Page 257 of 610

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Het Pre-Crash Brake-systeem werktmogelijk niet, afhankelijk van de
bediening van de auto door de
bestuurder. Als het gaspedaal diep
wordt ingetrapt of het stuurwiel
wordt gedraaid, oordeelt het
systeem mogelijk dat de bestuurder
een uitwijkactie uitvoert en werkt
het Pre-Crash Brake-systeem
mogelijk niet.
• Als het rempedaal wordt ingetrapt, oordeelt het systeem mogelijk dat de
bestuurder een uitwijkactie uitvoert
en stelt het mogelijk het
werkingstijdstip van de Pre-Crash
Brake-functie uit.
Acceleratiebeperking bij lage
snelheid
Als het stuurwiel wordt gedraaid,
oordeelt het systeem mogelijk dat de
bestuurder een uitwijkactie uitvoert en
werkt de acceleratiebeperking bij lage
snelheid mogelijk niet.
Emergency Steering Assist
• De werking van de Emergency Steering Assist wordt uitgeschakeld
wanneer het systeem vaststelt dat
het verlaten van de rijstrook is
voorkomen.
• Afhankelijk van de acties van de bestuurder werkt de Emergency
Steering Assist mogelijk niet of
wordt de werking onderbroken.– Als het gaspedaal diep wordt ingetrapt, er een ruk aan het
stuurwiel wordt gegeven, het
rempedaal wordt ingetrapt of de
richtingaanwijzer wordt
ingeschakeld, kan het systeem
oordelen dat de bestuurder een
uitwijkmanoeuvre uitvoert en
werkt de Emergency Steering
Assist mogelijk niet.
– Wanneer de Emergency Steering
WAARSCHUWING!(Vervolg)
Assist in werking is en het
gaspedaal diep wordt ingetrapt, er
een ruk aan het stuurwiel wordt
gegeven of het rempedaal wordt
ingetrapt, kan het systeem oordelen
dat de bestuurder een
uitwijkmanoeuvre uitvoert waarop
de werking van de Emergency
Steering Assist wordt onderbroken.
– Wanneer de Emergency Steering Assist in werking is en het stuurwiel
wordt tegengehouden of tegen de
richting van het systeem in wordt
gedraaid, zal de werking van de
Emergency Steering Assist worden
onderbroken.
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
255
5
Rijden
Page 258 of 610

Werkingsvoorwaarden voor elke functie van het Pre-Crash Safety-systeem
Het Pre-Crash Safety-systeem wordt ingeschakeld en het systeem oordeelt dat de kans
op een frontale aanrijding met een obstakel groot is.
In de volgende situaties werkt het systeem echter niet:
• Als gedurende een bepaalde tijd niet met de auto is gereden terwijl een accupool islosgenomen en weer is aangesloten
• Als de transmissie in stand R staat
• Als het controlelampje VSC OFF brandt (alleen de Pre-Crash-waarschuwingsfunctie werkt)
De snelheden waarbij elke functie werkt en de voorwaarden voor uitschakeling van elke
functie zijn:
• Pre-Crash-waarschuwing
Signaleerbare objecten RijsnelheidSnelheidsverschil tussen uw
auto en het object
Voorliggers, stilstaande voer- tuigen Ongeveer 5 - 180 km/h Ongeveer 5 - 180 km/h
Tegenliggers Ongeveer 30 - 180 km/h Ongeveer 80 - 220 km/h
Fietsen Ongeveer 5 - 80 km/h Ongeveer 5 - 80 km/h
Voetgangers Ongeveer 5 - 80 km/h Ongeveer 5 - 80 km/h
Voorliggende motorfietsen, stilstaande motorfietsen Ongeveer 5 - 180 km/h Ongeveer 5 - 80 km/h
Tegemoetkomende motor- fietsen Ongeveer 30 - 180 km/h Ongeveer 30 - 180 km/h
Wanneer de Pre-Crash-waarschuwing in werking is en het stuurwiel stevig of plotseling
wordt gedraaid, wordt de functie mogelijk uitgeschakeld.
• Pre-Crash Brake Assist
Signaleerbare objecten
RijsnelheidSnelheidsverschil tussen uw
auto en het object
Voorliggers, stilstaande voer- tuigen Ongeveer 30 - 180 km/h Ongeveer 10 - 180 km/h
Fietsen Ongeveer 30 - 80 km/h Ongeveer 30 - 80 km/h
Voetgangers Ongeveer 30 - 80 km/h Ongeveer 30 - 80 km/h
Voorliggende motorfietsen, stilstaande motorfietsen Ongeveer 30 - 180 km/h Ongeveer 10 - 80 km/h
• Pre-Crash Brake-systeem
Signaleerbare objecten
RijsnelheidSnelheidsverschil tussen uw
auto en het object
Voorliggers, stilstaande voer- tuigen Ongeveer 5 - 180 km/h Ongeveer 5 - 180 km/h
Tegenliggers Ongeveer 30 - 180 km/h Ongeveer 80 - 220 km/h
Fietsen Ongeveer 5 - 80 km/h Ongeveer 5 - 80 km/h
Voetgangers Ongeveer 5 - 80 km/h Ongeveer 5 - 80 km/h
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
256
Page 259 of 610

