Page 209 of 610

OPMERKING(Vervolg)
Na het rijden op een overstroomde weg
moet het volgende worden nagekeken
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige:
• Remwerking
• Wijzigingen in peil en kwaliteit vantransmissievloeistof, enz.
• Smering van de lagers en de kogelgewrichten van de
wielophanging (indien mogelijk) en de
werking van alle koppelingen, lagers,
enz.
• Onderdelen behorend bij de tractiebatterij
• Als het regelsysteem voor stand P beschadigd is door grote
hoeveelheden water, is het wellicht
niet mogelijk om stand P in te
schakelen of vanuit stand P een
andere stand in te schakelen. Neem in
dit geval contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Bij het parkeren
Activeer altijd de parkeerrem en zet de
transmissie altijd in stand P. Anders kan
de auto onverwachts accelereren als het
gaspedaal per ongeluk wordt ingetrapt.
Wanneer de auto bij een klein ongeval
betrokken is
Schade aan de tractiebatterij of
onderdelen in de buurt ervan kunnen
storingen tot gevolg hebben. Laat ook in
het geval van kleine ongevallen de auto
nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige. Wegrijregeling
Wanneer de onderstaande ongewone
bediening plaatsvindt terwijl het
gaspedaal wordt ingetrapt, wordt het
vermogen van het EV-systeem mogelijk
beperkt.
• Wanneer de transmissie in stand R
*
wordt gezet.
• Wanneer de transmissie vanuit stand P of R in een andere stand voor
vooruitrijden, zoals stand D
*, wordt
gezet.
Als het systeem ingeschakeld wordt,
verschijnt er een melding op het
multi-informatiedisplay. Lees de
boodschap en volg de instructie op.
*: Afhankelijk van de situatie is het
wellicht niet mogelijk om de transmissie
in een andere stand te zetten.
Wegrijregeling
• Wanneer de TRC wordt uitgeschakeld (→blz. 365), werkt ook de
wegrijregeling niet. Als het u niet lukt
om met behulp van de wegrijregeling
weg te rijden in modder of op verse
sneeuw, deactiveer dan de TRC
(→blz. 365), zodat de auto in zo'n
geval gemakkelijker wegrijdt. In de
volgende gevallen werkt de
wegrijregeling niet:– Wanneer de X-MODE is geselecteerd (indien aanwezig)
5.1.2 Lading en bagage
Lees onderstaande informatie over
voorzorgsmaatregelen, laadvermogen en
belading zorgvuldig door:
WAARSCHUWING!
Zaken die niet in de bagageruimte
vervoerd mogen worden
De volgende zaken kunnen brand
veroorzaken als ze in de bagageruimte
vervoerd worden:
• Jerrycans met benzine
• Spuitbussen
5.1 Voordat u gaat rijden
207
5
Rijden
Page 210 of 610

WAARSCHUWING!(Vervolg)
Voorzorgsmaatregelen bij opbergen
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet
in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan ertoe leiden
dat de pedalen niet goed kunnen
worden ingetrapt, dat het zicht van de
bestuurder wordt gehinderd of dat de
bestuurder of passagiers door
voorwerpen geraakt worden, wat een
ongeval kan veroorzaken.
• Vervoer lading en bagage indienmogelijk altijd in de bagageruimte.
• Stapel bagage in de bagageruimte nooit hoger dan de rugleuningen.
• Plaats als u de achterstoelen neerklapt geen lange voorwerpen
direct achter de voorstoelen.
• Sta nooit toe dat er personen in de bagageruimte meerijden. De
bagageruimte is niet ontworpen om
personen te vervoeren. Personen
dienen plaats te nemen op een
zitplaats en een gordel op de juiste
manier om te doen.
• Leg geen lading of bagage op de volgende plaatsen:– In de voetenruimte bij de bestuurder
– Op de voorpassagiersstoel of de achterstoelen (als er goederen op
elkaar gestapeld worden)
– Op de bagageafdekking
– Op het instrumentenpaneel
– Op het dashboard
– Voor het instrumentenpaneel
• Zorg dat alle voorwerpen die zich in het passagierscompartiment
bevinden zijn opgeborgen of
vastgezet.
Lading en gewichtsverdeling
• Overlaad uw auto niet.
