
Toyota Genuine Traction Battery Coolant
er geen risico is van kortsluiting van de
tractiebatterij of van andere schade.
Gebruik nooit water aangezien water
schade zal veroorzaken.
Gebruik uit de radiateur verwijderde
koelvloeistof niet opnieuw.
Neem voor meer informatie over
koelvloeistof contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
Als het koelvloeistofniveau korte tijd na
het bijvullen weer is gezakt
Controleer de slangen, de doppen van het
koelvloeistofreservoir van de
verwarming, het aftapkraantje en de
waterpomp visueel.
Als u geen lek kunt vinden, laat dan een
erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige
de druk op de dop nakijken en
controleren op lekkages in het
koelsysteem.
WAARSCHUWING!
Wanneer het verwarmingssysteem
heet is
Draai de dop van het koelvloeistof-
reservoir van de verwarming niet los.
Als het verwarmingssysteem nog onder
druk staat, kan hete koelvloeistof uit de
vulopening spuiten als de dop wordt
verwijderd en brandwonden of ander
ernstig letsel veroorzaken.
OPMERKING
Bij het bijvullen van koelvloeistof
Gebruik geen onverdunde antivries of
alleen water. Een goede
mengverhouding van water en antivries
zorgt voor een goede smering,
corrosiebescherming en koeling. Lees
altijd de informatie op het etiket van de
antivries of koelvloeistof.
Als u koelvloeistof morst
Verwijder de koelvloeistof met veel
water om te voorkomen dat het de lak of
onderdelen aantast.
Controleren van de 12V-accu
Controleer de 12V-accu als volgt.
Exterieur 12V-accu
Controleer de 12V-accu op
gecorrodeerde en loszittende klemmen,
scheuren en een loszittende klembeugel.
AAccupolen
BKlembeugel
7.3 Zelf uit te voeren onderhoud
423
7
Onderhoud en verzorging
Page 426 of 610

Vloeistof 12V-accu controleren
Controleer of het niveau zich tussen het
bovenste en het onderste streepje
bevindt.
ABovenste streepje
BOnderste streepje
Als het vloeistofniveau op of onder het
onderste streepje staat, moet
gedestilleerd water worden bijgevuld.
Bijvullen van gedestilleerd water 1. Verwijder de vuldop.
2. Vul gedestilleerd water bij. Als het bovenste streepje niet
zichtbaar is, controleer dan het
vloeistofniveau van bovenaf door
recht in de vulopening te kijken.
3. Draai de vuldop na het bijvullen weer goed vast. Voorzorgsmaatregelen voor het
opladen van de accu
Tijdens het opladen van de 12V-accu
ontstaat het licht ontvlambare en
explosieve waterstof. Houd u daarom
voor het opladen aan de volgende
voorzorgsmaatregelen:
• Als de 12V-accu in de auto is
gemonteerd, moet voorafgaand aan
het opladen de massakabel worden
losgenomen.
• Zorg ervoor dat de acculader tijdens het aansluiten en losnemen van de
accuklemmen is uitgeschakeld.
Na het laden/aansluiten van de
12V-accu
• Mogelijk start het EV-systeem niet. Volg de onderstaande procedure om
het systeem te initialiseren.
1. Selecteer stand P.
2. Open en sluit een van de portieren.
3. Start het EV-systeem opnieuw.
• Nadat de 12V-accu losgenomen is geweest en weer is aangesloten, is het
wellicht niet meteen mogelijk om de
portieren met het Smart
entry-systeem met startknop te
ontgrendelen. Gebruik in dat geval de
afstandsbediening of de mechanische
sleutel om de portieren te
vergrendelen of ontgrendelen.
• Start het EV-systeem met het contact in stand ACC. Het EV-systeem kan niet
worden gestart als het contact UIT
staat. Het EV-systeem werkt vanaf de
tweede poging echter normaal.
• De stand van het contact wordt door de auto geregistreerd. Als de
12V-accu wordt losgekoppeld en weer
wordt aangesloten, keert de startknop
terug naar de stand die was
geselecteerd voordat de 12V-accu
werd losgenomen. Zorg ervoor dat het
contact UIT wordt gezet voordat u de
12V-accu losneemt. Wees extra
7.3 Zelf uit te voeren onderhoud
424
Page 427 of 610

