Page 345 of 610

Als u merkt dat de auto een voertuig,
object, persoon of greppel te dicht
nadert
Trap het rempedaal in om de auto tot
stilstand te brengen en zet de transmissie
in een andere stand om de rijrichting van
de auto te veranderen.
Op dat moment wordt de begeleiding
onderbroken. Als de toets “Start” echter
wordt geselecteerd, wordt de begeleiding
hervat en beweegt de auto in de richting
die overeenkomt met de geselecteerde
stand van de transmissie.
Als “No available parking space” (geen
parkeervak beschikbaar) wordt
weergegeven
Zelfs wanneer de auto parallel aan een
parkeervak tot stilstand wordt gebracht,
wordt een ernaast geparkeerde auto
mogelijk niet gesignaleerd. Als in dat
geval de auto wordt verplaatst naar een
punt waarop een geparkeerde auto kan
worden gesignaleerd, kan de begeleiding
worden gestart.
OPMERKING
Bij gebruik van de functie fileparkeren
• Controleer of er geen obstakelsaanwezig zijn binnen de gele
afstandslijnen en tussen de auto en de
beoogde parkeerplaats. Als er
obstakels worden gesignaleerd
binnen de gele afstandslijnen of
tussen de auto en het beoogde
parkeervak, wordt de functie
fileparkeren uitgeschakeld.
OPMERKING(Vervolg)
• Het beoogde parkeervak kan nietcorrect worden ingesteld als het
parkeervak zich op een helling bevindt
of als er hoogteverschillen zijn.
Hierdoor kan de auto buiten het
beoogde parkeervak of scheef komen
te staan. Gebruik de functie
fileparkeren daarom niet voor dit
soort parkeerplaatsen.
• Bij het parkeren in een smalle ruimte kan de auto dicht bij een ernaast
geparkeerde auto komen. Als een
aanrijding onvermijdelijk lijkt, trap
dan het rempedaal in om de auto tot
stilstand te brengen.
•
Als een vlakbij geparkeerde auto smal is,
of zeer dicht tegen de stoeprand aan
geparkeerd staat, wordt uw auto ook
naar een positie dicht tegen de
stoeprand aan begeleid. Breng, als het
ernaar uitziet dat de auto de stoeprand
gaat raken of van de weg raakt, de auto
tot stilstand door het rempedaal in te
trappen en druk vervolgens op de
hoofdschakelaar van Advanced Park om
het systeem uit te schakelen.
• Wanneer zich aan de binnenzijde van het parkeervak een muur of ander
obstakel bevindt, komt de auto
mogelijk tot stilstand op een positie
net buiten het ingestelde beoogde
parkeervak.
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
343
5
Rijden
Page 346 of 610

Advanced Park-functie wegrijden uit
fileparkeervak
Beschrijving functie
Als bij het wegrijden uit een
fileparkeervak het systeem oordeelt dat
verlaten van het parkeervak mogelijk is,
kan de functie wegrijden uit
fileparkeervak worden gebruikt. Ook kan,
afhankelijk van de omgeving, de stand
van de transmissie worden gewijzigd
door de begeleidingsregeling als de
rijrichting van de auto moet worden
veranderd.
Verlaten van een parkeervak met behulp
van de functie wegrijden uit
fileparkeervak1. Druk met ingetrapt rempedaal en de transmissie in stand P op de
hoofdschakelaar van Advanced Park
en controleer of het selectiescherm
voor de vertrekrichting wordt
weergegeven op het
multimedia-display.
2. Selecteer een pijl op het multimedia-display om de richting te
kiezen waarin u wilt wegrijden.
Met behulp van de
richtingaanwijzerschakelaar kunt u
alleen kiezen om naar links of rechts
weg te rijden. 3. Trap het rempedaal in en selecteer de
toets “Start”.
Er klinkt een zoemer, er wordt een
melding met betrekking tot de
werking weergegeven op het
multi-informatiedisplay en de
begeleiding wordt gestart.
Druk op de hoofdschakelaar van
Advanced Park om de begeleiding uit
te schakelen.
Als de begeleiding wordt
uitgeschakeld, wordt “Advanced Park
Cancelled” (Advanced Park
uitgeschakeld) weergegeven.
Als u merkt dat de auto een voertuig,
object, persoon of greppel in de buurt
te dicht nadert: →blz. 345
4. Voer de handelingen uit overeenkomstig de weergegeven
adviezen totdat de auto zich in een
positie bevindt waarin u kunt
wegrijden.
Als het stuurwiel niet bediend wordt,
zal de auto stoppen op de positie
waarin u kunt wegrijden. Zodra de
auto in een positie staat waaruit u
kunt wegrijden, wordt “You can exit by
moving the steering wheel” (u kunt
wegrijden door het stuurwiel te
bedienen) weergegeven. Als het
stuurwiel wordt bediend, wordt
“Advanced Park Finished” (Advanced
Park beëindigd) weergegeven en
wordt de begeleiding beëindigd. Pak
het stuurwiel vast en rijd vooruit.
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
344
Page 347 of 610