• Verdeel het gewicht gelijkmatig. Een onjuiste belading kan de besturing en
de remwerking in negatieve zin
beïnvloeden, waardoor een ongeval
met ernstig letsel zou kunnen
ontstaan.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
Bij gebruik van een imperiaal (auto's
met roofrail)
Houd u aan de volgende
voorzorgsmaatregelen:
• Plaats de lading zodanig dat hetgewicht gelijkmatig over de voor- en
achteras is verdeeld.
• Wanneer lange of brede lading wordt meegenomen, mag nooit de lengte of
breedte van de auto overschreden
worden. (→Blz. 498)
• Controleer vóór het rijden of de lading stevig vastzit op het imperiaal.
• Door het laden van voorwerpen op het imperiaal zal het zwaartepunt van de
auto hoger komen te liggen. Vermijd
hoge snelheden, snel optrekken, het
maken van scherpe bochten,
plotseling remmen en abrupte
manoeuvres, om te voorkomen dat u
de controle over de auto verliest of
dat de auto over de kop slaat door een
bedieningsfout, wat kan leiden tot
dodelijk of ernstig letsel.
• Stop bij het rijden over een lange afstand, over slechte wegen of met
hoge snelheid af en toe tijdens de rit
om u ervan te verzekeren dat de
lading nog goed vastzit.
• Overschrijd de maximum laadcapaciteit van 75 kg op het
imperiaal niet.
OPMERKING
Bagage laden (auto's met
panoramadak en zonnedak)
Let op dat u het oppervlak van het
panoramadak en zonnedak niet bekrast.
5.1 Voordat u gaat rijden
208
Page 211 of 610

5.1.3 Rijden met een
aanhangwagen
Uw auto is in eerste instantie ontworpen
voor het vervoer van personen en hun
bagage. Het rijden met een
aanhangwagen zal een negatief effect
hebben op de rijeigenschappen, de
prestaties, het remvermogen, de
duurzaamheid en het energieverbruik.
Met name bij het rijden met een
aanhangwagen hangen uw veiligheid en
comfort af van de juiste uitrusting en een
voorzichtig rijgedrag. Voor uw veiligheid
en die van anderen, mag de
aanhangwagen niet te zwaar worden
beladen.
Rijd voorzichtig tijdens het rijden met een
aanhangwagen en houd u aan de
voorschriften die gelden voor de
aanhangwagen.
De Toyota-garantie dekt geen schade die
ontstaat bij het bedrijfsmatig rijden met
een aanhangwagen.
Neem voor meer informatie over extra
benodigdheden zoals een trekhaak
contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
Maximale gewichten
Controleer het maximaal toelaatbare
aanhangwagengewicht, het maximaal
toelaatbare voertuiggewicht (GVW), de
maximale asbelasting (MPAC) en de
maximaal toelaatbare kogeldruk voordat
u met een aanhangwagen gaat rijden.
(→Blz. 498)
Trekhaak/trekhaak met afneembare
kogel
Toyota adviseert gebruik te maken van
een originele Toyota trekhaak/
afneembare trekhaak voor uw auto. Ook
andere geschikte en kwalitatief
vergelijkbare trekhaken mogen worden
gebruikt.Voor auto's waarbij de trekhaak de
verlichting of kentekenplaat blokkeert,
moet het volgende in acht worden
genomen:
• Monteer geen trekhaak die niet
eenvoudig kan worden verwijderd of
weggeklapt.
• Als een trekhaak niet gebruikt wordt moet deze worden verwijderd of
weggeklapt.
Belangrijke punten met betrekking tot
het beladen van een aanhangwagen
Totaal aanhangwagengewicht en
maximaal toegestane kogeldruk
ATotaal aanhangwagengewicht
Het gewicht van de aanhangwagen
plus het gewicht van de lading mag
het maximale aanhangwagengewicht
niet overschrijden. Het is gevaarlijk
om dit gewicht te overschrijden.
(→Blz. 498)
Als u met een aanhangwagen rijdt,
raden wij u aan een stabilisator te
gebruiken (om slingeren te
voorkomen).
BMaximaal toegestane kogeldruk
Belaad de aanhangwagen zo dat de
kogeldruk hoger is dan 25 kg of 4%
van het maximale
aanhangwagengewicht. Laat de
kogeldruk de aangegeven waarde
niet overschrijden. (→Blz. 498)
5.1 Voordat u gaat rijden
209
5
Rijden
Page 212 of 610

Informatielabel (typeplaatje)
AMaximaal toelaatbaar
voertuiggewicht
Het totale gewicht van de bestuurder,
passagiers, bagage, trekhaak, auto en
kogeldruk mag het maximaal
toelaatbare voertuiggewicht niet met
meer dan 100 kg overschrijden. Het is
gevaarlijk om dit gewicht te
overschrijden.