Signaleerbare objectenRijsnelheidSnelheidsverschil tussen uw
auto en het object
Voorliggende motorfietsen, stilstaande motorfietsen Ongeveer 5 - 180 km/h Ongeveer 5 - 80 km/h
Tegemoetkomende motor- fietsen Ongeveer 30 - 180 km/h Ongeveer 30 - 180 km/h
Als zich een van de volgende situaties voordoet terwijl het Pre-Crash Brake-systeem in
werking is, wordt dit systeem uitgeschakeld:
– Het gaspedaal wordt diep ingetrapt
– Het stuurwiel wordt met veel kracht of plotseling bediend
• Emergency Steering Assist
De Emergency Steering Assist werkt niet als de richtingaanwijzers zijn ingeschakeld.
Signaleerbare objecten RijsnelheidSnelheidsverschil tussen uw
auto en het object
Voorliggers, gestopte auto's,
fietsen, voetgangers, motor- fietsen Ongeveer 40 - 80 km/h Ongeveer 40 - 80 km/h
Als de Emergency Steering Assist geactiveerd is, kan de werking ervan worden
onderbroken door een van de volgende handelingen:
– Het gaspedaal wordt diep ingetrapt
– Het stuurwiel wordt met veel kracht of plotseling bediend
– Het rempedaal is ingetrapt
• Botspreventie op kruisingen (links of rechts afslaan)
De botspreventie op kruisingen (bij afslaan naar links of rechts) werkt alleen als de
richtingaanwijzers zijn ingeschakeld.
Signaleerbare objec- ten Rijsnelheid Snelheid tegenligger Snelheidsverschil
tussen uw auto en het object
Tegenliggers Ongeveer 5 - 40 km/h Ongeveer 5 - 75 km/h Ongeveer 10 -
115 km/h
Voetgangers Ongeveer 5 - 30 km/h - Ongeveer 5 -
40 km/h
Fietsen Ongeveer 5 - 30 km/h - Ongeveer 5 -
50 km/h
Tegemoetkomende motorfietsen Ongeveer 5 - 40 km/h Ongeveer 5 - 75 km/h Ongeveer 10 -
115 km/h
• Botspreventie op kruisingen (kruisende voertuigen)
Signaleerbare objec- ten RijsnelheidSnelheid kruisende
auto Snelheidsverschil
tussen uw auto en het object
Voertuigen (van op- zij) Ongeveer 5 - 60 km/h ■
Uw rijsnelheid of
lager
■ Ongeveer
40 km/h of lager Ongeveer 5 -
60 km/h
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
257
5
Rijden
Page 260 of 610

Signaleerbare objec-ten RijsnelheidSnelheid kruisende
auto Snelheidsverschil
tussen uw auto en het object
Motorfietsen (van opzij) Ongeveer 5 - 60 km/h ■
Uw rijsnelheid of
lager
■ Ongeveer
40 km/h of lager Ongeveer 5 -
60 km/h
• Acceleratiebeperking bij lage snelheid
De acceleratiebeperking bij lage snelheid werkt niet als de richtingaanwijzers zijn
ingeschakeld.
Signaleerbare objecten RijsnelheidSnelheidsverschil tussen uw
auto en het object
Voorliggers, stilstaande voer- tuigen Ongeveer 0 - 15 km/h Ongeveer 0 - 15 km/h
Voetgangers Ongeveer 0 - 15 km/h Ongeveer 0 - 15 km/h
Fietsen Ongeveer 0 - 15 km/h Ongeveer 0 - 15 km/h
Als de acceleratiebeperking bij lage
snelheid geactiveerd is, kan de werking
ervan worden onderbroken door een van
de volgende handelingen:
• Het gaspedaal is losgelaten
• Het stuurwiel wordt met veel kracht of
plotseling bediend
Detectie van signaleerbare objecten
Het signaleren van objecten is
afhankelijk van hun grootte, vorm en
beweging. Afhankelijk van de
hoeveelheid omgevingslicht en van de
beweging, de stand en de richting van
een signaleerbaar object wordt het
object mogelijk niet gesignaleerd en
werkt het systeem mogelijk niet goed.
Het systeem detecteert de volgende
vormen als signaleerbare objecten. Omstandigheden waaronder het
systeem mogelijk werkt, zelfs als er
weinig kans op een aanrijding is
• Onder bepaalde omstandigheden,
zoals de volgende, kan het systeem
bepalen dat de kans op een aanrijding
groot is en zal het in werking treden:– Wanneer een signaleerbaar object wordt gepasseerd
– Bij het veranderen van rijstrook om een signaleerbaar object in te halen
– Bij het plotseling opdoemen van een signaleerbaar object
– Bij het naderen van signaleerbare objecten in de berm, zoals vangrails,
telefoonpalen, bomen of muren
– Als er een signaleerbaar object of ander object langs de weg staat aan
het begin van een bocht
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
258
Page 261 of 610