voorzichtig als niet bekend is wat de
stand van de startknop was voordat
de 12V-accu werd losgenomen.
Neem, als het EV-systeem na meerdere
pogingen nog niet start, contact op met
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
WAARSCHUWING!
Chemicaliën in de 12V-accu
Accuzuur is giftig en bijtend en kan het
ontstaan van het licht ontvlambare en
explosieve waterstof veroorzaken.
Neem bij werkzaamheden bij of aan de
12V-accu de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht om
dodelijk of ernstig letsel te voorkomen:
• Veroorzaak geen vonken met gereedschap.
• Rook nooit en steek nooit een lucifer of een aansteker aan bij de 12V-accu.
• Voorkom dat ogen, huid of kleren in contact komen met de elektrolyt.
• Adem of slik nooit elektrolyt in.
• Gebruik een veiligheidsbril als u bij de 12V-accu bezig bent.
• Laat kinderen niet in de buurt spelen als u met de 12V-accu bezig bent.
Een veilige plaats voor het opladen
van de 12V-accu
Laad de 12V-accu altijd op in een open
ruimte. Laad de 12V-accu niet op in
een garage of in een afgesloten ruimte
waar onvoldoende ventilatie is.
Noodmaatregelen met betrekking tot
elektrolyt
• Spoel de ogen minstens 15 minuten met schoon water als er elektrolyt in
komt en schakel direct medische
hulp in. Blijf zo mogelijk water met
een spons of doek op de ogen
deppen, terwijl u naar een arts of het
ziekenhuis gaat.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Als u elektrolyt op de huid krijgt,dient u de desbetreffende plaats zeer
grondig te wassen. Als het pijn doet
of brandt, roept u meteen medische
hulp in.
• Als u elektrolyt op uw kleding krijgt, kan deze erdoorheen op de huid
komen. Trek onmiddellijk de kleding
uit en volg, indien nodig, de
procedure zoals hierboven
beschreven.
• Als u per ongeluk elektrolyt inslikt, moet u veel water of melk drinken.
Schakel zo snel mogelijk medische
hulp in.
Wanneer het vloeistofniveau van de
12V-accu te laag is
Gebruik de 12V-accu niet wanneer er
onvoldoende vloeistof in de 12V-accu
zit. Anders zou de 12V-accu kunnen
ontploffen.
OPMERKING
Wanneer de 12V-accu wordt
opgeladen
Laad de 12V-accu nooit op wanneer het
EV-systeem in werking is. Controleer
ook of alle accessoires zijn
uitgeschakeld.
Bijvullen van gedestilleerd water
Vul niet te veel bij. Anders kan er bij
intensief laden accuvloeistof lekken,
waardoor corrosie kan worden
veroorzaakt.
7.3 Zelf uit te voeren onderhoud
425
7
Onderhoud en verzorging
Page 428 of 610

Bijvullen van ruitensproeiervloeistof
Als een sproeier niet werkt of een
waarschuwingsmelding wordt
weergegeven op het multi-
informatiedisplay, is het
sproeierreservoir mogelijk leeg. Vul
ruitensproeiervloeistof bij.
WAARSCHUWING!
Bij het bijvullen van
ruitensproeiervloeistof
Vul geen ruitensproeiervloeistof bij als
het EV-systeem warm is of nog werkt.
Ruitensproeiervloeistof bevat alcohol
en kan vlam vatten als het bijvoorbeeld
op hete elektromotoronderdelen wordt
gemorst.
OPMERKING
Vul het reservoir uitsluitend met
ruitensproeiervloeistof
Gebruik geen zeepsop of antivries in
plaats van ruitensproeiervloeistof.
Wanneer u dit wel doet, kan de lak van
uw auto worden aangetast en de pomp
beschadigd raken, waardoor er geen
ruitensproeiervloeistof meer kan
worden gesproeid.
Verdunnen van
ruitensproeiervloeistof
Verdun ruitensproeiervloeistof indien
nodig met water.
Raadpleeg de op het etiket van de
ruitensproeiervloeistoffles aangegeven
temperaturen voor de juiste
mengverhouding.
7.3.5 Banden
Vervang of verwissel banden afhankelijk
van het onderhoudsschema en het
slijtagepatroon.
Controleren van de banden
Controleer of de slijtage-indicatoren
zichtbaar zijn op de banden. Controleer
de banden tevens op ongelijkmatige
slijtage, zoals overmatige slijtage aan een
zijde van het loopvlak.
7.3 Zelf uit te voeren onderhoud
426
Page 429 of 610

