Laadschema
• Het laadschema kan niet tijdens hetrijden worden ingesteld.
• Er kunnen maximaal 15 laadschema's worden geregistreerd.
Als de laadmodus is ingesteld op
“Start-Stop” en de starttijd en stoptijd
op dezelfde tijd zijn ingesteld, wordt het
laden gedurende 24 uur, vanaf de
starttijd, uitgevoerd.
De laadschemafunctie kan niet worden
gebruikt in combinatie met DC-laden.
Controleren of de laadschemafunctie
goed werkt
Controleer het volgende.
• Stel de klok in op het juiste tijdstip (→blz. 152)
• De kalender wordt op de juiste datum ingesteld (→blz. 152)
• Controleer of het contact UIT staat.
• Sluit na het opslaan van het laadschema de AC-laadstekker aan.
Het starttijdstip voor het laden wordt
vastgesteld op basis van het
laadschema op het moment dat de
AC-laadstekker werd aangesloten.
• Sluit de AC-laadstekker aan voor de starttijd.
Als de laadmodus is ingesteld op
“Start” en u de AC-laadstekker na de
ingestelde starttijd aansluit, wordt er
naar het volgende laadschema
verwezen.
Als de laadmodus is ingesteld op
“Start-Stop” en u de AC-laadstekker
na de starttijd aansluit, wordt het
laden onmiddellijk gestart en wordt er
geladen tot de stoptijd.
• Controleer na het aansluiten van de AC-laadstekker of de laadindicator
van de laadaansluiting knippert
(→blz. 81)
• Gebruik geen contactdoos met uitschakelfunctie (of timerfunctie). Gebruik een contactdoos waar
constant spanning op staat. Bij
contactdozen met uitschakelfunctie
door bijvoorbeeld een timer verloopt
het laden mogelijk niet volgens plan
als de spanning tijdens de ingestelde
tijd uitgeschakeld wordt.
Als de AC-laadstekker aangesloten
blijft op de auto
• Zelfs wanneer de laadmodus is ingesteld op “Start” en er meerdere
opeenvolgende laadschema's zijn
geregistreerd, wordt de volgende
laadprocedure niet uitgevoerd
volgens het laadschema als de
AC-laadstekker na het voltooien van
de laadprocedure niet is verwijderd en
opnieuw is aangesloten. Verder zal, als
de tractiebatterij volledig geladen is,
het laadschema niet worden
uitgevoerd.
• Als de stoptijd voor het laden wordt bereikt voordat de tractiebatterij
volledig is geladen en de laadmodus is
ingesteld op “Start-Stop”, wordt het
eerstvolgende schema na de stoptijd
bijgewerkt als het volgende
laadschema en wordt het laden
herhaald totdat de batterij volledig is
geladen.
Als laadschema's worden genegeerd
Als de volgende handelingen worden
uitgevoerd terwijl het laadschema
stand-by staat, wordt het laadschema
tijdelijk geannuleerd en wordt er
begonnen met laden.
• Als de op afstand bedienbare airconditioning (→blz. 383) wordt
ingeschakeld
• Als de “Mijn ruimte-modus” wordt ingeschakeld (→blz. 124)
• Als “Nu opladen” wordt ingeschakeld (→blz. 119, blz. 123)
• Als er een handeling wordt uitgevoerd waardoor het laden middels het
tijdschema tijdelijk wordt
geannuleerd (→blz. 105)
2.2 Laden
116
“Battery Heater” (batterijverwarming)
(→blz. 96)/“Battery Cooler”
(batterijkoeler) (→blz. 97)
Afhankelijk van de temperatuur van de
tractiebatterij wordt de verwarming van
de tractiebatterij of de
tractiebatterijkoeler mogelijk
geactiveerd en gaat de laadindicator
mogelijk branden terwijl de timer wacht
op het opladen.
Instellingen uitvoeren op het
multi-informatiedisplay
Gebruik de bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel als het laadschema
wordt gebruikt.
ABedieningstoetsen
instrumentenpaneel (→blz. 150)
BMulti-informatiedisplay
Registreren van het laadschema 1. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om
te
selecteren.
2. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Vehicle
Settings” (voertuiginstellingen) te
selecteren en houd vervolgens
ingedrukt.
3. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Charging
Settings” (laadinstellingen) te
selecteren en druk vervolgens op
. Het scherm “Charging Settings”
(laadinstellingen) wordt
weergegeven.
4. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om
“Oplaadschema” te selecteren en druk
vervolgens op
.
Het scherm “Oplaadschema” wordt
weergegeven.
5. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Geplande
gebeurt.” te selecteren en druk op
.
Het scherm “Geplande gebeurt.”
wordt weergegeven.
6. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “+
toevoegen” te selecteren en druk
vervolgens op
.
Het scherm “Charging Mode”
(laadmodus) wordt weergegeven.
2.2 Laden
117
2
EV-systeem
Wijzigen van de geregistreerde
laadschema's
De geregistreerde laadschema's kunnen
worden gewijzigd of gewist.1. Voer stap 1totenmet5 van de
procedure “Registreren van het
laadschema” (→blz. 117) uit en geef
het scherm “Geplande gebeurt.” weer.
Er wordt een lijst met geregistreerde
laadschema's weergegeven.
2. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om het item te
selecteren dat u wilt wijzigen en houd
vervolgens
ingedrukt.
Het scherm “Edit Event” (gebeurtenis
bew.) wordt weergegeven.
3. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om het item te
selecteren dat u wilt bewerken, druk
op
en voer de noodzakelijke
handeling uit. • “Edit” (bewerken)
Wijzig de gewenste instellingen zoals
beschreven vanaf stap 7van de
procedure “Registreren van het
laadschema”. (→Blz. 117)
Druk op
om terug te keren naar
het vorige scherm.
• “Delete” (verwijderen) Er wordt een bevestigingsscherm
voor het verwijderen weergegeven.
Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Yes” ( ja) te
selecteren en druk vervolgens op
om het geselecteerde laadschema te
verwijderen.
Selecteer “No” (nee) en druk op
om het wissen te annuleren.
Druk op
om terug te keren naar
het vorige scherm.
Instellen van “Nu opladen” op “Aan”.
De instelling “Nu opladen” kan worden
gewijzigd door het uitvoeren van een van
de twee onderstaande procedures.
Via het scherm “Oplaadschema” 1. Voer stap 1totenmet4 van de
procedure “Registreren van het
laadschema” (→blz. 117) uit en geef
het scherm “Oplaadschema” weer.
2. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Nu opladen”
te selecteren en druk vervolgens op
.
Elke keer als op
wordt gedrukt,
schakelt “Nu opladen” tussen “Aan” en
“Uit”.
Via het scherm “Closing Display”
(eindscherm)
*
*
Als “Closing Display” (eindscherm) niet
is ingesteld op “Charging Schedule”
(oplaadschema) op het scherm
van
het multi-informatiedisplay, wordt het
“Closing Display” (eindscherm) niet
2.2 Laden
119
2
EV-systeem
weergegeven. Controleer in dat geval de
instellingen op het
multi-informatiedisplay1. Zet het contact UIT. Het scherm “Closing Display” (eindscherm) wordt
weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
(Als het portier is geopend terwijl u
wacht op het laadschema, wordt
hetzelfde scherm weergegeven.)
2. Druk op
om “Nu opladen” “Aan”
te zetten.
Na het voltooien van de instellingen
wordt met laden begonnen zodra de
AC-laadstekker is aangesloten.
“Volgende geb.” weergeven 1. Voer stap 1totenmet4 van de
procedure “Registreren van het
laadschema” (→blz. 117) uit en geef
het scherm “Oplaadschema” weer.
2. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Volgende
geb.” te selecteren en druk vervolgens
op
.
Het scherm “Volgende geb.” wordt
weergegeven.
Wanneer het instellen van het
laadschema wordt geannuleerd
Onder de volgende omstandigheden
wordt het instellen van het laadschema
geannuleerd.
• Het contact wordt bediend voordat de instellingen zijn bevestigd
• De auto rijdt weg
• Er wordt een display weergegeven met een hogere prioriteit dan dat van
de instelling voor het laadschema
OPMERKING
Tijdens het instellen
Zorg ervoor dat bij het instellen bij
uitgeschakeld EV-systeem de 12V-accu
niet ontladen raakt. Instellingen uitvoeren op het scherm
van het multimediasysteem
Raadpleeg de handleiding voor het
multimediasysteem voor meer informatie
over de bediening van het scherm van het
audiosysteem.
Instellingen met betrekking tot het
laadschema worden uitgevoerd op het
scherm “Oplaadschema”.
