hoger elektriciteitsverbruik veroorzaken.
Gebruik banden die geschikt zijn voor het
seizoen.
Bagage
Zware bagage leidt tot een hoger
elektriciteitsverbruik. Neem geen
onnodige bagage mee.
2.1.4 Actieradius
De actieradius die onder andere wordt
weergegeven op het multi-
informatiedisplay toont de
referentieafstand waarover gereden kan
worden. De werkelijke afstand die
gereden kan worden, kan afwijken van de
afstand die wordt weergegeven.
Weergegeven waarde
Een waarde waarbij de rijprestaties
voldoende zijn, wordt geschat op basis
van de resterende lading van de
tractiebatterij, de toestand van de
tractiebatterij, de buitentemperatuur,
enzovoort en wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay. (→Blz. 146)
Als de buitentemperatuur laag is, is het
vermogen van de tractiebatterij mogelijk
lager, waardoor de maximale rijafstand
korter is. Dit duidt echter niet op een
storing. Laad de tractiebatterij eerder op
dan gebruikelijk.
Tips voor het vergroten van de
actieradius
De maximale rijafstand is sterk
afhankelijk van hoe er met de auto
gereden wordt, de wegcondities, het
weer, de buitentemperatuur, het gebruik
van elektrische componenten en het
aantal inzittenden.
De maximale rijafstand kan worden
vergroot door onderstaande
aanwijzingen te volgen:
• Houd een veilige afstand tot uwvoorligger en voorkom onnodig
accelereren en decelereren • Accelereer en decelereer zo vloeiend
mogelijk
• Rijd niet te hard en probeer zo veel mogelijk een constante snelheid aan
te houden
• Stel de airconditioning in op een gematigde temperatuur en voorkom
overmatig gebruik van de
verwarmings- en koelfunctie
• Gebruik banden met de voorgeschreven maat en houd de
bandenspanning op de
voorgeschreven waarde
• Vervoer geen onnodig gewicht in de auto
Manieren waarop wordt aangegeven
dat het laden is voltooid
Het volgende geeft aan dat de
laadprocedure op de juiste manier is
uitgevoerd.
• De laadindicator gaat uit
• “Charging complete” (laden voltooid) wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay als een
portier wordt geopend terwijl het
contact UIT staat. (→Blz. 99)
Ongeacht het type voedingsbron of het
gebruik van de laadschemafunctie is de
laadprocedure voltooid als aan
bovenstaande voorwaarden is voldaan.
Laadgerelateerde meldingen: →blz. 136
2.1 EV-systeem
77
2
EV-systeem
Als de kleppen van de
laadaansluitingen niet kunnen worden
geopend
→Blz. 487
Laadindicator
Het branden/knipperpatroon verandert
op de volgende manieren om de
gebruiker te informeren over de
laadstatus.
Branden/
knipperpa-
troonConditie auto
Brandt ■
Bezig met laden
*1
■Batterijverwarming
(→blz. 96) is in
werking
Knippert nor-
maal
*2
Als het laadschema is ge-
registreerd (→blz. 115)
en de AC-laadkabel is
aangesloten op de auto
Knippert
snel
*2
Als laden niet mogelijk is
door een storing in de
voedingsbron of auto,
enz. (→blz. 132)
*1Het controlelampje brandt minder fel
als het laden is voltooid.
*2Knippert gedurende een bepaalde tijd
en gaat vervolgens uit.
2.2.2 AC-laadkabel
De functie, de bedieningsprocedure, enz.
van de AC-laadkabel worden uitgelegd.
WAARSCHUWING!
Bij gebruik van de AC-laadkabel en
het CCID (Charging Circuit
Interrupting Device,
onderbrekingsapparaat laadsysteem)
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht.
Als u dat niet doet, kunt u een ongeval
veroorzaken, waardoor dodelijk of
ernstig letsel kan ontstaan.