Als u merkt dat de auto een voertuig,
object, persoon of greppel te dicht
nadert
Trap het rempedaal in om de auto tot
stilstand te brengen en zet de transmissie
in een andere stand om de rijrichting van
de auto te veranderen.
Op dat moment wordt de begeleiding
onderbroken. Als de toets “Start” echter
wordt geselecteerd, wordt de begeleiding
hervat en beweegt de auto in de richting
die overeenkomt met de geselecteerde
stand van de transmissie.
Functie wegrijden uit fileparkeervak
Gebruik de functie wegrijden uit een
fileparkeervak niet in een andere situatie
dan bij het verlaten van een
fileparkeervak. Trap het rempedaal in,
breng de auto tot stilstand en druk
vervolgens op de hoofdschakelaar van
Advanced Park om de begeleiding uit te
schakelen als de begeleiding onbedoeld
in werking is getreden.Situaties waarin de functie wegrijden
uit fileparkeervak niet werkt
In de volgende situaties werkt de functie
wegrijden uit fileparkeervak niet:
• Als er in de vertrekrichting auto's
staan te wachten bij een verkeerslicht
• Als er een auto stilstaat op de rijbaan achter de plek van waaruit de auto
vertrekt
• Als er wordt gesignaleerd dat er zich een muur, pilaar of persoon in de
buurt van een zijsensor voor of achter
bevindt
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
345
5
Rijden
Page 348 of 610

• Wanneer de auto geparkeerd staat opeen stoeprand en een zijsensor het
wegdek signaleert
• Als er geen auto geparkeerd staat vóór de auto
• Als er heel veel ruimte zit tussen de voorzijde van de auto en een
geparkeerde auto
Geheugenfunctie Advanced Park
Beschrijving functie
De geheugenfunctie kan worden gebruikt
om te parkeren in een eerder
geregistreerd parkeervak, zelfs als er
geen belijning is aangebracht en er geen
ernaast geparkeerde auto's zijn.
Er kunnen maximaal 3 parkeervakken
worden geregistreerd.
Registreren van een parkeervak 1. Breng de auto tot stilstand op een punt in lijn met en dicht bij het
midden van het beoogde parkeervak.
AOngeveer 1 m 2. Druk op de hoofdschakelaar en
selecteer
Als de hoofdschakelaar van Advanced
Park wordt ingedrukt bij een
parkeervak zonder lijnen of nabij
geparkeerde auto's, wordt mogelijk
“No available parking space” (geen
parkeervak beschikbaar)
weergegeven. Houd
ingedrukt.
3. Selecteer de functie haaks inparkeren (vooruit/achteruit) of de functie
fileparkeren.
Alleen parkeervakken waarvoor
assistentie kan worden uitgevoerd
worden weergegeven.
4. Selecteer de parkeerrichting.
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
346
Page 349 of 610