Weergeven van het scherm
“Oplaadschema”
1. Zet het contact AAN en geef het menuscherm weer.
Het is in stand ACC niet mogelijk om
de instellingen van het oplaadschema
te beheren.
ACONTACT AAN
2. Selecteer
en “Oplaadschema”, in
die volgorde. Het scherm
“Oplaadschema” wordt weergegeven.
2.2 Laden
120
Wijzigen van de geregistreerde
laadschema's1. Geef het scherm “Oplaadschema” weer. (→Blz. 120)
2. Druk op “Bewerken”. Het scherm “Geplande gebeurt.”
wordt weergegeven.
3. Druk op “Bewerken” op het scherm “Gebeurtenissen”.
4. Selecteer uit de items die op het scherm worden weergegeven het
laadschema dat u wilt wijzigen. • Geregistreerde items wijzigen:
Wijzig de gewenste instellingen zoals
beschreven in stap
3en 4van de
procedure “Registreren van het
laadschema”. (→Blz. 121)
Wanneer een instelling wordt gewijzigd,
wordt ook het icoon ervan op de
kalender gewijzigd.
• Geregistreerde items wissen:
Druk op “Verwijder”.
Er verschijnt een bericht ter bevestiging
van het wissen.
Druk op “Verwijder” om het
geselecteerde laadschema te wissen.
Druk op “Annuleren” of de terugtoets
om het wissen te annuleren.
Wanneer een laadschema wordt gewist,
wordt het icoon ervan ook gewist van de
kalender.
“Nu opladen” inschakelen
1. Geef het scherm “Oplaadschema” weer. (→Blz. 120)
2. Druk op “Nu laden”.
Elke keer als op de toets wordt gedrukt,
schakelt “Nu laden” tussen “Aan” en
“Uit”.
Na het voltooien van de instellingen
wordt met laden begonnen zodra de
AC-laadstekker is aangesloten.
2.2 Laden
123
2
EV-systeem
Als “Charging Stopped High Energy Use See Owner’s Manual” (Opladen is gestopt. Hoog
energieverbruik. Zie handleiding) wordt weergegeven
Waarschijnlijke oorzaakCorrectieprocedure
Er wordt vermogen verbruikt door elektrische
componenten van de auto Controleer de volgende items en voer de
laadprocedure nogmaals uit.
■
Als de koplampen en het audiosysteem
ingeschakeld zijn, schakel ze dan uit.
■ Zet het contact UIT.
Als het laden niet kan worden uitgevoerd,
zelfs niet na het uitvoeren van bovenstaande
stappen, is de 12V-accu mogelijk
onvoldoende geladen. Start het EV-systeem
en wacht ten minste ongeveer 15 minuten om
de 12V-accu op te laden.
Als “Charging System Malfunction See Owner’s Manual” (Storing oplaadsysteem. Zie
handleiding) wordt weergegeven
Waarschijnlijke oorzaak Correctieprocedure
Storing opgetreden in laadsysteem Laat de auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uit-
geruste deskundige.
Als “The Traction Battery Temp is low System put priority on charging to preserve
battery condition” (Temperatuur van tractiebatterij is laag. Systeem geeft prioriteit aan
opladen om batterij te sparen) wordt weergegeven
Waarschijnlijke oorzaak
Correctieprocedure
De opwarmregeling van de tractiebatterij is in
werking (→blz. 96) Als de opwarmregeling van de tractiebatterij
in werking is, wordt het laadschema niet ge-
bruikt en wordt er geladen.
Dit is een regeling om de tractiebatterij te
beschermen en geen storing.
Als “Check Charging System Close Charging Port Lid See Owner’s Manual” (controleer
laadsysteem, sluit klep laadaansluiting, zie handleiding) wordt weergegeven
Waarschijnlijke oorzaak
Correctieprocedure
De systeemcontrole is na het DC-laden niet
volledig uitgevoerd. Het EV-systeem kan niet worden gestart tot-
dat de systeemcontrole goed is uitgevoerd.
Voer een systeemcontrole uit volgens de pro-
cedures op blz. 112.
2.2 Laden
139
2
EV-systeem
OPMERKING(Vervolg)
Als een dergelijk accessoire niet
losgekopppeld is, kan het volgende
gebeuren:
• De portieren kunnen niet wordenvergrendeld.