– Als er (geverfde) patronen vóór uwauto aanwezig zijn die ten onrechte
aangezien kunnen worden voor een
signaleerbaar object
– Bij het passeren van een signaleerbaar object dat van
rijstrook wisselt of links of rechts
afslaat
– Bij het passeren van een signaleerbaar object dat stilstaat
om links of rechts af te slaan
– Als een signaleerbaar object stopt net voordat het zich in de rijrichting
van uw auto bevindt
– Wanneer wordt gereden op plaatsen met een constructie boven
de weg (verkeersbord, reclamebord,
enz.) – Bij het naderen van een slagboom
van een elektronische tolpoort,
slagboom bij een parkeerterrein of
andere afscheiding die open- en
dichtgaat
– Als bij het afslaan naar links of rechts een tegenligger of
voetganger de auto van voren
nadert
– Bij het afslaan naar links of rechts voor een tegenligger of voetganger
langs
– Wanneer u links/rechts afslaat en een tegemoetkomend voertuig of
tegemoetkomende voetganger
stopt direct voordat hij/zij binnen
de koers van de auto komt
– Als bij het afslaan naar links of rechts een tegenligger ook links of
rechts afslaat voor uw auto
– Als het stuurwiel wordt bewogen in de richting van de baan van een
tegenligger
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
259
5
Rijden
Page 262 of 610

Situaties waarin het systeem mogelijk
niet goed werkt
• Onder bepaalde omstandigheden,zoals de volgende, kan een
signaleerbaar object mogelijk niet
worden gedetecteerd door de voorste
sensoren, waardoor het systeem
mogelijk niet goed werkt:– Wanneer een signaleerbaar object uw auto nadert
– Wanneer uw auto of een signaleerbaar object een
slingerende beweging maakt
– Als een signaleerbaar object een abrupte beweging maakt (zoals een
uitwijkmanoeuvre, plotseling
versnellen of afremmen)
– Bij het plotseling opdoemen van een signaleerbaar object
– Wanneer een signaleerbaar object zich vlak bij bijvoorbeeld een muur,
hek, vangrail, putdeksel, stalen
rijplaat of een andere auto bevindt
– Als het signaleerbare object zich onder een bepaalde constructie
bevindt
– Als het signaleerbare object deels verborgen is achter een ander
voorwerp (grote koffer, paraplu,
vangrail, enz.)
– Als meerdere signaleerbare objecten elkaar overlappen
– Als een helder licht, zoals van de zon, wordt gereflecteerd door het
signaleerbare object
– Wanneer een signaleerbaar object wit is en er extreem licht uitziet
– Als het signaleerbare object vanwege de kleur of helderheid niet
goed opvalt
– Wanneer een signaleerbaar object uw auto afsnijdt of plotseling
opduikt voor uw auto
– Bij het naderen van een auto onder een hoek
– Als de voorligger een kinderfiets, een fiets met bepakking, een fiets
met iemand achterop of een fiets
met een bijzondere vorm (fiets met
een kinderzitje, tandem, enz.) is – Als de voetganger of fiets kleiner is
dan ongeveer 1 m of langer dan
ongeveer 2 m
– Als het silhouet van een voetganger of fietser onduidelijk is
(bijvoorbeeld door het dragen van
een regenjas of lange rok)
– Als een voetganger of fietser vooroverbuigt of gehurkt zit
– Als een voetganger of fietser een hoge snelheid heeft
– Als een voetganger een wandelwagentje, rolstoel, fiets of
ander voertuig voortduwt
– Als een signaleerbaar object niet goed opvalt, zoals tijdens de
schemering, of 's nachts of in een
tunnel
– Als de auto een poosje heeft stilgestaan nadat het EV-systeem is
gestart
– Tijdens of enkele seconden na het afslaan naar links of rechts
– Tijdens of enkele seconden na het rijden in een bocht
– Wanneer u links/rechts afslaat en een tegemoetkomend voertuig op
een rijstrook die 3 of meer rijstroken
van de auto verwijderd is
– Wanneer u links/rechts afslaat en de koers van de auto sterk afwijkt
van de richting van het
tegemoetkomende verkeer
– Wanneer u links/rechts afslaat en een voetganger nadert die in
dezelfde richting als de auto liep en
rechtdoor blijft lopen
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
260
Page 263 of 610

