Tijdens het remmen (regeneratief
remmen)
De elektromotor (tractiemotor) laadt de
tractiebatterij op.
Door actief gebruik te maken van het
regeneratieve remmen kan de actieradius
worden vergroot doordat elektriciteit
wordt opgeslagen in de tractiebatterij.
Laden
De batterij-elektrische auto rijdt op
elektriciteit die afkomstig is van een
externe voedingsbron en wordt
opgeslagen in de tractiebatterij. Voor het
laden kunnen niet alleen openbare
laadstations, maar ook contactdozen
thuis worden gebruikt. Bij conventionele
auto's moet brandstof getankt worden,
maar hier moeten andere procedures
gevolgd worden. Lees daarom het
volgende aandachtig door.
• Laaduitrusting (→blz. 78)
• AC-laadkabel (→blz. 81)
• Voedingsbronnen die kunnen wordengebruikt (→blz. 94)
• Wat u moet weten voor het laden (→blz. 99)
• Procedure voor het laden van uw auto (→blz. 102, blz. 110)
• Wanneer de normale procedure voor laden niet kan worden uitgevoerd
(→blz. 131)
Regeneratief remmen
In de volgende situaties wordt kinetische
energie omgezet in elektrische energie
en wordt er een afremmingskracht
gegenereerd terwijl tegelijkertijd de
tractiebatterij wordt opgeladen.
• Het gaspedaal wordt losgelaten terwijl er wordt gereden met de transmissie
in stand D.
• Het rempedaal wordt ingetrapt terwijl er wordt gereden met de transmissie
in stand D. Opladen van de 12V-accu
De 12V-accu wordt geladen via de
tractiebatterij als het EV-systeem in
werking is of terwijl de tractiebatterij
wordt geladen.
Als de auto langere tijd niet is gebruikt,
is de 12V-accu mogelijk ontladen
geraakt door zelfontlading. Volg de
juiste procedures als dit gebeurt.
(→Blz. 490)
Als de auto gedurende langere tijd niet
wordt gebruikt
• Laad de tractiebatterij eens per
maand als de auto gedurende langere
tijd niet wordt gebruikt. Hierdoor is de
tractiebatterij beschermd tegen
extreme spanningsafname door
zelfontlading.
• Als de auto gedurende langere tijd niet wordt gebruikt, wordt de
12V-accu opgeladen door de
tractiebatterij om de kans te
verkleinen dat de 12V-accu ontladen
raakt. In dat geval kan de
koelventilator gaan draaien; dit duidt
echter niet op een storing.
• Laat de klep van de laadaansluiting niet openstaan en laat de laadkabel
niet aangesloten op de auto, om te
voorkomen dat de 12V-accu ontladen
raakt.
Laden van de tractiebatterij
Zorg ervoor dat het laadniveau altijd
voldoende is voor uw rijbehoeften.
Als de tractiebatterij volledig ontladen
is, kan er niet met de auto gereden
worden. Laad de batterij zo snel mogelijk
als deze ontladen raakt.
Als de tractiebatterij ontladen raakt
• Als de tractiebatterij ontladen raakt, gaat het waarschuwingslampje
tractiebatterij ontladen branden of
knipperen en wordt er een melding
weergegeven op het multi-
informatiedisplay. (→Blz. 464)
2.1 EV-systeem
69
2
EV-systeem
– Als de koeler van de tractiebatterijin werking is, ziet de lader dit als het
opladen van de batterij. Als deze
functie in werking is terwijl er een
lader die laadkosten berekent is
aangesloten op de auto, worden er
AC-laadkosten in rekening
gebracht.
Wijzigen van de instellingen van de
koeler van de tractiebatterij
De instellingen kunnen worden gewijzigd
via
op het multi-informatiedisplay.
Gebruik de bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om (→blz. 150) om
“Vehicle Settings” (voertuiginstellingen),
“Charging Settings” (laadinstellingen) of
“Battery Cooler” (batterijkoeler) te
selecteren en de instelling te wijzigen.
Als “Off” (uit) wordt geselecteerd, wordt
het vermogen van de tractiebatterij
mogelijk beperkt, afhankelijk van de
rijomstandigheden.
2.2.6 Laadtips
In dit hoofdstuk worden methoden
toegelicht voor het gebruiken van de
laadfunctie van deze auto en het bekijken
van informatie met betrekking tot het
laden.