• Het beginscherm wordt op het multi-informatiedisplay
weergegeven.
• De interieurverlichting, de dashboardverlichting, enz. zullen
branden.
USB-laadaansluitingen type C
De USB-laadaansluitingen type C worden
gebruikt om externe apparaten bij 5 V van
3 A aan stroom te voorzien.
De USB-laadaansluitingen type C zijn
uitsluitend bedoeld voor opladen. Ze zijn
niet ontworpen voor het overbrengen
van gegevens of andere doeleinden.
Afhankelijk van het draagbare apparaat
wordt er mogelijk niet goed opgeladen.
Raadpleeg de handleiding van het
apparaat voordat u de laadaansluiting
gebruikt.
Raadpleeg voor informatie over USB type
A de handleiding voor het
multimediasysteem.
Gebruik van de USB-laadaansluitingen
type C
Middenconsole Achter
De USB-laadaansluitingen type C
kunnen worden gebruikt als
Het contact in stand ACC of AAN staat.
Situaties waarin de USB-
laadaansluitingen type C mogelijk niet
goed werken
• Als er een apparaat dat meer dan 3 A
bij 5 V verbruikt, wordt aangesloten
• Als er een apparaat dat is ontworpen voor communicatie met een pc, zoals
een USB-geheugen, wordt
aangesloten
• Als het aangesloten externe apparaat wordt uitgeschakeld (afhankelijk van
het apparaat)
• Als de temperatuur in de auto hoog is, bijvoorbeeld nadat de auto in de zon
heeft gestaan
Over aangesloten externe apparaten
Afhankelijk van het aangesloten externe
apparaat wordt het opladen mogelijk
een enkele keer onderbroken en
vervolgens weer gestart. Dit wijst niet
op een storing.
6.4 Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur
399
6
Voorzieningen in het interieur
OPMERKING
Voorkomen van schade aan de
USB-laadaansluitingen type C
• Steek geen vreemde voorwerpen in deaansluitingen.
• Mors geen water of andere vloeistoffen in de aansluitingen.
• Oefen geen overmatige kracht uit op de USB-laadaansluitingen type C en
stel ze niet bloot aan hevige
schokken.
• Demonteer of wijzig de USB-laadaansluitingen type C niet.
Voorkomen van schade aan externe
apparaten
• Laat externe apparaten niet achter in de auto. De temperatuur in de auto
kan hoog oplopen, waardoor het
externe apparaat beschadigd kan
raken.
• Druk niet op een extern apparaat of de kabel ervan en oefen er geen
onnodige druk op uit terwijl het
apparaat is aangesloten.
Voorkomen van ontlading van de
12V-accu
Gebruik de USB-laadaansluitingen type
C niet gedurende lange tijd wanneer het
EV-systeem is uitgeschakeld.
Draadloze lader (indien aanwezig)
U kunt een draagbaar apparaat opladen
door een standaard Wireless Qi-lader die
compatibel is met draagbare apparaten,
bijvoorbeeld smartphones en accu's voor
mobiele telefoons, op het laadgebied te
plaatsen overeenkomstig de
voorschriften van het Wireless Power
Consortium.
Deze functie kan niet worden gebruikt
met draagbare apparaten die groter zijn
dan het oplaadvak. Ook werkt de functie
mogelijk niet normaal, afhankelijk van het
draagbare apparaat. Lees de handleiding
van de te gebruiken draagbare apparaten. Symbool “Qi”
Het symbool “Qi” is een handelsmerk van
het Wireless Power Consortium.
Namen van alle onderdelen
AOplaadvak
BLaadgebied*
CWerkingsindicator
*Draagbare apparaten en draadloze
laders hebben een laadspoel. De
laadspoel in de draadloze lader kan zich
binnen het laadgebied in de buurt van het
midden van het oplaadvak begeven. Als
de laadspoel in een draagbaar apparaat in
het laadgebied wordt gesignaleerd, zal de
spoel in de draadloze lader zich in de
richting van de andere spoel begeven en
wordt het laden gestart. Als de laadspoel
in een draagbaar apparaat zich buiten het
laadgebied begeeft, wordt het laden
automatisch gestopt.
Als er 2 of meer draagbare apparaten op
het oplaadvak worden gelegd, worden de
laadspoelen ervan mogelijk niet goed
gesignaleerd en worden de apparaten
wellicht niet opgeladen.
6.4 Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur
400