• PIn aanvulling op het voorgaandewerkt de Emergency Steering Assist in
sommige situaties, zoals de
onderstaande, mogelijk niet:– Als een signaleerbaar object zich te dicht bij de auto bevindt
– Als er onvoldoende ruimte is voor een uitwijkmanoeuvre of als er een
obstakel is in de uitwijkrichting
– Bij tegemoetkomend verkeer
Wijzigen van de instelling van het
Pre-Crash Safety-systeem
• Het Pre-Crash Safety-systeem kan worden in- of uitgeschakeld via de
persoonlijke voorkeursinstellingen.
(→Blz. 509)
Het systeem wordt iedere keer
wanneer het contact AAN wordt gezet
ingeschakeld.
• Als het systeem wordt uitgeschakeld, gaat het waarschuwingslampje PCS
branden en wordt er een melding
weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
A“Pre-Collision System OFF”
(Pre-Crash Safety-systeem uit) • De instellingen van het Pre-Crash
Safety-systeem kunnen worden
gewijzigd via de persoonlijke
voorkeursinstellingen. (→Blz. 509)
• Als de timing van de Pre-Crash- waarschuwing wordt gewijzigd, wordt
dienovereenkomstig ook de timing
van de Emergency Steering Assist
(uitgezonderd de actieve besturing)
gewijzigd. Wanneer “Later” wordt
geselecteerd, werkt de Emergency
Steering Assist (uitgezonderd de
actieve besturing) in de meeste
gevallen niet.
• Auto's met een bestuurderscamera: Wanneer het systeem bepaalt dat de
bestuurder niet vooruit kijkt, zullen de
Pre-Crash-waarschuwing en de
Emergency Steering Assist qua timing
werken als bij de instelling “Earlier”
(eerder), ongeacht de instelling van de
gebruiker.
• Wanneer het Dynamic Radar Cruise Control-systeem is ingeschakeld, zal
de Pre-Crash-waarschuwing qua
timing werken als bij de instelling
“Earlier” (eerder), ongeacht de
instelling van de gebruiker.
5.4.5 LTA (Lane Tracing Assist)
LTA-functies
• Deze functie werkt op wegen metduidelijke belijning als het Dynamic
Radar Cruise Control-systeem is
ingeschakeld. Met behulp van de
camera voor en de radarsensor
worden de rijstrookmarkeringen en
andere auto's in de omgeving
gesignaleerd en wordt het stuurwiel
bediend om de positie van de auto op
de rijstrook vast te houden.
Gebruik deze functie alleen op
snelwegen en autowegen.
Wanneer het Dynamic Radar Cruise
Control-systeem niet in werking is,
werkt deze functie niet.
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
261
5
Rijden
Page 264 of 610

In gevallen waarin de
rijstrookmarkeringen niet (goed)
zichtbaar zijn, bijvoorbeeld wanneer u in
een file staat, werkt deze functie op
basis van de positie van de auto's voor
en naast u.
Als het systeem signaleert dat het
stuurwiel een bepaalde periode niet
bediend is of dat het stuurwiel niet
stevig wordt vastgehouden, wordt een
waarschuwing weergegeven op het
display en wordt de functie tijdelijk
uitgeschakeld.
Pak het stuurwiel stevig vast om de
functie weer in te schakelen.
• Als de auto de rijstrook dreigt teverlaten terwijl het systeem in
werking is, wordt er een
waarschuwing getoond op het display
en klinkt er een zoemer.
Wanneer de zoemer klinkt, controleer
dan het gebied rondom de auto en stuur
de auto voorzichtig terug naar het
midden van de rijstrook.
WAARSCHUWING!
Voordat u het LDA-systeem gebruikt
• Vertrouw niet alleen op het LTA-systeem. Het LTA-systeem biedt
geen automatische ondersteuning
tijdens het rijden en vermindert niet
de hoeveel aandacht die nodig is om
veilig te kunnen rijden. Als
bestuurder blijft u verantwoordelijk
voor de veiligheid door de omgeving
in de gaten te houden en het
stuurwiel te bedienen. Zorg ook voor
voldoende pauzes als u moe bent,
bijvoorbeeld als u langere tijd hebt
gereden.
• Als u niet op de juiste manier rijdt en niet goed oplet, kan dit een ongeval
tot gevolg hebben.
• Schakel het LTA-systeem uit wanneer u het niet gebruikt.
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
262