BMaximaal toelaatbare
achterasbelasting
De achterasbelasting mag de
maximale asbelasting niet met meer
dan 15% overschrijden. Het is
gevaarlijk om dit gewicht te
overschrijden. Het maximale
aanhangwagengewicht is bepaald bij
tests op zeeniveau. Houd er rekening
mee dat het uitgangsvermogen van
het EV-systeem en het maximale
aanhangwagengewicht op grotere
hoogten lager zijn.
WAARSCHUWING!
Als het maximaal toelaatbare
voertuiggewicht of de maximale
asbelasting wordt overschreden
Het niet opvolgen van deze
voorzorgsmaatregel kan leiden tot een
ongeval, met dodelijk of ernstig letsel
tot gevolg.
• Verhoog de aanbevolen
bandenspanning met 20,0 kPa
(0,2 kg/cm
2of bar, 3 psi). (→Blz. 502)
• Rijd niet harder dan 100 km/h of niet harder dan de wettelijke limiet voor
auto's met een aanhangwagen.
Montagepositie voor de trekhaak/
afneembare trekhaak
1. 538 mm
2. 538 mm
5.1 Voordat u gaat rijden
210
Page 213 of 610

3. 1.041 mm
4. 569 mm
5. 439 mm
6. 100 mm
7. 381 mm
Informatie over banden
• Verhoog de bandenspanning met 20,0 kPa (0,2 kg/cm
2of bar, 3 psi) als
er een aanhangwagen getrokken
wordt. (→Blz. 502)
• Verhoog de bandenspanning van de aanhangwagen tot de waarde die de
fabrikant van de aanhangwagen
opgeeft voor de combinatie van
aanhangwagengewicht en belading.
Verlichting
Neem voor het plaatsen van
aanhangwagenverlichting contact op
met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige, aangezien onjuiste
plaatsing de verlichting van de auto kan
beschadigen. Houd u bij het plaatsen
van aanhangwagenverlichting aan de
wettelijke voorschriften in uw land. Inrijden
Toyota raadt het rijden met een
aanhangwagen af gedurende de eerste
800 km als er onderdelen van de
aandrijflijn van de auto vervangen zijn.
Veiligheidscontroles voor het rijden
met een aanhangwagen
• Controleer of de maximale kogeldruk
voor de trekhaak/trekhaak met
afneembare kogel niet overschreden
wordt. Houd er rekening mee dat het
gewicht van de aanhangwagen moet
worden opgeteld bij het gewicht van
de auto. Controleer verder of door het
rijden met de aanhangwagen de
maximale asbelasting niet
overschreden wordt.
• Controleer of de lading op de aanhangwagen goed vastgezet is.
• Maak, indien u het achteropkomend verkeer niet goed kunt zien met de
standaard buitenspiegels, gebruik van
extra buitenspiegels. Stel de armen
van deze extra spiegels aan beide
zijden zo af dat ze altijd maximaal zicht
bieden op de weg achter u.
Onderhoud
• Als met de auto regelmatig met een aanhangwagen wordt gereden, moet
er vaker onderhoud worden
uitgevoerd omdat de auto zwaarder
belast wordt dan bij het rijden zonder
aanhangwagen.
• Draai nadat er ongeveer 1.000 km met een aanhangwagen is gereden
alle bouten van de trekhaak nogmaals
vast.
Als de aanhangwagen slingert
Een of meerdere factoren (sterke
zijwind, passerende voertuigen, een
slecht wegdek, enz.) kunnen een
negatieve invloed hebben op de
stabiliteit van de auto met een
aanhangwagen, waardoor instabiliteit
kan worden veroorzaakt.
5.1 Voordat u gaat rijden
211
5
Rijden
Page 214 of 610

• Als de aanhangwagen begint teslingeren:– Pak het stuurwiel stevig vast. Blijf rechtuit sturen. Probeer de
aanhangwagen niet onder controle
te krijgen door aan het stuurwiel te
draaien.
– Laat het gaspedaal onmiddellijk maar zeer geleidelijk los om
snelheid te minderen.