• Probeer de AC-laadkabel, de laadstekker, de stekker en het CCID
(Charging Circuit Interrupting
Device, onderbrekingsapparaat
laadsysteem) niet te demonteren of
repareren. Stop onmiddellijk met
laden als er een probleem optreedt
met de AC-laadkabel of het CCID
(Charging Circuit Interrupting
Device, onderbrekingsapparaat
laadsysteem) en neem contact op
met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
• Stel de AC-laadkabel, de laadstekker, de stekker en het CCID (Charging
Circuit Interrupting Device,
onderbrekingsapparaat
laadsysteem) niet bloot aan sterke
schokken.
• Oefen geen overmatige kracht uit op de AC-laadkabel. Rol de AC-laadkabel
niet te strak op, tordeer de
AC-laadkabel niet en trek er ook niet
aan.
• Beschadig de AC-laadkabel niet met scherpe voorwerpen.
• Vouw de laadstekker of de stekker niet op en steek er geen vreemde
voorwerpen in.
• Dompel de laadstekker en de stekker niet onder in water.
• Houd de AC-laadkabel uit de buurt van voorwerpen met een hoge
temperatuur zoals een kachel.
2.2 Laden
81
2
EV-systeem
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Belast de AC-laadkabel en hetaansluitsnoer niet (bijvoorbeeld door
de AC-laadkabel om het CCID
(Charging Circuit Interrupting
Device, onderbrekingsapparaat
laadsysteem) en de laadstekker te
wikkelen).
• Gebruik de AC-laadkabel niet en laat hem niet achter in situaties waarin
de contactdoos en de stekker belast
worden (bijvoorbeeld wanneer het
CCID (Charging Circuit Interrupting
Device, onderbrekingsapparaat
laadsysteem) in de lucht hangt
zonder contact te maken met de
grond).
OPMERKING
Voorzorgsmaatregelen bij het omgaan
met de AC-laadkabel
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet
in acht nemen van deze
voorzorgsmaatregelen kan schade aan
de AC-laadkabel en het AC-laadcontact
tot gevolg hebben.
• Steek de laadstekker recht in hetAC-laadcontact.
• Oefen na het aansluiten van de laadstekker geen overmatige kracht
uit op de stekker en verdraai hem ook
niet. Leun niet op de stekker en hang
er ook geen voorwerpen aan.
• Trap niet op en struikel niet over de AC-laadkabel.
• Controleer voor het verwijderen van de laadstekker of hij ontgrendeld is.
(→Blz. 92)
• Berg de AC-laadkabel na het verwijderen direct op zijn
oorspronkelijke positie op.
• Plaats na het verwijderen van de laadstekker de kap van het
AC-laadcontact.
OPMERKING(Vervolg)
Bij gebruik van de AC-laadkabel en
bijbehorende onderdelen
→Blz. 102
Voorzorgsmaatregelen met betrekking
tot lage temperaturen
Bij lage temperaturen kunnen de
AC-laadkabel en het aansluitsnoer stug
worden. Oefen er geen overmatige
kracht op uit als ze stug zijn. Als er
overmatige kracht wordt uitgeoefend op
de stugge AC-laadkabel en het stugge
aansluitsnoer, kunnen ze beschadigd
raken.
2.2 Laden
82
De namen van alle onderdelen van de AC-laadkabel (indien aanwezig)
ALaadstekker
BIdentificatielabel (→blz. 79)
CStekker
DAansluitsnoer
ECCID (Charging Circuit Interrupting
Device)
FControlelampje Power (→blz. 85)
GLaadindicator (CCID) (→blz. 85)
HWaarschuwingslampje storing
(→blz. 85)
Typen AC-laadkabels
De volgende laadmodi zijn ingedeeld op basis van de aanwezigheid van een
laadsysteemregelapparaat, dat storingen signaleert zoals lekstromen, en de locatie
(aangesloten op een lader of op de AC-laadkabel). Het type AC-laadkabel dat kan worden
gebruikt, is afhankelijk van de laadmodus.