Systematisch laden
Om de batterij-elektrische auto optimaal
te kunnen gebruiken adviseren we de
auto wanneer mogelijk te laden.
Voor vertrek van huis
Om de batterij-elektrische auto te
kunnen gebruiken moet de tractiebatterij
voor het vertrek van huis worden
geladen. Onderweg naar de bestemming of op de
bestemming
Laad de tractiebatterij bij het
dichtstbijzijnde laadstation als de
resterende lading in de batterij laag is.
Tijdens het parkeren
Bij auto's met een solarlaadsysteem
wordt zonne-energie gebruikt om de
tractiebatterij te laden als aan de
noodzakelijke voorwaarden zoals
parkeren is voldaan. (→Blz. 127)
Als de tractiebatterij volledig geladen is,
wordt de tractiebatterij niet via het
solarlaadsysteem geladen.
2.2 Laden
98
WAARSCHUWING!(Vervolg)
Voorzorgsmaatregelen bij laden
Deze auto is ontworpen om geladen te
worden via een externe voedingsbron
met behulp van een AC-laadkabel die
exclusief is bedoeld voor standaard
wandcontactdozen.
De auto verschilt echter op de volgende
manieren sterk van standaard
huishoudelijke elektrische apparaten
en onjuist gebruik kan brand of
elektrische schokken veroorzaken, met
mogelijk dodelijk of ernstig letsel tot
gevolg.
• Tijdens het laden zal er langdurig eenhoge stroom lopen.
• Het laden kan buiten plaatsvinden.
OPMERKING
Voorzorgsmaatregelen bij laden
Om op de juiste manier te laden, dient u
onderstaande uitleg te lezen en de
procedure te volgen. Het laden moet
worden uitgevoerd door bestuurders die
over een geldig rijbewijs beschikken en
die de procedure van het laden
begrijpen.
• Laat mensen die niet gewend zijn aan opladen, zoals kinderen, niet zonder
toezicht opladen.
• Houd de AC-laadkabel altijd buiten bereik van kinderen.
• Volg als u de auto laadt met een lader de instructies van de lader.
Controleer voorafgaand aan het laden
het volgende
Controleer voor het laden altijd het
volgende.
• De parkeerrem is geactiveerd. (→Blz. 224)
• Het contact wordt UIT gezet. (→Blz. 214)
• Verlichting, zoals koplampen, alarmknipperlichten en
interieurverlichting, is uitgeschakeld. Als verlichting is ingeschakeld, is
daarvoor elektriciteit nodig waardoor
de laadtijd toeneemt.
Controleren van de AC-laadkabel
Controleer voor het laden of alle
onderdelen van de AC-laadkabel in goede
staat verkeren. (→Blz. 89)
Tijdens het laden
• Het starttijdstip voor het laden kan afwijken, afhankelijk van de status van
de auto, maar dit duidt niet op een
storing.
• Tijdens het laden kunt u geluid horen in de buurt van de tractiebatterij
overeenkomstig de werking van de
airconditioning of de “Battery Cooler”
(batterijkoeler) (→blz. 97).
• Tijdens en na het laden kunnen het elektromotorcompartiment en de
omgeving waar de tractiebatterijlader
gemonteerd is, warm zijn.
• Het oppervlak van het CCID (Charging Circuit Interrupting Device,
onderbrekingsapparaat laadsysteem)
kan heet worden. Dit is normaal en
duidt niet op een storing.
• Afhankelijk van de radiogolven kan er ruis hoorbaar zijn op de radio.
Wanneer een openbare laadfaciliteit
wordt gebruikt
• Controleer de instelling van de laadschemafunctie als een openbare
laadfaciliteit wordt gebruikt.– Als het laadschema is geregistreerd, schakel de functie dan tijdelijk uit of
zet “Nu opladen” aan. (→Blz. 115)
– Als het laadschema ingesteld is op “Aan”, zal het laden niet gestart
worden, zelfs niet als de
AC-laadkabel is aangesloten. Verder
kunnen er laadkosten in rekening
worden gebracht door het
aansluiten van de AC-laadkabel.
