Page 481 of 610

WAARSCHUWING!
Als uw auto een lekke band heeft
Zelfs als er over een korte afstand met
een lekke band wordt doorgereden,
kunnen band en velg zodanig
beschadigd worden dat reparatie niet
meer mogelijk is.
Door het rijden met een lekke band kan
er op de wang rondom een groef
ontstaan. In zo'n geval kan de band bij
het gebruik van een reparatieset
exploderen.
Wees voorzichtig tijdens het rijden
• Berg de reparatieset op in debagageruimte. Anders kunt u in geval
van een ongeval of plotseling
remmen letsel oplopen.
• De reparatieset is speciaal ontworpen voor uw auto. Gebruik de
set niet voor andere auto's. Als u dat
wel doet, kan dat leiden tot een
ongeval met ernstig letsel tot gevolg.
• Gebruik de set niet voor banden met een afwijkende maat of voor andere
doeleinden. Als de banden niet
volledig zijn gerepareerd, kan dit
leiden tot een ongeval met ernstig
letsel tot gevolg.
Voorzorgsmaatregelen bij het
gebruik van de
bandenreparatievloeistof
• Het inslikken van bandenreparatievloeistof is
schadelijk voor uw gezondheid. Als u
bandenreparatievloeistof inslikt,
moet u zo veel mogelijk water
drinken en onmiddellijk een huisarts
raadplegen.
• Spoel direct met water wanneer bandenreparatievloeistof in uw ogen
of op uw huid is terechtgekomen.
Raadpleeg een huisarts als u zich niet
lekker blijft voelen. Verwijderen van de bandenreparatieset
1. Open de afdekplaat.
2. Verwijder het deksel.
3. Verwijder de bandenreparatieset.
1. Compressor
2. Fles
Noodreparatieprocedure 1. Verwijder de reparatieset uit de plastic hoes.
Bevestig de bij de fles meegeleverde
stickers op de aangegeven plaatsen.
(Zie stap 10.)
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
479
8
Bij problemen
Page 482 of 610
2. Verwijder de slang en devoedingsstekker van de compressor.
3. Sluit de fles aan op de compressor. Sluit de fles recht aan op de
compressor, zoals aangegeven in de
afbeelding en controleer of de
klauwen van de fles in de gaten vallen.
4. Sluit de slang aan op de fles. Controleer of de slang goed
aangesloten is op de fles, zoals
aangegeven in de afbeelding. 5. Verwijder het ventieldopje van het
wiel met de lekke band.
6. Trek de slang naar buiten. Verwijder het dopje van de slang.
Het ontluchtingsdopje van de slang
wordt nog gebruikt. Berg het dopje
daarom veilig op.
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
480
Page 483 of 610
7. Sluit de slang aan op het ventiel.Draai het uiteinde van de slang zo ver
mogelijk rechtsom.
8. Zorg ervoor dat de compressor is uitgeschakeld.
9. Sluit de voedingsstekker aan op de accessoireaansluiting. (→Blz. 398)
10. Breng de met de bandenreparatieset meegeleverde sticker aan op een
plaats die goed te zien is vanaf de
bestuurdersstoel. 11. Controleer de voorgeschreven
bandenspanning.
De bandenspanning wordt
aangegeven op de sticker, zoals
afgebeeld. (→blz. 502)
Auto's met linkse besturing
Auto's met rechtse besturing
12. Start het EV-systeem. ( →Blz. 214)
13. Zet de compressor aan om de bandenreparatievloeistof in te
spuiten en de band met lucht te
vullen.
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
481
8
Bij problemen
Page 484 of 610

14. Pomp de band op tot devoorgeschreven bandenspanning.
ADe vloeistof wordt geïnjecteerd
en de spanning wordt verhoogd tot
tussen 300 kPa (3,0 kg/cm
2of bar,
44 psi) en 400 kPa (4,0 kg/cm2of bar,
58 psi), en neemt dan geleidelijk af.
BDe bandenspanningsmeter geeft
ongeveer 1 tot 5 minuten nadat de
schakelaar in stand ON is gezet de
werkelijke bandenspanning aan.