Laadmodus Beschrijving
Modus 1 Een laadmethode waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een
laadsysteemregeling om lekstromen te signaleren tussen een
externe voedingsbron en de auto. Niet van toepassing bij deze
auto.
Modus 2 Een laadmethode waarbij de auto op een externe voedingsbron
wordt aangesloten met een AC-laadkabel met een CCID (Char-
ging Circuit Interrupting Device, onderbrekingsapparaat laad-
systeem).
Wordt gebruikt voor het laden via de meeste standaard con-
tactdozen.
2.2 Laden
83
2
EV-systeem
LaadmodusBeschrijving
Modus 3 Een laadmethode waarbij geladen wordt via een lader (zoals
een openbaar laadstation) uitgerust met een laadsysteemre-
geling voor het signaleren van lekspanningen. De regeling voor
het signaleren van lekspanningen wordt uitgevoerd door de
lader. Daarom is er in de AC-laadkabel geen CCID (Charging
Circuit Interrupting Device, onderbrekingsapparaat laadsys-
teem) aanwezig.
Niet alle laders zijn uitgerust met AC-laadkabels. Gebruik de
AC-laadkabel voor modus 3 die bij de auto hoort als er geen
AC-laadkabel beschikbaar is. (indien aanwezig)
Aarden (AC-laadkabel Mode 2)
Dit product moet worden geaard. Bij een
storing of defect zorgt aarden voor een
pad met de minste weerstand voor
elektrische stroom om het risico van een
elektrische schok te verkleinen.
Dit product is voorzien van een geaarde
geleider en een geaarde stekker. De
geaarde stekker moet in een geschikte
contactdoos worden gestoken die op de
juiste manier geïnstalleerd en geaard is
volgens de lokaal geldende voorschriften.
WAARSCHUWING!
Voorzorgsmaatregelen voor aarden
• Onjuist aansluiten van de geaarde
geleider vergroot het risico van een
elektrische schok.
Vraag een erkende elektricien of
servicemonteur om advies als u
twijfelt of het product op de juiste
wijze geaard is.
• Modificeer de bij het product geleverde geaarde stekker niet. Laat
een geschikte contactdoos
installeren door een erkende
elektricien als de stekker niet past.
Veiligheidsfuncties
Het CCID (Charging Circuit Interrupting
Device, onderbrekingsapparaat
laadsysteem) beschikt over de volgende
veiligheidskenmerken. Lekstroomdetectiefunctie
Als er tijdens het laden een lekstroom
wordt gedetecteerd, wordt de
voedingsbron automatisch onderbroken,
zodat de lekstroom geen brand of
elektrische schokken kan veroorzaken.
Als de voeding wordt onderbroken gaat
het waarschuwingslampje storing
knipperen.
Als de voeding wordt onderbroken:
→blz. 86
Automatische controlefunctie
Dit is een automatische systeemcontrole
die wordt uitgevoerd voordat er met
laden begonnen wordt om te controleren
op storingen in de
lekstroomdetectiefuntie.
Als er bij de controle een storing
gevonden wordt in de
lekstroomdetectiefunctie, gaat het
waarschuwingslampje storing knipperen
om de gebruiker te waarschuwen.
(→Blz. 86)
Temperatuurdetectiefunctie
De stekker is uitgerust met een
temperatuurdetectiefunctie. Als er
tijdens het laden sprake is van
warmteontwikkeling omdat bijvoorbeeld
de stekker aan de contactdooszijde loszit,
gaat deze functie de warmteontwikkeling
tegen door de laadstroom te regelen.
2.2 Laden
84
Voorwaarden voor het leveren van
stroom aan de auto
Het CCID (Charging Circuit Interrupting
Device, onderbrekingsapparaat
laadsysteem) is ontworpen om te
voorkomen dat er stroom wordt geleverd
aan de laadstekker wanneer die niet is
aangesloten op de auto, zelfs niet
wanneer de stekker in de contactdoos zit.
