Page 313 of 610

• Als er uitrusting die een sensor kanhinderen, zoals een sleepoog,
bumperbeschermer (een extra
beschermstrip, enz.), fietsendrager of
sneeuwploeg, is geplaatst
• Wanneer een voertuig uw auto van opzij passeert
• Wanneer een gesignaleerde naderende auto een bocht maakt
• Als er zich ronddraaiende objecten, zoals een ventilator van een
airco-unit, in de buurt van de auto
bevinden • Als er water op de achterbumper spat
of gespoten wordt, bijvoorbeeld van
een sproeier
• In geval van bewegende objecten (vlaggen, uitlaatgassen, grote
regendruppels of sneeuwvlokken,
plassen op het wegdek, enz.)
• Wanneer de afstand tussen uw auto en een vangrail, muur, enz. die het
detectiegebied binnenkomt kort is
• Roosters en goten
• Wanneer een sensor of de omgeving van een sensor zeer heet of koud is
• Als de wielophanging is gewijzigd of als er een andere maat banden dan
voorgeschreven is gemonteerd
• Als de voorzijde van de auto omhoog of omlaag staat door de belading van
de auto
5.4.16 RCD (Rear Camera
Detection)*
*Indien aanwezig
Wanneer de auto achteruitrijdt, kan de
Rear Camera Detection-functie
voetgangers signaleren in het
detectiegebied achter de auto. Als een
voetganger wordt gesignaleerd, klinkt er
een zoemer en wordt er een icoon
weergegeven op het multimedia-display
om de bestuurder over de voetganger te
informeren.
WAARSCHUWING!
Waarschuwingen met betrekking tot
het gebruik van het systeem
De herkennings- en
regelmogelijkheden voor dit systeem
zijn beperkt.
De bestuurder moet voorzichtig rijden
door altijd zijn verantwoordelijkheid te
nemen zonder te veel op het systeem te
vertrouwen en inzicht te hebben in de
situaties om hem heen.
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
311
5
Rijden
Page 314 of 610

WAARSCHUWING!(Vervolg)
Ervoor zorgen dat het systeem goed
werkt
Neem het volgende in acht, want
anders kunnen er gevaarlijke situaties
ontstaan die tot een ongeval kunnen
leiden.
• Reinig de camera altijd zonder hemte beschadigen.
• Plaats geen op de markt verkrijgbare elektronische onderdelen (zoals een
verlichte kentekenplaat en
mistlampen) in de buurt van de
camera.
• Stel de omgeving van de camera niet bloot aan sterke schokken. Laat de
auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige als de
omgeving is blootgesteld aan sterke
schokken.
• Neem de camera niet uit elkaar, breng er geen wijzigingen in aan en
spuit hem niet.
• Bevestig geen accessoires of stickers op de camera.
• Plaats geen op de markt verkrijgbare beschermingsonderdelen
(bumperbekleding, enz.) op de
achterbumper.
• Zorg ervoor dat de banden altijd de juiste spanning hebben.
• Zorg ervoor dat de achterklep geheel is gesloten.
RCD-functie wordt uitgeschakeld
In de volgende situaties wordt het
systeem uitgeschakeld. De RCD-functie
werkt mogelijk niet goed waardoor het
gevaar bestaat dat er een ongeval
gebeurt.
• De hierboven genoemde punten zijn niet in acht genomen.
• Er zijn andere dan originele Toyota-onderdelen gebruikt voor de
wielophanging. Multimedia-display
AVoetgangerdetectie-icoon
Wordt automatisch weergegeven
wanneer een voetganger wordt
gesignaleerd.
(Telkens wanneer het contact UIT en weer
AAN wordt gezet, wordt de RCD-functie
automatisch ingeschakeld.)
Inschakelen/uitschakelen van de
RCD-functie
Gebruik de bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om de RCD-functie
in of uit te schakelen. (→Blz. 150) 1. Druk op
ofomte
selecteren.
2. Druk op
ofom RCD te
selecteren en druk vervolgens op.