• Zet de compressor uit en controleer de bandenspanning. Zorg dat de
band niet te hard wordt opgepompt
en vul de band met lucht tot de
voorgeschreven bandenspanning is
bereikt. • De band kan gedurende ongeveer
5 tot 20 minuten worden
opgepompt (afhankelijk van de
buitentemperatuur). Als de
bandenspanning na 25 minuten nog
steeds lager is dan voorgeschreven,
is de band te veel beschadigd om
nog gerepareerd te worden. Schakel
de compressor uit en neem contact
op met een erkende Toyota-dealer
of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
• Laat wat lucht ontsnappen wanneer de bandenspanning de
voorgeschreven waarde
overschrijdt. (→Blz. 484)
15. Haal, terwijl de compressor is uitgeschakeld, de voedingsstekker uit
de accessoireaansluiting en neem
daarna de slang los van het ventiel.
Mogelijk ontsnapt er bij het
verwijderen van de slang wat
bandenreparatievloeistof.
16. Plaats het ventieldopje op het ventiel van het gerepareerde wiel.
17. Plaats het ontluchtingsdopje op het uiteinde van de slang.
Als het ontluchtingsdopje niet wordt
geplaatst, ontsnapt er mogelijk
bandenreparatievloeistof en kan de
auto vuil worden.
18. Berg de fles, terwijl deze aan de compressor is bevestigd, tijdelijk op in
de bagageruimte.
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
482
Page 485 of 610

19. Rijd, om de bandenreparatievloeistofgelijkmatig over de band te verdelen,
meteen ongeveer 5 km met een
snelheid van maximaal 80 km/h.
20. Breng de auto tot stilstand op een veilige plaats met een stevige, vlakke
ondergrond en sluit de reparatieset
weer aan.
Verwijder het dopje van de slang
voordat u de slang weer aansluit.
21. Schakel de compressor in, wacht een paar seconden en schakel deze dan
weer uit. Controleer de
bandenspanning.
AAls de bandenspanning lager is
dan 130 kPa (1,3 kg/cm2of bar,
19 psi): Het gat kan niet worden
gerepareerd. Neem contact op met
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
BAls de bandenspanning 130 kPa
(1,3 kg/cm2of bar, 19 psi) of hoger is,
maar lager dan de voorgeschreven
spanning: Ga verder met stap 22.
CAls de bandenspanning juist is (→blz. 502): Ga verder met stap
23.
22. Zet de compressor aan om de band op de voorgeschreven spanning te
brengen. Rijd ongeveer 5 km en voer
dan stap 20uit.
23. Plaats het ontluchtingsdopje op het uiteinde van de slang.
Als het ontluchtingsdopje niet wordt
geplaatst, ontsnapt er mogelijk
bandenreparatievloeistof en kan de
auto vuil worden.
24. Berg de fles, terwijl deze aan de compressor is bevestigd, op in de
bagageruimte.
25. Voorkom plotseling remmen, plotseling accelereren en scherpe
bochten. Rijd voorzichtig met een
snelheid van maximaal 80 km/h naar
de dichtstbijzijnde erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige die zich binnen
een afstand van 100 km bevindt voor
het repareren of vervangen van de
band.
Neem voor de reparatie van een band
of afvoer van de bandenreparatieset
contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Laat wanneer u de band laat
repareren of vervangen, de erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
483
8
Bij problemen
Page 486 of 610

uitgeruste deskundige weten dat er
bandenreparatievloeistof is
ingespoten.
Als de band te hard wordt opgepompt 1. Neem de slang los van het ventiel.
2. Plaats het ontluchtingsdopje op het uiteinde van de slang en druk het
uitsteeksel in het ventiel om wat lucht
uit de band te laten ontsnappen.
3. Neem de slang los van het ventiel, verwijder het dopje van de slang en
sluit dan de slang weer aan.
4. Schakel de compressor in, wacht een paar seconden en schakel deze dan
weer uit. Controleer of de
bandenspanningsmeter de
voorgeschreven spanning aangeeft.