ANieuwe band
BVersleten loopvlak
CSlijtage-indicator
De plaats van de slijtage-indicatoren
wordt aangegeven met de tekst TWI of de
indicatie
op de wang van de band.
Vervang de band als de slijtage-
indicatoren te zien zijn.
Wanneer moeten banden worden
vervangen
Banden moeten worden vervangen als:
• De slijtage-indicatoren zijn te zien op een band.
• De banden beschadigingen vertonen, zoals insnijdingen, scheuren of
barsten die zo diep zijn dat het
binnenmateriaal zichtbaar wordt en
bulten die duiden op een interne
beschadiging
• Een band vaak leegloopt of niet goed kan worden gerepareerd vanwege de
grootte of plaats van de beschadiging Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige als u er niet zeker van bent.
Levensduur van de banden
Banden die ouder zijn dan 6 jaar moeten
altijd door gekwalificeerd
werkplaatspersoneel worden
gecontroleerd, zelfs als er niet of
nauwelijks met de banden is gereden en
de banden niet beschadigd lijken te zijn.
Als de profieldiepte van winterbanden
minder is dan 4 mm
In dat geval gaat de werkzaamheid van
de winterbanden verloren.
Vervangen van banden
Uw auto is mogelijk niet uitgerust met
het volgende gereedschap en een krik
voor het vervangen van een wiel. Schaf
in dat geval het gereedschap en een krik
aan als u de banden vervangt. U kunt het
gereedschap en de krik aanschaffen bij
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
• Wielmoersleutel
• Krik
• Krikslinger
WAARSCHUWING!
Bij het controleren of vervangen van
de banden
Houd u aan de volgende
voorzorgsmaatregelen om ongevallen
te voorkomen. Het niet in acht nemen
van deze voorzorgsmaatregelen kan
schade aan de aandrijflijn veroorzaken
en gevaarlijke rijeigenschappen tot
gevolg hebben, waardoor een ongeval
kan ontstaan met mogelijk dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg.
7.3 Zelf uit te voeren onderhoud
427
7
Onderhoud en verzorging
Page 430 of 610

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Gebruik geen banden vanverschillende merken, types of
profielen. Gebruik ook geen banden
met duidelijk verschillende
slijtagepatronen door elkaar.
• Gebruik uitsluitend de door Toyota voorgeschreven bandenmaat.
• Gebruik geen verschillende soorten banden (radiaalbanden,
gordelbanden met diagonaalkarkas
en diagonaalbanden) door elkaar.
• Gebruik geen zomer-, all-season- en winterbanden door elkaar.
• Gebruik nooit banden onder uw auto die zijn gebruikt onder een andere
auto. Door het gebruik van banden
waarvan het verleden onbekend is,
loopt u extra risico.
• Sleep of trek nooit andere voertuigen als een gemonteerde band is
gerepareerd met behulp van de
bandenreparatieset. De belasting
van de band kan leiden tot
onverwachte schade aan de band.
OPMERKING
Rijden over onverharde wegen
Wees extra voorzichtig bij het rijden
over onverharde wegen en wegen met
kuilen. Dergelijke omstandigheden
hebben mogelijk een verlaging van de
bandenspanning tot gevolg, waardoor
de verende werking van de banden
vermindert. Bovendien kunnen de
banden zelf en de velgen en carrosserie
beschadigd raken bij het rijden over
onverharde wegen.
Als tijdens het rijden in elke band een
te lage bandenspanning ontstaat
Rijd niet verder als de bandenspanning
te laag is, anders kunnen de banden
en/of velgen ernstig beschadigd raken. Wisselen van banden
Wissel de banden zoals aangegeven in de
afbeelding.
AVoor
Toyota beveelt aan om de banden
ongeveer elke 10.000 km van plaats te
wisselen om een gelijkmatig
slijtagepatroon en een langere
levensduur van de banden te verkrijgen.
Vergeet niet na het wisselen van de
banden het
bandenspanningswaarschuwingssysteem
te initialiseren.
Bij het wisselen van wielen
Zorg ervoor dat het contact UIT staat. Als
de banden worden gewisseld terwijl het
contact AAN staat, wordt de
bandenpositiegegevens niet bijgewerkt.
Wanneer per ongeluk op deze manier
gehandeld is, zet het contact dan UIT en
vervolgens AAN, of initialiseer het
bandenspanningswaarschuwingssysteem
nadat is gecontroleerd of de
bandenspanning juist is.
Bandenspanningswaarschuwingssysteem
Uw auto is uitgerust met een
bandenspanningswaarschuwingssysteem
dat gebruikmaakt van
bandenspanningssensoren en -zenders
om een lage bandenspanning te
signaleren voordat deze tot problemen
leidt.
7.3 Zelf uit te voeren onderhoud
428
Page 431 of 610