Wanneer de RCD-functie wordt
uitgeschakeld, gaat het
controlelampje Driving
Assist-informatie (→blz. 144)
branden. Het controlelampje RCD
gaat dan branden en de melding “Rear
Camera Detection OFF” (Rear Camera
Detection uit) wordt dan
weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
Wanneer een voetganger wordt
gesignaleerd
Als de Rear Camera Detection-functie
een voetganger in het detectiegebied
signaleert, werken de zoemer en de
voetgangerdetectie als volgt:
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
312
Page 315 of 610

AWanneer een voetganger wordt
gesignaleerd in gebiedAZoemer: Klinkt herhaaldelijk
Voetgangerdetectie-icoon: Knippert
BWanneer een voetganger wordt
gesignaleerd in gebiedBZoemer (al de auto stilstaat): Klinkt
3 keer
Zoemer (als de auto achteruitrijdt, als
een voetganger de achterzijde van de
auto nadert): Klinkt herhaaldelijk
Voetgangerdetectie-icoon: Knippert
CAls het systeem oordeelt dat de kans
bestaat dat uw auto een voetganger
in gebied
Craakt
Zoemer: Klinkt herhaaldelijk
Voetgangerdetectie-icoon: Knippert
De Rear Camera Detection-functie
werkt wanneer
• Het contact AAN staat.
• De RCD-functie is ingeschakeld.
• De transmissie staat in stand R.
• Advanced Park is uitgeschakeld.
Instellen van het zoemervolume
Het zoemervolume kan worden
aangepast op het multi-
informatiedisplay. (→Blz. 304)
Wijzig de instellingen met behulp van de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel. (→Blz. 150) Tijdelijk dempen van het geluid van
een zoemer
Als er een object wordt gesignaleerd,
wordt de toets voor tijdelijk dempen
weergegeven op het multimedia-
display. Selecteer
om de zoemer
van de Toyota Parking Assist-sensor, de
RCTA en de RCD te dempen.
In de volgende gevallen wordt het
dempen automatisch geannuleerd:
• Als de transmissie in een andere stand wordt gezet.
• Als de rijsnelheid hoger wordt dan een bepaalde snelheid.
• Als er een storing in een sensor aanwezig is of het systeem tijdelijk
niet kan worden gebruikt.
• Als de actieve functie handmatig wordt uitgeschakeld.
• Als het contact UIT wordt gezet.
Situaties waarin het systeem mogelijk
niet goed werkt
• Sommige voetgangers, zoals onderstaande, worden mogelijk niet
gesignaleerd door de Rear Camera
Detection-functie, waardoor de
functie niet goed werkt:– Voetgangers die voorover buigen of hurken
– Voetgangers die liggen
– Voetgangers die rennen
– Voetgangers die plotseling binnen het detectiegebied komen
– Personen op een fiets, skateboard of een ander klein vervoermiddel
– Voetgangers die ruimvallende kleding, zoals een regenjas of een
lange rok, dragen waardoor hun
silhouet vaag wordt
– Voetgangers van wie het lichaam gedeeltelijk verborgen is achter een
object, zoals een winkelwagen of
paraplu
– Voetgangers die niet te zien zijn door donkerte, bijvoorbeeld 's
nachts
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
313
5
Rijden
Page 316 of 610

• In bepaalde situaties, zoalsonderstaande, worden voetgangers
mogelijk niet gesignaleerd door de
Rear Camera Detection-functie,
waardoor de functie niet goed werkt:– Bij achteruitrijden in slecht weer (regen, sneeuw, mist, enz.)
– Wanneer de camera achter is bedekt (er zit vuil, sneeuw, ijs, enz. op) of als
er krassen op zitten
– Wanneer een zeer fel licht, bijvoorbeeld de zon of de
koplampen van een ander voertuig,
rechtstreeks in de camera achter
schijnt
– Wanneer er achteruit wordt gereden op een plek waar de
helderheid van het omgevingslicht
plotseling verandert, zoals bij het
in- of uitrijden van een garage of
ondergrondse parkeergarage
– Wanneer er achteruit wordt gereden in het duister, zoals in de
schemering of in een ondergrondse
parkeergarage
– Als de positie en richting van de camera afwijken
– Als er een trekhaak gemonteerd is
– Als er waterdruppels over de cameralens lopen
– Als de wagenhoogte extreem veranderd is (neus omhoog, neus
omlaag)
– Als er sneeuwkettingen of een bandenreparatieset worden
gebruikt
– Als de ruitensproeier achter in werking is
– Als de wielophanging is gewijzigd of als er een andere maat banden dan
voorgeschreven is gemonteerd.