2.2 Laden
100
• Als de batterijverwarming in werkingis. (→Blz. 97)
• Als de “Battery Cooler” (batterijkoeler) in werking is geweest
vóór het laden. (→Blz. 97)
• Als de stekker warmte genereert door een losse aansluiting, enz.
• Als de voeding van de lader wordt gewijzigd.
• Als geregeld en herhaaldelijk gebruik wordt gemaakt van DC-laden.
• Bij het selecteren van een andere instelling dan MAX voor “DC charging
power” (DC-laadvermogen).
• Als de temperatuur van de laadgerelateerde onderdelen te hoog
is.
Elektriciteit voor laden
Deze auto kan worden geladen tot
maximaal ongeveer 7 kW.
Afhankelijk van de gebruikte lader of de
AC-laadkabel wordt de elektriciteit voor
laden mogelijk beperkt.
2.2.8 Procedure voor AC-laden
In dit hoofdstuk wordt de procedure
behandeld voor het laden van de
tractiebatterij met een AC-laadkabel.
Volg bij het laden via een AC-lader de
gebruiksinstructies van de AC-lader.
Controleer voor het laden of “Nu
opladen” aangezet is als er een
laadschema is geregistreerd. (→Blz. 119,
blz. 123)
OPMERKING
Bij gebruik van de AC-laadkabel en
bijbehorende onderdelen
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht om
schade aan de AC-laadkabel en
bijbehorende onderdelen te voorkomen.
• Als het laden wordt onderbroken of afgebroken, verwijder dan de
laadstekker voordat u de stekker
verwijdert.
• Controleer bij het verwijderen van de AC-laadkabel of de laadstekker
ontgrendeld is.
• Trek niet met kracht aan de afdekkap van de laadstekker en de kap van het
AC-laadcontact.
• Stel de laadstekker tijdens het laden niet bloot aan trillingen. Hierdoor zou
het laden onderbroken kunnen
worden.
• Steek niets anders in het AC-laadcontact dan de laadstekker.
• Houd de stekker goed vast bij het huis tijdens het in de contactdoos steken
en uit de contactdoos verwijderen van
de stekker.
• Beschadig de kap van het AC-laadcontact niet met een scherp
voorwerp.
• Trek niet met kracht aan de AC-laadkabel als deze ergens klem zit
of in de knoop zit. Als de kabel in de
knoop zit, haal hem dan uit de knoop
alvorens hem te gebruiken.
AC-laadcontact
Haal het AC-laadcontact niet uit elkaar
en modificeer of repareer het niet. Neem
contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige als het AC-laadcontact
gerepareerd moet worden.
Voorzorgsmaatregelen bij laden
→Blz. 99
2.2 Laden
102
Als de laadindicator van de
laadaansluiting knippert na het
aansluiten van de AC-laadkabel
Er is een laadschema (→blz. 115)
geregistreerd en het laden kan niet
worden uitgevoerd. Om het laden middels
het laadschema uit te schakelen en te
beginnen met laden moet een van de
onderstaande procedures worden
uitgevoerd.
• Zet “Nu opladen” aan (→blz. 119,blz. 123)
• Verwijder de laadstekker en sluit hem direct weer aan terwijl de
laadindicator knippert.
Als de laadstekker niet in het
AC-laadcontact kan worden gestoken
→Blz. 92
Veiligheidsfunctie
Het laden wordt niet gestart als de
laadstekker niet vergrendeld is.
Als de laadindicator niet gaat branden
nadat de laadstekker aangesloten is,
verwijder dan de stekker en sluit hem
opnieuw aan. Controleer of de
laadindicator van de laadaansluiting nu
wel brandt.
De laadtijd kan toenemen
→Blz. 101 Laden bij een openbaar laadstation
met autorisatiefunctie
Als tijdens het laden een portier wordt
ontgrendeld, wordt de laadstekker
ontgrendeld en wordt het laden
onderbroken.
In dat geval wordt de autorisatie van het
laadstation geannuleerd en kan het
laden mogelijk niet weer worden
gestart. Sluit de laadstekker weer aan en
voer de autorisatie voor het laadstation
uit.
Als de stroomonderbreker in werking
treedt tijdens het laden
De bovenste limiet van de laadstroom
kan worden gewijzigd op het
multi-informatiedisplay of het scherm
van het multimediasysteem.
• Instellingen uitvoeren op het
multi-informatiedisplay
1. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om
te
selecteren.
2. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Vehicle
Settings” (voertuiginstellingen) te
selecteren en houd vervolgens
ingedrukt.
3. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Charging
Settings” (laadinstellingen) te
selecteren en druk vervolgens op
.
Het scherm “Charging Settings”
(laadinstellingen) wordt
weergegeven.
4. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Charging
Current” (laadstroom) te selecteren
en druk vervolgens op
.
Het scherm “Charging Current”
(laadstroom) wordt weergegeven.
2.2 Laden
105
2
EV-systeem
Steek de DC-laadstekker erin; de
stekker wordt automatisch
vergrendeld.
Zorg er bij het aansluiten van de
DC-laadstekker op het laadcontact
voor dat de identificatiesymbolen
hetzelfde zijn.
De vorm van en het omgaan met de
DC-laadstekker verschilt per type
DC-lader. Voer de handelingen uit
overeenkomstig de procedures van de
DC-lader.
5. Bedien de DC-lader en start het laden. Volg de procedures van de DC-lader
om het laden te starten.
Het laden start nadat een
systeemcontrole is uitgevoerd.
6. Controleer of de laadindicator van de laadaansluiting gaat branden.
Als de laadindicator niet brandt, is het
laden niet gestart.
Stop het laden overeenkomstig de
procedures van de DC-lader als u het
DC-laden wilt onderbreken.
De laadtijd kan toenemen
→Blz. 101 Als de DC-laadstekker niet in het
laadcontact kan worden gestoken
→Blz. 93
Als er een melding met betrekking tot
een storing in de auto aan de zijde van
de DC-lader wordt weergegeven
Zelfs als er een melding met betrekking
tot een storing in de auto aan de zijde van
de DC-lader (bijv. storing auto gevonden,
storing auto opgetreden) wordt
weergegeven, is er geen storing in de
auto aanwezig, maar is er mogelijk sprake
van een communicatiefout tussen de
DC-lader en de auto. In dat geval is er
mogelijk een aansluiting beschadigd
(slecht contact) in de DC-laadstekker. Als
er sprake is van een storing in de auto,
neem dan contact op met de beheerder
van de DC-lader.
Tijdens DC-laden
• De huidige ladingstoestand kan
worden gecontroleerd op het
multi-informatiedisplay.
• De werkelijke laadtijd kan verschillen van de tijd die tijdens het laden wordt
weergegeven op de DC-lader.
• Er kunnen gevallen zijn waarin de radio niet te horen is vanwege
geluiden tijdens DC-laden.
• Naarmate de batterij bijna volledig is geladen, neemt de laadsnelheid af en
duurt het langer voordat het laden is
voltooid.
• De tijd die nodig is om het opladen te voltooien, kan veranderen of het laden
wordt mogelijk gestopt voordat de
bovenste limiet van de laadcapaciteit
wordt bereikt vanwege de resterende
lading van de tractiebatterij, de
buitentemperatuur, de specificaties
van de lader (stander), enz.
• Het verdient aanbeveling frequent DC-laden te voorkomen om een
afname van de capaciteit van de
tractiebatterij te voorkomen.
2.2 Laden
111
2
EV-systeem
• Verlaat de DC-laadlocatie als hetDC-laden is voltooid snel zodat andere
gebruikers er gebruik van kunnen
maken.
DC-laadvermogen instellen
U kunt de limiet voor het DC-
laadvermogen wijzigen op het
multi-informatiedisplay of het scherm
van het multimediasysteem.
• Instellingen uitvoeren op het multi-informatiedisplay
1. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om
te
selecteren.
2. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Vehicle
Settings” (voertuiginstellingen) te
selecteren en houd vervolgens
ingedrukt.
3. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Charging
Settings” (laadinstellingen) te
selecteren en druk vervolgens op
.
Het scherm “Charging Settings”
(laadinstellingen) wordt
weergegeven.
4. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “DC charging
power” (DC-laadvermogen) te
selecteren en druk vervolgens op
.
Het scherm “DC charging power”
(DC-laadvermogen) wordt
weergegeven.
5. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om het
laadvermogen (MAX, “125 kW”,
“100 kW”, “75 kW”, “50 kW”) te
selecteren en druk vervolgens op
.