Wanneer haaks inparkeren
(vooruit/achteruit) is geselecteerd
in stap 3
Wanneer fileparkeren is
geselecteerd in stap 3
5. Pas met behulp van de pijltoetsen de positie van het te registreren
parkeervak aan en selecteer
vervolgens de toets OK.
6. Selecteer de toets “Start”. Er klinkt een zoemer, er wordt een
melding met betrekking tot de
werking weergegeven op het
multi-informatiedisplay en de
begeleiding wordt gestart.
Als het rempedaal wordt losgelaten,
wordt “Moving Forward...” (rijdt naar
voren...) weergegeven en begint de
auto vooruit te rijden.
Als u merkt dat de auto een voertuig,
object, persoon of greppel in de buurt
te dicht nadert:
→blz. 348
7. Voer de handelingen uit overeenkomstig de weergegeven
adviezen totdat de auto stopt in het
beoogde parkeervak.
8. Controleer de positie waarop de auto tot stilstand is gekomen. Pas indien
nodig de positie van het te registreren
parkeervak aan met behulp van de
pijltoetsen en selecteer vervolgens de
registratietoets.
“Registration Completed” (registratie
voltooid) wordt weergegeven op het
multimedia-display.
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
347
5
Rijden
Page 350 of 610

• Registreer het parkeervak alleen als ergeen obstakels aanwezig zijn binnen
het met de dikke lijnen aangegeven
gebied.
• De mate waarin de positie van het te registreren parkeervak kan worden
aangepast, is beperkt.
Bij het parkeren in een met behulp van de
geheugenfunctie geregistreerd
parkeervak 1. Breng de auto tot stilstand op een punt in lijn met en dicht bij het
midden van het beoogde parkeervak.
AOngeveer 1 m
2. Druk op de hoofdschakelaar van Advanced Park en controleer of er een
mogelijk parkeervak wordt
weergegeven op het
multimedia-display.
Als de toets MODE wordt
weergegeven, kan deze worden
gekozen om te wisselen tussen de
geheugenfunctie, de functie haaks
inparkeren (vooruit/achteruit) en de
functie fileparkeren. 3. Selecteer het gewenste parkeervak en
druk vervolgens op de toets “Start”.
Voer de procedure voor de functie
haaks inparkeren (vooruit/achteruit)
uit vanaf stap 3.(→Blz. 336)
Als u merkt dat de auto een voertuig,
object, persoon of greppel te dicht
nadert
Trap het rempedaal in om de auto tot
stilstand te brengen en zet de transmissie
in een andere stand om de rijrichting van
de auto te veranderen.
Op dat moment wordt de begeleiding
onderbroken. Als de toets “Start” echter
wordt geselecteerd, wordt de begeleiding
hervat en beweegt de auto in de richting
die overeenkomt met de geselecteerde
stand van de transmissie.
Bij het overschrijven van een
geregistreerd parkeervak
Als het maximale aantal parkeervakken is
geregistreerd en
wordt geselecteerd,
kan een geregistreerd parkeervak worden
geselecteerd en vervolgens worden
overschreven met een nieuw parkeervak.
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
348
Page 351 of 610

Als er meerdere parkeervakken zijn
geregistreerd
Selecteer het gewenste parkeervak en
druk vervolgens op de toets “Start”.
OPMERKING
Bij gebruik van de geheugenfunctie
• De geheugenfunctie is een functie dieu begeleidt bij het parkeren in een
eerder geregistreerd parkeervak.
• Als de toestand van het wegdek, de auto of de omgeving anders is dan bij
de registratie, wordt het parkeervak
mogelijk niet goed gesignaleerd of
wordt u niet begeleid tot het punt
waarop het parkeren helemaal is
afgerond.
• Registreer een parkeervak niet in onderstaande situaties, omdat het
ingestelde parkeervak dan mogelijk
niet kan worden geregistreerd of
begeleiding later wellicht niet
mogelijk is.
OPMERKING(Vervolg)
– Als een cameralens vuil is of bedektis met waterdruppels
– Als het regent of sneeuwt
– Als de omgeving donker is ('s nachts, enz.)
• In de volgende situaties kan een parkeervak mogelijk niet worden
geregistreerd.– Als er onvoldoende ruimte aanwezig is tussen de weg en het parkeervak
– Als het wegdek rond het parkeervak niet zodanig afwijkt dat het systeem
het kan herkennen
• Als een parkeervak is geregistreerd in een van de volgende situaties, wordt
de begeleiding later mogelijk niet
gestart of is begeleiding naar de
geregistreerde positie wellicht niet
mogelijk.– Als er schaduwen over het parkeervak vallen (er bevindt zich
een carport boven het parkeervak,
enz.)
– Als er bladeren, afval of andereobjecten in het parkeervak liggen
die kunnen bewegen
– Als het wegdek rond het parkeervak eenzelfde zich herhalend patroon
heeft (klinkers, enz.)
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
349
5
Rijden
Page 352 of 610