– Als een elektronisch onderdeel, zoals een kentekenplaat met
achtergrondverlichting of een
mistachterlicht, in de buurt van de
camera achter is geplaatst
– Als er een bumperbeschermer, zoals een extra beschermstrip, is
geplaatst op de achterbumper Situaties waarin het systeem mogelijk
onverwacht ingeschakeld wordt
• Hoewel er zich geen voetgangers in
het detectiegebied bevinden, worden
bepaalde objecten, zoals
onderstaande, mogelijk gesignaleerd,
waardoor de Rear Camera
Detection-functie mogelijk in werking
treedt.– Driedimensionale objecten, zoals een paal, pylon, hek of geparkeerd
voertuig
– Bewegende objecten, zoals een auto of motorfiets
– Objecten die in de richting van uw auto bewegen als u achteruitrijdt,
zoals vlaggen of plassen (of materie
in de lucht, zoals rook, stoom, regen
of sneeuw)
– Straten met kinderkopjes of grind, tramrails, wegwerkzaamheden,
witte lijnen, zebrapaden of gevallen
bladeren op de weg
– Metalen afdekkingen (roosters), zoals gebruikt boven afvoergoten
– Objecten die gereflecteerd worden in een plas of op een nat wegdek
– Schaduwen op de weg
• In bepaalde situaties, zoals onderstaande, werkt de Rear Camera
Detection-functie mogelijk terwijl er
zich geen voetgangers in het
detectiegebied bevinden.– Bij achteruitrijden richting de wegkant of een kuil in de weg
– Bij heuvelop/heuvelaf achteruitrijden
– Als de achterzijde van de auto omhoog of omlaag staat door de
belading van de auto
– Als er een bumperbeschermer, zoals een extra beschermstrip, is
geplaatst op de achterbumper
– Als de stand van de camera achter is gewijzigd
– Wanneer een sleepoog op de achterzijde van de auto is
gemonteerd
– Wanneer er water over de lens van de camera achter stroomt
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
314
Page 317 of 610

– Wanneer de camera achter is bedekt(er zit vuil, sneeuw, ijs, enz. op) of als
er krassen op zitten
– Als er zich een knipperende lamp in het detectiegebied bevindt, zoals de
alarmknipperlichten van een ander
voertuig
– Als er sneeuwkettingen of een bandenreparatieset worden
gebruikt
• Omstandigheden waaronder de werking van de Rear Camera
Detection-functie mogelijk niet opvalt– De zoemer is mogelijk moeilijk te horen wanneer er veel
omgevingsgeluid is, het volume van
het audiosysteem hoog staat, de
airconditioning is ingeschakeld, enz.
– Als de temperatuur in het interieur extreem hoog of laag is, werkt het
scherm van het audiosysteem
mogelijk niet goed.
5.4.17 PKSB (Parking Support
Brake)*
*Indien aanwezig
Het Parking Support Brake-systeem
bestaat uit de volgende functies die
werken bij rijden met een lage snelheid of
achteruitrijden, bijvoorbeeld bij het
parkeren. Wanneer het systeem oordeelt
dat de kans op een aanrijding met een
object of voetganger groot is, wordt een
waarschuwing geactiveerd om de
bestuurder aan te sporen om uit te
wijken. Wanneer het systeem oordeelt
dat een aanrijding met een gesignaleerd
object of een voetganger zeer
waarschijnlijk is, worden de remmen
automatisch bekrachtigd om te helpen
een aanrijding te voorkomen of om de
impact van een aanrijding te helpen
verminderen.
PKSB-systeem (Parking Support Brake)
Stilstaande objecten voor en achter de
auto (indien aanwezig)
→Blz. 319 Bewegende voertuigen achter de auto
(indien aanwezig)
→Blz. 321
Voetgangers achter de auto (indien
aanwezig)
→Blz. 321
Stilstaande objecten rond de auto (auto's
met Advanced Park)
→Blz. 324
WAARSCHUWING!
Waarschuwingen met betrekking tot
het gebruik van het systeem
Vertrouw niet blindelings op het
systeem, omdat dit kan leiden tot een
ongeval.
Controleer altijd de omgeving van uw
auto tijdens het rijden.
Afhankelijk van de auto en de conditie
van de weg, de weersomstandigheden,
enz. werkt het systeem mogelijk niet.
De signaleringsmogelijkheden van
sensoren en radars zijn beperkt.
Controleer altijd de omgeving van uw
auto tijdens het rijden.
• De bestuurder is zelf
verantwoordelijk voor een veilig
rijgedrag. Rijd altijd voorzichtig en
houd rekening met de omgeving. Het
Parking Support Brake-systeem is
ontworpen om te helpen de ernst
van een aanrijding te verminderen.
Onder sommige omstandigheden is
het echter mogelijk dat het systeem
niet werkt.
• Het Parking Support Brake-systeem is niet ontworpen om de auto
volledig tot stilstand te brengen.