*Het maximale vermogen tijdens het
opladen is beperkt tot het geselecteerde
vermogen of lager. Als MAX wordt geselecteerd, wordt de
auto opgeladen met het maximale
laadvermogen.
• Instellingen uitvoeren op het scherm
van het multimediasysteem
1. Selecteer
.
2. Selecteer “Vehicle customize” (voertuig aanpassen).
3. Selecteer “Charging” (laden).
4. Selecteer “DC charging power” (DC-laadvermogen).
5. Selecteer MAX, “125 kW”, “100 kW”, “75 kW” of “50 kW”.
*Het maximale vermogen tijdens het
opladen is beperkt tot het geselecteerde
vermogen of lager.
Als MAX wordt geselecteerd, wordt de
auto opgeladen met het maximale
laadvermogen.
Wijzigen van de instellingen voor
“Charging Limit” (laadlimiet)
→Blz. 106
Als “Check Charging System Close
Charging Port Lid See Owner’s Manual”
(controleer laadsysteem, sluit klep
laadaansluiting, zie handleiding) wordt
weergegeven op het
multi-informatiedisplay
Als de systeemcontrole na DC-laden niet
succesvol wordt voltooid, start het
EV-systeem niet, zelfs niet als de
startknop wordt ingedrukt terwijl het
rempedaal wordt ingetrapt.
Voer een systeemcontrole uit met de
volgende procedures.
1. Activeer de parkeerrem en zet het contact UIT.
2. Sluit de afdekkap van het laadcontact en sluit de klep van de
laadaansluiting.
3. Controleer of “Checking Charging System” (controleren laadsysteem)
wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay als het
contact AAN wordt gezet.
2.2 Laden
112
2.2.10 Gebruik van de
laadschemafunctie
AC-laden kan worden uitgevoerd op het
gewenste tijdstip door het laadschema te
registreren.
Kalenderinstellingen
Het laadschema wordt uitgevoerd
volgens de datum en tijd die op het
multi-informatiedisplay worden
weergegeven. Raadpleeg “Weergave
instellingen” (→blz. 152)
Als het controlescherm voor de
kalenderinstellingen wordt weergegeven
wanneer geprobeerd is om een
laadschema te registreren, controleer dan
of de juiste datum is ingesteld. Als deze
niet juist is, pas hem dan aan.
Als de kalenderinformatie niet klopt,
werkt de laadschemafunctie niet
normaal.
Instellingen van de laadschemafunctie
Bij het registreren van het laadschema
kunnen de volgende instellingen worden
gewijzigd.
Selecteren van de laadmodus
Een van de twee onderstaande laadmodi
kan worden geselecteerd
“Start”
Start het laden op het ingestelde tijdstip
*
en beëindigt het laden als de auto
volledig geladen is.
“Start-Stop”
Het AC-laden vindt plaats vanaf de
ingestelde starttijd tot de ingestelde
stoptijd.
*
*
Het starten van het laden kan iets
afwijken van het ingestelde tijdstip
vanwege de toestand van de
tractiebatterij. Herhalingsinstelling
Het periodieke laadschema kan worden
ingesteld door de gewenste dag van de
week te selecteren. Selecteer een of meer
dagen van de week voor het laadschema.
Aan- en uitzetten van “Nu opladen”
Om met het laden te beginnen zonder het
ingestelde laadschema te wijzigen moet
“Nu opladen” aangezet worden om het
laadschema tijdelijk te annuleren en
laden na het aansluiten van de
AC-laadstekker mogelijk te maken.
*
*
Als de laadstekker tijdens het laden
wordt verwijderd terwijl er een
laadschema is geregistreerd een “Nu
opladen” “Aan” is, gaat “Nu opladen”
“Uit”.
“Volgende geb.”
“Volgende geb.” verwijst naar het
laadschema dat van de geregistreerde
laadschema's het dichtst bij het actuele
tijdstip ligt. Overeenkomstig het
laadschema wordt AC-laden uitgevoerd
bij de “Volgende geb.”.
Registreren van het laadschema
Het laadschema kan worden
geregistreerd op het multi-
informatiedisplay of het scherm van het
multimediasysteem.
• Bediening multi-informatiedisplay: →blz. 117
• Bediening scherm multimediasysteem: →blz. 120
2.2 Laden
115
2
EV-systeem