Het
bandenspanningswaarschuwingssysteem
van deze auto kent 2 verschillende
soorten waarschuwingen.
• Wanneer “Adjust Pressure” (brengbanden op spanning) wordt
weergegeven (normale
waarschuwing)
Er wordt een waarschuwing gegeven
middels het waarschuwingslampje lage
bandenspanning en een
waarschuwingszoemer wanneer de
bandenspanning mogelijk te laag is als
gevolg van het natuurlijk weglekken van
lucht alsmede bij wijzigingen in de
bandenspanning overeenkomstig de
buitentemperatuur.
• Wanneer “Immediately Check tyre when Safe” (controleer de band zodra
dat veilig kan) wordt weergegeven
(noodwaarschuwing)
Er wordt een waarschuwing gegeven
middels het waarschuwingslampje lage
bandenspanning en een
waarschuwingszoemer wanneer de
bandenspanning plotseling te laag is.
Het systeem kan echter mogelijk geen
plotselinge klapband e.d. signaleren.
• De door het bandenspanningswaarschuwingssysteem
gesignaleerde bandenspanning kan
op het multi-informatiedisplay
worden weergegeven. Wijzigen van de eenheid
1. Breng de auto op een veilige plaats tot stilstand en schakel het EV-systeem
uit.
2. Start het EV-systeem. De eenheid kan niet worden gewijzigd
wanneer de auto rijdt.
3. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om
te
selecteren.
4. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel, selecteer
“Vehicle Settings”
(voertuiginstellingen) en houd
vervolgens OK ingedrukt.
5. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel, selecteer “TPWS
setting” (TPWS-instellingen) en druk
vervolgens op OK.
6. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel, selecteer
“Setting Unit” (instellen eenheid) en
druk vervolgens op OK.
7. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel, selecteer de
gewenste eenheid en druk vervolgens
op OK.
Periodieke controle van de
bandenspanning
Het
bandenspanningswaarschuwingssysteem
vervangt de periodieke controle van de
bandenspanning niet. Controleer daarom
ook zelf regelmatig de bandenspanning.
Bandenspanning
• Nadat het contact AAN is gezet, kan het enkele minuten duren voordat de
bandenspanning wordt weergegeven.
Het kan ook enkele minuten duren
voordat de bandenspanning wordt
weergegeven nadat de banden op
spanning zijn gebracht.
7.3 Zelf uit te voeren onderhoud
429
7
Onderhoud en verzorging
Page 432 of 610

• De bandenspanning verandert met detemperatuur.
De weergegeven waarden kunnen
verschillen van de waarden die met
andere bandenspanningmeters
worden gemeten.
Situaties waarin het
bandenspanningswaarschuwings-
systeem mogelijk niet goed werkt
• Onder de volgende omstandigheden werkt het bandenspannings-
waarschuwingssysteem mogelijk niet
goed.– Als er niet-originele Toyota-velgen zijn gemonteerd.
– Er is een band vervangen door een exemplaar dat niet overeenkomt
met de OE-specificaties (Original
Equipment).
– Er is een band vervangen door een exemplaar dat niet de
voorgeschreven maat heeft.
– Er zijn sneeuwkettingen gemonteerd.
– Als de ruiten zijn voorzien van een coating die de ontvangst van de
radiografische signalen nadelig
beïnvloedt.
– Als de auto bedekt is met sneeuw of ijs, vooral bij de wielen of de
wielkasten.
– Als de bandenspanning aanzienlijk hoger is dan de voorgeschreven
waarde.
– Als er banden zonder bandenspanningssensor en -zender
zijn gebruikt.
– Als de identificatiecode op de bandenspanningssensoren en
-zenders niet is geregistreerd in de
bandenspanningswaarschuwings-
systeem-ECU.
• In de volgende situaties kunnen de prestaties worden beïnvloed.– In de buurt van een televisiezendmast,
elektriciteitscentrale, tankstation,
radiozender, videowall, luchthaven
of andere locatie waar sterke
radiogolven of elektromagnetische
velden aanwezig zijn
– Als u een draagbare radio, mobiele telefoon, draadloze telefoon of een
ander draadloos
communicatiemiddel bij u draagt
Als de bandenpositiegegevens niet juist
worden weergegeven als gevolg van
slechte ontvangst van de radiogolven,
kan de weergave worden hersteld door
verder te rijden en zo de ontvangst van
de radiogolven te veranderen.
• Wanneer de auto geparkeerd is, kan het langer duren voordat de
waarschuwing verschijnt of verdwijnt.
• Wanneer de bandenspanning snel daalt, zoals bij een klapband, dan
verschijnt de waarschuwing mogelijk
niet.
Plaatsen van bandenspannings-
sensoren en -zenders
Bij het vervangen van banden of velgen
moeten de bandenspanningssensoren en
-zenders ook worden geplaatst.
Als er nieuwe bandenspanningssensoren
en -zenders geplaatst worden, moeten de
identificatiecodes van deze componenten
worden geregistreerd in de
bandenspanningswaarschuwings-
systeem-ECU en moet het
bandenspanningswaarschuwings-
systeem worden geïnitialiseerd.
(→Blz. 435)
Bij het vervangen van banden en velgen
Als de identificatiecode van de
bandenspanningssensor en -zender niet
is geregistreerd, werkt het
bandenspanningswaarschuwingssysteem
niet correct. Na ongeveer 10 minuten
rijden gaat het waarschuwingslampje
lage bandenspanning gedurende
7.3 Zelf uit te voeren onderhoud
430