OPMERKING(Vervolg)
• In de volgende situaties kan hetsysteem u mogelijk niet begeleiden
naar de geregistreerde parkeerplaats:
– Als het uiterlijk van het parkeervak wordt beïnvloed door de schaduw
van een voertuig of bomen
– Als er een object wordt gesignaleerd in het geregistreerde
parkeervak
– Wanneer er een voetganger of passerend voertuig wordt
gesignaleerd tijdens de begeleiding
– Als de positie waarin de auto stilstaat bij het starten van de
begeleiding afwijkt van de positie
tijdens het uitvoeren van de
registratie
– Als het geregistreerde parkeervak niet kan worden bereikt door de
aanwezigheid van parkeerblokken,
enz.
– Als het wegdek rond het parkeervak is gewijzigd (wegdek is verslechterd
of vernieuwd)
– Als de hoeveelheid zonlicht afwijkt van toen de registratie werd
uitgevoerd (door de
weersomstandigheden of het
tijdstip van de dag)
– Als er zonlicht direct op een camera valt, zoals bij laagstaande zon
– Als de kleur of de helderheid van het wegdek niet overal gelijk is
– Als het parkeervak tijdelijk verlicht wordt (verlichting van een andere
auto, beveiligingslicht, enz.)
– Als het wegdek rond het parkeervak eenzelfde zich herhalend patroon
heeft
– Als op de weg in de buurt van het parkeervak een laag uitsteeksel
aanwezig is
– Als het parkeervak zich op een helling bevindt
– Als er warm of koud water op de camera terecht is gekomen en de
lens is beslagen
– Als een cameralens vuil is of bedekt is met waterdruppels
OPMERKING(Vervolg)
– Als er accessoires zijn gemonteerddie het zicht van de camera
belemmeren
Als de begeleiding wordt beëindigd
tijdens de registratie, voer de registratie
dan opnieuw uit.
• Als tijdens het registreren van een parkeervak met behulp van de
geheugenfunctie het wegdek niet kan
worden gesignaleerd, wordt “No
available parking space to register”
(geen parkeervak beschikbaar om te
registreren) weergegeven.
• Stop bij het gebruik van de geheugenfunctie altijd direct vóór de
stoppositie. Anders kan het
parkeervak mogelijk niet goed
worden gesignaleerd of wordt u
mogelijk niet begeleid tot het punt
waarop het parkeren helemaal is
afgerond.
• Gebruik de geheugenfunctie niet als een camera is blootgesteld aan een
hevige schok of beelden van de
Panoramic View Monitor niet goed
zijn uitgelijnd.
• Omdat als een camera is vervangen de plaatsingshoek van de camera
gewijzigd zal zijn, moeten de
parkeervakken van de
geheugenfunctie opnieuw worden
geregistreerd.
Afstandsbedieningsfunctie
Beschrijving functie
Via een app op uw smartphone kunt u de
auto op afstand in of uit een parkeervak
laten rijden. U kunt deze app ook
gebruiken om bijvoorbeeld de auto op
afstand vooruit of achteruit in een garage
te zetten.
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
350