• Wanneer het contact vanuit standACC of AAN UIT wordt gezet.
In de volgende situaties knippert de
startknop:
• Wanneer het rempedaal wordt ingetrapt terwijl u de elektronische
sleutel bij u hebt.
Als het EV-systeem niet kan worden
gestart
• De startblokkering is mogelijk niet uitgeschakeld. (→Blz. 60)
Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
• De laadkabel is mogelijk aangesloten op de auto. (→Blz. 99)
• Lees de op het multi- informatiedisplay weergegeven
melding m.b.t. het starten en volg de
aanwijzingen op.
• Het Smart entry-systeem met startknop werkt mogelijk niet correct.
(→Blz. 489)
• Als het portier wordt ontgrendeld met de mechanische sleutel, kan het
EV-systeem niet worden gestart met
het Smart entry-systeem met
startknop. Als de elektronische sleutel
zich echter in de auto bevindt en de
portieren worden vergrendeld
(→blz. 162), kan het EV-systeem
worden gestart.
Als de buitentemperatuur laag is,
bijvoorbeeld bij rijden in de winter
• Als het EV-systeem wordt gestart, knippert het controlelampje READY
mogelijk lang. Bedien de auto niet
totdat het controlelampje READY
continu brandt. Continu branden
betekent dat de auto kan rijden.
• Als de tractiebatterij extreem koud is (temperatuur lager dan ongeveer
-30°C) als gevolg van de
buitentemperatuur, kan het EV-systeem mogelijk niet worden
gestart. Probeer in dat geval het
EV-systeem nogmaals te starten
nadat de temperatuur van de
tractiebatterij is opgelopen omdat
bijvoorbeeld de buitentemperatuur is
gestegen.
Geluiden en trillingen die kenmerkend
zijn voor een batterij-elektrische auto
→Blz. 70
Als de 12V-accu is ontladen
Het EV-systeem kan niet worden gestart
met het Smart entry-systeem met
startknop. Raadpleeg blz. 490 om het
EV-systeem weer te starten.
Leegraken batterij elektronische
sleutel
→Blz. 156
Omstandigheden die de werking
kunnen beïnvloeden
→Blz. 180
Aanwijzing voor de instapfunctie
→Blz. 181
Stuurslotfunctie (indien aanwezig)
• Nadat het contact UIT is gezet en de portieren zijn geopend en gesloten,
wordt het stuurwiel vergrendeld met
de stuurslotfunctie. Als u nogmaals op
de startknop drukt, wordt het
stuurslot automatisch weer
uitgeschakeld.
• Als het stuurslot niet kan worden ontgrendeld, wordt “Push Power
Switch while Turning the Steering
Wheel in Either Direction” (druk de
startknop in en draai daarbij het
stuurwiel in een willekeurige richting)
weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
Controleer of stand P is geselecteerd.
Druk kort en krachtig op de startknop
terwijl u het stuurwiel naar links en
rechts beweegt.
5.2 Rijprocedures
215
5
Rijden
uitgeschakeld, wordt “Advanced Park
Cancelled” (Advanced Park
uitgeschakeld) weergegeven.
4. Voer de handelingen uit overeenkomstig de weergegeven
adviezen totdat de auto zich in een
positie bevindt waarin u kunt
wegrijden.
Als het stuurwiel niet bediend wordt,
zal de auto stoppen op de positie
waarin u kunt wegrijden. De
begeleiding kan worden beëindigd
door het gaspedaal of het rempedaal
in te trappen. Zodra de auto in een
positie staat waaruit u kunt wegrijden,
wordt “You can exit by moving the
steering wheel” (u kunt wegrijden
door het stuurwiel te bedienen)
weergegeven. Als het stuurwiel wordt
bediend, wordt “Advanced Park
Finished” (Advanced Park beëindigd)
weergegeven en wordt de begeleiding
beëindigd. Pak het stuurwiel vast en
rijd vooruit.
Als u merkt dat de auto een voertuig,
object, persoon of greppel te dicht
nadert
Trap het rempedaal in om de auto tot
stilstand te brengen en zet de transmissie
in een andere stand om de rijrichting van
de auto te veranderen.
Op dat moment wordt de begeleiding
onderbroken. Als de toets “Start” echter
wordt geselecteerd, wordt de begeleiding
hervat en beweegt de auto in de richting
die overeenkomt met de geselecteerde
stand van de transmissie. Functie wegrijden uit haaks parkeervak
(vooruit/achteruit)
Gebruik de functie wegrijden uit een
haaks parkeervak (vooruit/achteruit) niet
in een andere situatie dan bij het verlaten
van een haaks parkeervak. Trap het
rempedaal in, breng de auto tot stilstand
en druk vervolgens op de
hoofdschakelaar van Advanced Park om
de begeleiding uit te schakelen als de
begeleiding onbedoeld in werking is
getreden.
Situaties waarin de functie wegrijden
uit haaks parkeervak (vooruit/
achteruit) niet werkt
Situaties waarin de functie voor het
wegrijden uit haaks parkeervak
(vooruit/achteruit) niet werkt.
• Wanneer een auto die wacht om te
parkeren zich in de wegrijrichting
bevindt
• Als er wordt gesignaleerd dat er zich een muur, pilaar of persoon in de
buurt van een binnenste sensor of
hoeksensor voor of achter bevindt
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
340
Advanced Park-functie wegrijden uit
fileparkeervak
Beschrijving functie
Als bij het wegrijden uit een
fileparkeervak het systeem oordeelt dat
verlaten van het parkeervak mogelijk is,
kan de functie wegrijden uit
fileparkeervak worden gebruikt. Ook kan,
afhankelijk van de omgeving, de stand
van de transmissie worden gewijzigd
door de begeleidingsregeling als de
rijrichting van de auto moet worden
veranderd.
Verlaten van een parkeervak met behulp
van de functie wegrijden uit
fileparkeervak1. Druk met ingetrapt rempedaal en de transmissie in stand P op de
hoofdschakelaar van Advanced Park
en controleer of het selectiescherm
voor de vertrekrichting wordt
weergegeven op het
multimedia-display.
2. Selecteer een pijl op het multimedia-display om de richting te
kiezen waarin u wilt wegrijden.
Met behulp van de
richtingaanwijzerschakelaar kunt u
alleen kiezen om naar links of rechts
weg te rijden. 3. Trap het rempedaal in en selecteer de
toets “Start”.
Er klinkt een zoemer, er wordt een
melding met betrekking tot de
werking weergegeven op het
multi-informatiedisplay en de
begeleiding wordt gestart.
Druk op de hoofdschakelaar van
Advanced Park om de begeleiding uit
te schakelen.
Als de begeleiding wordt
uitgeschakeld, wordt “Advanced Park
Cancelled” (Advanced Park
uitgeschakeld) weergegeven.
Als u merkt dat de auto een voertuig,
object, persoon of greppel in de buurt
te dicht nadert: →blz. 345
4. Voer de handelingen uit overeenkomstig de weergegeven
adviezen totdat de auto zich in een
positie bevindt waarin u kunt
wegrijden.
Als het stuurwiel niet bediend wordt,
zal de auto stoppen op de positie
waarin u kunt wegrijden. Zodra de
auto in een positie staat waaruit u
kunt wegrijden, wordt “You can exit by
moving the steering wheel” (u kunt
wegrijden door het stuurwiel te
bedienen) weergegeven. Als het
stuurwiel wordt bediend, wordt
“Advanced Park Finished” (Advanced
Park beëindigd) weergegeven en
wordt de begeleiding beëindigd. Pak
het stuurwiel vast en rijd vooruit.
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
344