Controlelampjes CCID (Charging Circuit
Interrupting Device,
onderbrekingsapparaat laadsysteem)
Werking controlelampjes
Er zijn 3 controlelampjes die de volgende
condities aangeven.
AControlelampje Power
Gaat branden als er elektriciteit naar
het CCID (Charging Circuit
Interrupting Device,
onderbrekingsapparaat laadsysteem)
gaat.
BLaadindicator
Brandt als het laden bezig is.
CWaarschuwingslampje storing
Knippert als er sprake is van
lekstroom of als er een storing
aanwezig is in het CCID (Charging
Circuit Interrupting Device,
onderbrekingsapparaat
laadsysteem).
2.2 Laden
85
2
EV-systeem
Als er een storing optreedt tijdens het laden
De status (uit, aan, knipperend) van de controlelampjes op het CCID (Charging Circuit
Interrupting Device, onderbrekingsapparaat laadsysteem) geeft de gebruiker informatie
over de aanwezigheid van interne storingen.
Verwijder, als het waarschuwingslampje storing brandt of knippert, de stekker uit de
contactdoos en sluit hem vervolgens weer aan om te controleren of het
waarschuwingslampje storing uitgaat.
Als het waarschuwingslampje storing uitgaat, kan het laden beginnen.
Als het niet uitgaat, voer dan de correctieprocedure uit volgens onderstaand schema.
StatusControlelampje
Power Waarschu-
wingslampje storing Details/correctieprocedure
Laadsysteemsto-
ring Brandt niet
Brandt niet of
brandtEr is een lekstroom gesignaleerd en
het laden is gestopt, of er is een sto-
ring aanwezig in de AC-laadkabel.
Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar be-
horen gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige.
Brandt
Knippert
Storing tempera-
tuurdetectiefunc-
tie stekker Knippert Knippert Er is een storing aanwezig in het
temperatuurdetectiegedeelte van
de stekker.
Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar be-
horen gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige.
Detectie tempe-
ratuurstijging
stekker Knippert Brandt niet Er wordt gesignaleerd dat de tem-
peratuur van de stekker oploopt
vanwege een onjuist contact tussen
contactdoos en stekker.
Controleer of de stekker goed is
aangesloten op de contactdoos
Signaal einde le-
vensduur AC-
laadkabel Brandt
KnippertHet aantal keren dat de AC-
laadkabel gebruikt is, nadert het
maximaal toegestane aantal keer.
Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar be-
horen gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige.
2.2 Laden
86
StatusControlelampje
Power Waarschu-
wingslampje storing Details/correctieprocedure
Levensduur AC-
laadkabel Brandt
BrandtHet aantal keren dat de AC-
laadkabel gebruikt is, heeft het
maximaal toegestane aantal keer
overschreden.
Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar be-
horen gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige.
Vervangen van het aansluitsnoer
(indien aanwezig)
Het aansluitsnoer kan worden vervangen
aan de hand van de volgende procedure:
1. Leg de AC-laadkabel ( →blz. 83) en het
vervangende aansluitsnoer klaar.
2. Trek de ontgrendelsleutel naar buiten. Zorg ervoor dat u de verwijderde
ontgrendelsleutel niet kwijtraakt.
3. Verwijder de afdekkap van het aansluitsnoer. 4. Steek de ontgrendelsleutel in de
uitsparing van het CCID (Charging
Circuit Interrupting Device,
onderbrekingsapparaat laadsysteem).
Duw de ontgrendelsleutel in de
richting zoals aangegeven in de
afbeelding.
5. Houd de ontgrendelsleutel in de uitsparing van het CCID (Charging
Circuit Interrupting Device,
onderbrekingsapparaat laadsysteem)
en draai de moer van het
aansluitsnoer los om het snoer te
verwijderen.
2.2 Laden
87
2
EV-systeem