(→Blz. 502)
Zet de compressor weer aan als de
spanning onder de voorgeschreven
waarde ligt en vul de band tot de juiste
spanning is bereikt.
Nadat een band is gerepareerd met de
bandenreparatieset
• Vervang de bandenspanningssensor en -zender.
• Zelfs als de bandenspanning op het voorgeschreven niveau ligt, gaat
mogelijk het waarschuwingslampje
lage bandenspanning
branden/knipperen.WAARSCHUWING!
Bij het repareren van een lekke band
• Parkeer de auto op een veilige plaatsen een vlakke ondergrond.
• Raak de wielen of het gedeelte rond de remmen direct nadat met de auto
is gereden niet aan. Nadat met de
auto is gereden, zijn de wielen en het
gedeelte rond de remmen mogelijk
zeer heet. Wanneer u deze delen met
uw handen, voeten of andere
lichaamsdelen aanraakt, kan dit
leiden tot brandwonden.
• Sluit de slang stevig aan op het ventiel terwijl het wiel aan de auto
bevestigd is.
Als de slang niet goed op het ventiel
is aangesloten, kan er lekkage van
lucht optreden waarbij
bandenreparatievloeistof naar
buiten spuit.
• Als de slang tijdens het vullen loskomt van het ventiel, is het
mogelijk dat de slang abrupte
bewegingen maakt vanwege de
luchtdruk.
• Nadat de band gevuld is, kunnen er spetters bandenreparatievloeistof
naar buiten komen als de slang wordt
losgemaakt of wanneer u lucht uit de
band laat ontsnappen.
• Volg voor het repareren van de band de volgende procedure. Als u de
procedure niet volgt, kan de
bandenreparatievloeistof naar
buiten spuiten.
• Bewaar afstand tot de band wanneer deze gerepareerd wordt, omdat de
band kan klappen. Zet de schakelaar
van de compressor direct uit als u
ziet dat de band scheurtjes vertoont
of vervormt.
• De reparatieset kan oververhit raken als deze langere tijd achter elkaar
wordt gebruikt. Gebruik de
compressor niet langer dan
40 minuten achter elkaar.
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
484
Page 487 of 610

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Delen van de reparatieset wordentijdens het gebruik heet. Behandel de
reparatieset voor en na gebruik
voorzichtig. Raak het metalen deel
rond de verbinding tussen de fles en
de compressor niet aan. Dit is
namelijk zeer heet.
• Plak de waarschuwingssticker voor de rijsnelheid alleen op de
aangegeven plaats. Als de sticker
wordt aangebracht op een plaats
waar zich een airbag bevindt, zoals
op het middelste deel van het
stuurwiel, dan kan dit de werking van
het airbagsysteem hinderen.
Rijden om de
bandenreparatievloeistof gelijkmatig
te verdelen
Neem om de kans op ongevallen te
beperken de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht.
Als u dat niet doet kunt u de macht over
het stuur verliezen, waardoor ernstig
letsel kan ontstaan.
• Rijd langzaam en voorzichtig. Wees extra voorzichtig bij het maken van
bochten.
• Als de auto niet rechtuit rijdt of als u merkt dat het stuurwiel naar één
kant trekt, brengt u de auto tot
stilstand en controleert u het
volgende:– Toestand van de band. De band kan van de velg zijn afgelopen.
– Bandenspanning. Als de bandenspanning 130 kPa
(1,3 kg/cm
2of bar, 19 psi) of lager is,
is de band mogelijk ernstig
beschadigd.
OPMERKING
Een noodreparatie uitvoeren
• Voer de noodreparatie uit zonder de spijker of schroef die het loopvlak
heeft doorboord te verwijderen. Als
het object dat het lek heeft
veroorzaakt is verwijderd, is het
wellicht niet mogelijk om een
noodreparatie met de
bandenreparatieset uit te voeren.