Ga niet harder rijden. Rem niet.
Als u geen extreme correcties uitvoert
met sturen of remmen, zullen uw auto en
de aanhangwagen stabiliseren.
• Zodra de aanhangwagen niet meer slingert:– Breng de auto op een veilige plaats tot stilstand. Laat alle inzittenden
uitstappen.
– Controleer de banden van de auto en de aanhangwagen.
– Controleer de lading in de aanhangwagen. Controleer of de
lading niet is gaan schuiven. Zorg
dat het trekhaakgewicht in orde is,
indien mogelijk.
– Controleer de lading in de auto. Controleer of de auto niet te zwaar
beladen is nadat de inzittenden zijn
ingestapt.
Als u geen probleem kunt vaststellen, ligt
de snelheid waarbij de aanhangwagen
ging slingeren hoger dan de limiet van de
combinatie auto-aanhangwagen. Rijd
met een lagere snelheid om instabiliteit
te voorkomen. Houd er rekening mee dat
het slingeren van de aanhangwagen
verergert naarmate de rijsnelheid van de
auto hoger is.
OPMERKING
Als de achterbumperversterking van
aluminium is
Controleer of het stalen deel van de
trekhaak niet direct in contact komt met
het aluminium.
Als staal en aluminium met elkaar in
contact komen, ontstaat er een reactie
die te vergelijken is met corrosie,
waardoor het desbetreffende gedeelte
verzwakt wordt en er schade kan
ontstaan. Breng daarom op het
contactvlak een roestwerend middel
aan.
Sluit de aanhangwagenverlichting op
de juiste wijze aan
Onjuiste aansluiting van de
aanhangwagenverlichting kan schade
toebrengen aan het elektrische systeem
van uw auto en een storing veroorzaken.
Advies
De auto zal anders aanvoelen als u met
een aanhangwagen rijdt. Neem de
onderstaande voorzorgsmaatregelen in
acht om een ongeval en ernstig letsel te
voorkomen:
Controleer de elektrische aansluiting
tussen de aanhangwagen en de auto
Breng de auto tot stilstand na een korte
afstand gereden te hebben en controleer,
net als voor het wegrijden, of de
verlichting van de aanhangwagen werkt.
Oefen het rijden met een aanhangwagen
• Oefen het rijden met een aanhangwagen in een omgeving
zonder of met weinig verkeer, zodat u
leert hoe de combinatie aanvoelt bij
het keren, stoppen en achteruitrijden.
• Houd tijdens het achteruitrijden het stuurwiel stevig vast en draai het
stuurwiel rechtsom om de
aanhangwagen naar links te sturen en
linksom om de aanhangwagen naar
rechts te sturen. Verdraai het
5.1 Voordat u gaat rijden
212
Page 215 of 610

stuurwiel altijd geleidelijk om
stuurfouten te voorkomen. Laat
iemand u bij het achteruitrijden
begeleiden om de kans op een
ongeval te beperken.
Vergroten van de tussenafstand
Bij een snelheid van 10 km/h moet de
afstand tot uw voorligger minimaal gelijk
zijn aan de totale lengte van uw auto en
de aanhangwagen. Voorkom plotselinge
remmanoeuvres die tot een slip zouden
kunnen leiden. Als de auto in een slip
raakt, zou u de controle over de auto
kunnen verliezen. De kans hierop is vooral
aanwezig tijdens het rijden op een nat of
glad wegdek.
Acceleratie/stuurcommando's/
bochtengedrag
In te krappe bochten kan de
aanhangwagen de auto raken. Reduceer
uw snelheid voordat u een bocht nadert
en neem bochten met een zodanige
snelheid dat plotseling remmen niet
nodig is.
Belangrijke punten met betrekking tot
het aansnijden van bochten
De wielen van de aanhangwagen maken
een krappere bocht dan de wielen van de
auto. Snijd bochten daarom ruimer aan
dan u zou doen als u niet met een
aanhangwagen rijdt.
Belangrijke punten met betrekking tot de
stabiliteit
Een slecht wegdek en krachtige zijwind
zullen de wegligging en het rijgedrag
beïnvloeden. Ook bij het inhalen van
bussen of grote vrachtwagens of het
ingehaald worden door dergelijke
voertuigen, kunnen de aanhangwagen en
de auto gaan slingeren. Kijk bij het rijden
langs dergelijke voertuigen veelvuldig in
uw spiegels. Verminder vaart door
voorzichtig het rempedaal in te trappen zodra u ziet dat de aanhangwagen gaat
slingeren. Houd tijdens het remmen het
stuurwiel altijd in de rechtuitstand.