Bovendien is het, zelfs wanneer het
systeem de auto tot stilstand heeft
gebracht, noodzakelijk om
onmiddellijk het rempedaal in te
trappen, omdat de remregeling na
ongeveer 2 seconden wordt
uitgeschakeld.
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
315
5
Rijden
Page 318 of 610

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Het is extreem gevaarlijk om dewerking van het systeem te
controleren door opzettelijk met de
auto in de richting van een muur, enz.
te rijden. Doe dit nooit.
Wanneer moet de Parking Support
Brake uitgeschakeld worden
Schakel in de onderstaande situaties de
Parking Support Brake uit, omdat het
systeem anders mogelijk zelfs werkt als
er geen kans op een aanrijding is.
• Bij een controle van de auto op een rollenbank o.i.d.
• Wanneer de auto op een schip, vrachtwagen of ander
transportmiddel wordt geladen
• Als de wielophanging is gewijzigd of als er een andere maat banden dan
voorgeschreven is gemonteerd
• Als de voorzijde van de auto omhoog of omlaag staat door de belading van
de auto
• Als er uitrusting die een sensor kan hinderen, zoals een sleepoog,
bumperbeschermer (een extra
beschermstrip, enz.), fietsendrager
of sneeuwploeg, is geplaatst
• Als gebruik wordt gemaakt van een wasstraat
• Als de auto niet stabiel functioneert, zoals na een ongeval of tijdens een
storing
• Als sportief met de auto wordt gereden of als op onverharde wegen
wordt gereden
• Als de banden niet de juiste bandenspanning hebben
• Als de banden zeer versleten zijn
• Wanneer er sneeuwkettingen worden gebruikt, een compact
reservewiel is gemonteerd of een
bandenreparatieset is gebruikt
Voorzorgsmaatregelen met
betrekking tot de wielophanging
Wijzig de wielophanging van de auto
niet. Als de hoogte of de hellingshoek
van de auto wordt gewijzigd, kunnen de
sensoren signaleerbare objecten
WAARSCHUWING!(Vervolg)
mogelijk niet signaleren en werkt het
systeem mogelijk niet goed, hetgeen
kan leiden tot een ongeval.
Inschakelen/uitschakelen van de
Parking Support Brake
De Parking Support Brake kan worden
ingeschakeld/uitgeschakeld via het
multi-informatiedisplay. Alle functies van
de Parking Support Brake (voor
stilstaande objecten voor en achter de
auto, voor voertuigen die achterlangs
rijden, voor voetgangers achter de auto
en voor stilstaande objecten rondom de
auto) worden gelijktijdig
ingeschakeld/uitgeschakeld.
Gebruik de bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om de Parking
Support Brake in of uit te schakelen.
(→Blz. 150) 1. Druk op
ofomte
selecteren.
2. Druk op
ofomPKSB te
selecteren en druk vervolgens op.
Wanneer de Parking Support Brake
wordt uitgeschakeld, gaat het
controlelampje Driving
Assist-informatie (→blz. 144)
branden.
Als het systeem is uitgeschakeld en u
het weer wilt inschakelen, selecteer
dan
op het multi-
informatiedisplay, selecteerPKSB
en vervolgens “On” (aan). Als het
systeem door middel van deze
methode is uitgeschakeld, wordt het
niet automatisch weer ingeschakeld
nadat het contact UIT en weer AAN is
gezet.
Weergaven en zoemers voor
vermogensbegrenzingsregeling
EV-systeem en remregeling
Als de vermogensbegrenzingsregeling
van het EV-systeem of de remregeling in
werking is, klinkt een zoemer en wordt
een melding weergegeven op het
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
316
Page 319 of 610

multi-informatiedisplay en het scherm
van het multimediasysteem om de
bestuurder te waarschuwen.
Afhankelijk van de situatie werkt de
begrenzingsregeling van het EV-systeem
om hetzij de acceleratie te begrenzen
hetzij het vermogen zo veel mogelijk te
beperken.
• De begrenzingsregeling van hetEV-systeem is in werking (begrenzing
acceleratie)
Het systeem begrenst sneller
accelereren dan een bepaalde waarde.
Multimedia-display: Geen
waarschuwing weergegeven
Multi-informatiedisplay: “Object
Detected Acceleration Reduced”
(Object gesignaleerd, acceleratie
begrensd)
Controlelampje Driving
Assist-informatie: Uit
Zoemer: Klinkt niet
• De vermogensbegrenzingsregeling van het EV-systeem is in werking
(vermogen zo veel mogelijk beperkt)
Het systeem heeft bepaald dat er
harder moet worden geremd dan
normaal.