• De reparatieset is niet waterbestendig. Zorg dat de
bandenreparatieset niet in aanraking
komt met water, bijvoorbeeld bij
gebruik tijdens regen.
• Zet de bandenreparatieset niet op een stoffige ondergrond, zoals in het zand
of in de berm. Als de reparatieset stof
e.d. opzuigt, kunnen er storingen
optreden.
• Zorg ervoor dat de fles met bandenreparatievloeistof zich in
verticale positie bevindt. De
reparatieset werkt niet goed als hij
gekanteld is.
Voorzorgsmaatregelen voor de
bandenreparatieset
• De reparatieset heeft als voeding 12V-gelijkstroom nodig. Sluit de
reparatieset niet aan op andere
voedingsbronnen.
• Berg de reparatieset op, zodat de set beschermd is tegen vuil en vocht.
• Berg de reparatieset op in de bagageruimte, buiten bereik van
kinderen.
• Demonteer de reparatieset niet en breng geen wijzigingen aan. Stel
onderdelen als de
bandenspanningsmeter niet bloot aan
schokken. Hierdoor kunnen storingen
optreden.
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
485
8
Bij problemen
Page 488 of 610

OPMERKING(Vervolg)
Voorkomen van schade aan de
bandenspanningssensoren en
-zenders
Als een band is gerepareerd met
bandenreparatievloeistof, werken de
bandenspanningssensor en -zender
mogelijk niet goed. Neem wanneer
bandenreparatievloeistof is gebruikt zo
snel mogelijk contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige. Vervang na het gebruik van
bandenreparatievloeistof de
bandenspanningssensor en -zender
wanneer de band wordt gerepareerd of
vervangen. (→Blz. 430)
8.2.6 Als het EV-systeem niet
kan worden gestart
Het niet starten van het EV-systeem kan
verschillende oorzaken hebben.
Raadpleeg het volgende overzicht en
onderneem de bijpassende acties:
Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige als het
probleem niet verholpen kan worden of
als de reparatieprocedure niet bekend is.
Het EV-systeem kan niet worden
gestart, ook al is de startprocedure
correct uitgevoerd. (→Blz. 214)
Een van de onderstaande punten kan het
probleem veroorzaken:
• De laadkabel is mogelijk aangeslotenop de auto. (→Blz. 99)
• De elektronische sleutel werkt mogelijk niet goed.
*(→Blz. 488)
• De tractiebatterij kan volledig ontladen zijn. Laad de tractiebatterij
op. (→Blz. 96)
• Er is mogelijk een storing aanwezig in de startblokkering.
*(→Blz. 60) • Er is mogelijk een storing aanwezig in
de schakelregeling.
*(→Blz. 217,
blz. 474)
• Bij sommige uitvoeringen: Er kan een storing aanwezig zijn in het
stuurslotsysteem.
• Het EV-systeem van de motor is mogelijk defect als gevolg van een
elektrische storing, zoals een ontladen
batterij van de elektronische sleutel of
een defecte zekering. Er bestaat
echter, afhankelijk van het soort
storing, een noodmaatregel om het
EV-systeem te starten. ( →Blz. 487)
• De kans bestaat dat de temperatuur van de tractiebatterij zeer laag is
(lager dan ongeveer -30°C).
(→Blz. 72, blz. 215)
*Het is wellicht niet mogelijk om de
transmissie vanuit stand P in een andere
stand te zetten.
De interieurverlichting en de
koplampen gaan zwakker branden of de
claxon maakt geen of weinig geluid.
Een van de onderstaande punten kan het
probleem veroorzaken:
• De 12V-accu is mogelijk te ver ontladen. (→Blz. 490)
• De accuklemmen zitten mogelijk los of zijn gecorrodeerd. (→Blz. 423)
De interieurverlichting en de
koplampen gaan niet branden of de
claxon maakt geen geluid.
Een van de onderstaande punten kan het
probleem veroorzaken:
• Een of beide klemmen van de 12V-accu kunnen loszitten.
(→Blz. 423)
• De 12V-accu is mogelijk te ver ontladen. (→Blz. 490)
Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
486