Passeren van andere auto's
Houd rekening met de totale lengte van
uw auto en de aanhangwagen en zorg
ervoor dat er voldoende tussenafstand is
voordat u van rijstrook verandert.
Als het EV-systeem oververhit raakt
Het rijden met een aanhangwagen op een
lange, steile helling bij
buitentemperaturen hoger dan 30°C kan
ertoe leiden dat het EV-systeem
oververhit raakt. Als de
koelvloeistoftemperatuurmeter van het
EV-systeem aangeeft dat het EV-systeem
oververhit raakt, schakel dan direct de
airconditioning uit en breng de auto op
een veilige plaats tot stilstand.
(→Blz. 493)
Bij het parkeren
Plaats altijd wielblokken onder de wielen
van de auto en de aanhangwagen.
Activeer de parkeerrem en selecteer
stand P.
WAARSCHUWING!
Volg alle aanwijzingen in dit hoofdstuk
op. Anders kunnen zich ongevallen
voordoen die tot ernstig letsel kunnen
leiden.
Voorzorgsmaatregelen bij het rijden
met een aanhangwagen
Controleer bij het rijden met een
aanhangwagen of de maximaal
toegestane gewichten niet worden
overschreden. (→Blz. 498)
Rijsnelheid bij het rijden met een
aanhangwagen
Overschrijd de maximum snelheid voor
het rijden met een aanhangwagen niet.
5.1 Voordat u gaat rijden
213
5
Rijden
Page 216 of 610

WAARSCHUWING!(Vervolg)
Voor het afrijden van een lange
helling
Minder snelheid en schakel terug.
Schakel bij het afdalen van een lange of
steile helling echter niet plotseling
terug.
Werking van het rempedaal
Trap het rempedaal niet veelvuldig of
gedurende een langere periode
achtereen in. Anders kan het
remsysteem oververhit raken of kan de
remwerking teruglopen.
Voorkomen van een ongeval of letsel
• Rijd niet met een aanhangwagenwanneer een band is gemonteerd die
is gerepareerd met de
bandenreparatieset.
• Gebruik de volgende systemen niet bij het rijden met een
aanhangwagen.– PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
– LTA (Lane Tracing Assist)
– LDA (Lane Departure Alert)
– Dynamic Radar Cruise Control
– Cruise control
– BSM (Blind Spot Monitor)
5.2 Rijprocedures
5.2.1 Startknop
Als u de volgende handelingen uitvoert
terwijl u een elektronische sleutel bij u
hebt, wordt het EV-systeem gestart of de
stand van het contact veranderd.
Starten van het EV-systeem
1. Controleer of de laadkabel is losgenomen. (→Blz. 102, blz. 110)
2. Trek aan de parkeerremschakelaar om te controleren of de parkeerrem is
geactiveerd. (→Blz. 224)
Het waarschuwingslampje van de
parkeerrem gaat branden.
3. Trap het rempedaal stevig in.
en een melding worden op het
multi-informatiedisplay
weergegeven.
Als dit niet wordt weergegeven, kan
het EV-systeem niet worden gestart.
Wanneer stand N geselecteerd is, kan
het EV-systeem niet worden gestart.
Selecteer stand P wanneer u het
EV-systeem start. ( →Blz. 219)
4. Druk kort en krachtig op de startknop. Eén keer kort en stevig indrukken van
de startknop is voldoende om deze te
bedienen.
U hoeft de startknop niet ingedrukt te
houden.
Als het controlelampje READY gaat
branden, werkt het EV-systeem
normaal. Houd het rempedaal
ingetrapt tot het controlelampje
READY brandt.
Het EV-systeem kan vanuit iedere
stand van het contact worden gestart.
5. Controleer of het controlelampje READY brandt.
Als het controlelampje READY uit is,
kan er niet met de auto worden
gereden.
Verlichting startknop
In de volgende situaties is de startknop
verlicht:
• Wanneer het bestuurders- of passagiersportier wordt geopend.
• Wanneer het contact in stand ACC of AAN staat.
5.1 Voordat u gaat rijden
214