Multimedia-display: BRAKE!
(Remmen!)
Multi-informatiedisplay: BRAKE!
(Remmen!)
Controlelampje Driving
Assist-informatie: Uit
Zoemer: Kort piepsignaal
• De remregeling is in werking Het systeem heeft bepaald dat een
noodstop noodzakelijk is
Multimedia-display: BRAKE!
(Remmen!)
Multi-informatiedisplay: BRAKE!
(Remmen!)
Controlelampje Driving
Assist-informatie: Uit
Zoemer: Kort piepsignaal • Auto tot stilstand gebracht door de
werking van het systeem
De auto is tot stilstand gebracht door
de remregeling.
Multimedia-display: “Press Brake
Pedal” (trap het rempedaal in)
Multi-informatiedisplay: “Accelerator
Pedal is Pressed Press Brake Pedal”
(gaspedaal ingetrapt, trap rempedaal
in) (Als het gaspedaal niet is ingetrapt,
wordt “Press Brake Pedal” (trap
rempedaal in) weergegeven.)
Controlelampje Driving
Assist-informatie: Aan
Zoemer: Klinkt herhaaldelijk
Overzicht systeem
Als de Parking Support Brake bepaalt dat
er een risico op een aanrijding met een
gesignaleerd object of een voetganger
bestaat, wordt het vermogen van het
EV-systeem verminderd om een toename
van de rijsnelheid te beperken.
(Vermogensbegrenzingsregeling
EV-systeem: zie afbeelding 2.)
Bovendien treedt wanneer u het
gaspedaal ingetrapt blijft houden
automatisch het remsysteem in werking
om de rijsnelheid te verlagen.
(Remregeling: zie afbeelding 3)
• Afbeelding 1: Wanneer de PKSB (Parking Support Brake) niet in
werking is
AVermogen EV-systeem
BRemkracht
CTijd
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
317
5
Rijden
Page 320 of 610

• Afbeelding 2: Wanneer devermogensbegrenzingsregeling voor
het EV-systeem in werking is
AVermogen EV-systeem
BRemkracht
CTijd
DVermogensbegrenzingsregeling
EV-systeem wordt geactiveerd (het
systeem bepaalt dat de kans op een
aanrijding met een gesignaleerd
object groot is)
• Afbeelding 3 Wanneer de vermogensbegrenzingsregeling van
het EV-systeem en de remregeling in
werking zijn
AVermogen EV-systeem
BRemkracht
CTijd
DVermogensbegrenzingsregeling
EV-systeem wordt geactiveerd (het
systeem bepaalt dat de kans op een
aanrijding met een gesignaleerd
object groot is)
ERemregeling wordt geactiveerd (het
systeem bepaalt dat de kans op een
aanrijding met een gesignaleerd
object zeer groot is)
Als de Parking Support Brake in
werking is getreden
Als de auto is stilgezet door de werking
van de Parking Support Brake, wordt de
Parking Support Brake uitgeschakeld en
gaat het controlelampje Driving
Assist-informatie branden. Als de Parking
Support Brake onnodig in werking treedt,
kan de remregeling worden geannuleerd
door het rempedaal in te trappen of door
ongeveer 2 seconden te wachten totdat
deze automatisch wordt geannuleerd.
Vervolgens kunt u verder rijden door het
gaspedaal in te trappen.
Opnieuw inschakelen van de Parking
Support Brake
Wanneer de Parking Support Brake is
uitgeschakeld door de werking ervan,
kunt u zelf het systeem weer inschakelen
(→blz. 316) of het contact UIT en
vervolgens weer AAN zetten.
Bovendien wordt het systeem
automatisch weer ingeschakeld en gaat
het controlelampje Driving
Assist-informatie uit, als aan een van
onderstaande voorwaarden wordt
voldaan:
• Stand P is geselecteerd
• Het obstakel bevindt zich niet langer in de rijrichting van de auto.
• De rijrichting van de auto wijzigt
*
*
Behalve wanneer “voetgangers achter
de auto” in werking was.
Zoemer Toyota Parking Assist-sensor
Als, ongeacht of de zoemer van de
Toyota Parking Assist-sensor is
ingeschakeld of niet, de PKSB (Parking
Support Brake-systeem) is ingeschakeld
en de sensoren voor en achter een
stilstaand object signaleren en de
remregeling wordt uitgevoerd, klinkt de
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
318