Page 193 of 384

4. Leg de heupgordel over uw dijen, onder de buik.Om een losse heupgordel strak te trekken, moet u
het schoudergedeelte van de gordel aantrekken.
Om een te strakke heupgordel losser te maken,
kantelt u de gesp en trekt u aan de heupgordel. Een
nauw aansluitende gordel verkleint het risico dat u
onder de gordel doorglijdt bij een aanrijding.
(afb. 119)
WAARSCHUWING!
Een
heupgordel die te hoog wordt
gedragen, kan het risico van inwendig
letsel bij een aanrijding vergroten. De krachten
op de gordel worden dan niet opgevangen via de
sterke heupbeenderen en het bekken, maar via
de buik. Draag de heupgordel altijd zo laag mo-
gelijk en zorg dat de gordel strak zit .
Een verdraaide gordel biedt mogelijk onvol-
doende bescherming. Bij een aanrijding kan de
gordel dan zelfs snijwonden veroorzaken. Contro-
leer of de gordel recht loopt . Als u een van de
gordels in uw auto niet meer recht krijgt , bezoek
dan onmiddellijk uw erkende dealer om het de-
fect te laten verhelpen.
5. Haal de schoudergordel zo over uw borstkas dat deze comfortabel zit en niet tegen de hals rust. Het
oprolmechanisme spant de gordel automatisch aan.
6. Om de gordel los te maken drukt u op de rode knop op de gespsluiting. De gordel wordt dan automa-
tisch opgerold. Indien nodig schuift u de gesp over
de gordel zodat deze volledig kan worden opgerold.
(afb. 119) Losse gordel straktrekken
187
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 194 of 384

WAARSCHUWING!
Een gerafelde of verdraaide gordel kan
bij
een aanrijding scheuren, waardoor u
niet langer beschermd bent . Controleer de veilig-
heidsgordels van tijd tot tijd op scheuren, rafels
en losse delen. Laat beschadigde onderdelen on-
middellijk vervangen. Probeer niet zelf de gordels
aan te passen of uit elkaar te halen. Veiligheids-
gordels moeten na een aanrijding direct worden
vervangen als ze zijn beschadigd (oprolmecha-
nisme verbogen, scheuren in de gordel, enz.).
Verstelbaar ankerpunt schoudergordel
Bij de voorste zitplaatsen kan het ankerpunt van de
schoudergordel naar beneden of boven worden ver-
steld, zodat de gordel niet langer langs de nek loopt.
Druk de knop boven de gordel helemaal in om de
verankering te ontgrendelen en schuif deze vervolgens
omhoog of omlaag naar de gewenste positie. (afb. 120)
Als u minder lang bent dan gemiddeld, zult u een lagere
stand gebruiken. Als u langer bent dan gemiddeld, zult
u een hogere stand gebruiken. Probeer na het loslaten
van de knop de verankering nog eens op en neer te
bewegen, om te controleren of deze stevig is vergren-
deld. Op de achterbank moet u meer naar het midden van de
bank gaan zitten om de gordel niet langs de hals te laten
lopen.
VERDRAAIDE DRIEPUNTSGORDEL
ONTWARREN
Gebruik de volgende methode om een verdraaide
driepuntsgordel te ontwarren.
1. Breng de gesp zo dicht mogelijk naar het ankerpunt
toe.
2. Pak de gordel vast op ongeveer 15 tot 30 cm boven de gesp en draai de gordel 180° om een vouw te
maken die direct boven de gesp begint.
(afb. 120) Schoudergordel afstellen
188
UW AUTO
VEILIGHEID STARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 195 of 384

3. Schuif de gesp omhoog over de dubbelgevouwengordel. De dubbelgevouwen gordel moet aan de
bovenzijde van de gesp door de sleuf gaan.
4. Schuif de gesp verder omhoog tot de dubbelgevou- wen gordel vrijkomt.
GORDELSPANNERS
De veiligheidsgordels voor de beide voorstoelen zijn
voorzien van gordelspanners, die ervoor zorgen dat
een loszittende gordel wordt strak getrokken bij een
aanrijding. Deze apparaten verbeteren de werking van
de veiligheidsgordels door ervoor te zorgen dat de
gordel al in een vroeg stadium van een aanrijding strak
over het lichaam van de inzittende komt te liggen.
Gordelspanners werken bij alle lichaamsafmetingen,
ook bij gebruik van kinderzitjes.
OPMERKING: Bij gebruik van een gordelspanner
dient de veiligheidsgordel nog steeds op de juiste wijze
worden omgedaan. De gordel moet nauw aansluiten en
op de juiste wijze worden gedragen.
De gordelspanners worden geactiveerd door de con-
troller van het beveiligingssysteem voor inzittenden.
Net als de airbags zijn ook de gordelspanners slechts
geschikt voor eenmalig gebruik. Een geactiveerde gor-
delspanner of airbag dient onmiddellijk te worden ver-
vangen. EXTRA ACTIEVE HOOFDSTEUNEN
Deze hoofdsteunen zijn passieve componenten die
kunnen worden geactiveerd. Auto's met dit systeem
kunnen niet eenvoudigweg aan de hand van markerin-
gen worden geïdentificeerd, maar alleen door visuele
inspectie van de hoofdsteun. De hoofdsteun zal zich in
twee helften splitsen; de voorste helft bestaat uit zacht
schuim en bekleding en de achterste helft uit decoratief
kunststof.
Werking van de actieve hoofdsteunen
De controller van het beveiligingssysteem voor inzit-
tenden bepaalt afhankelijk van de kracht of van het type
botsing van achteren of de actieve hoofdsteunen moe-
ten worden geactiveerd. Als activering noodzakelijk is
bij een botsing van achteren, worden de actieve hoofd-
steunen van zowel de bestuurders- als passagiersstoel
geactiveerd.
Wanneer de actieve hoofdsteunen tijdens een botsing
van achteren worden geactiveerd, schuift de voorste
helft van de actieve hoofdsteun naar voren om de
afstand tussen het achterhoofd van de inzittende en de
actieve hoofdsteun zo klein mogelijk te maken. Dit
systeem is ontworpen om bij bepaalde botsingen van
achteren het risico van letsel bij de bestuurder en
voorpassagier te voorkomen of te verlagen.
189
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 196 of 384

OPMERKING:De actieve hoofdsteunen kunnen
wel of niet geactiveerd worden bij een frontale botsing
of een botsing van opzij. Als echter tijdens een frontale
botsing een tweede botsing van achteren plaatsvindt,
kunnen de actieve hoofdsteunen geactiveerd worden,
afhankelijk van factoren zoals de soort botsing en de
ernst ervan. (afb. 121)
Alle inzittenden, inclusief de bestuurder ,
mogen de auto niet besturen of niet in de
auto zitten totdat de hoofdsteunen in de
juiste stand staan om het risico op nekletsel bij
een aanrijding te minimaliseren.
OPMERKING: Raadpleeg "Actieve hoofdsteunen
afstellen" in "Uw auto" voor meer informatie over het
correct afstellen en positioneren van de hoofdsteunen.
Actieve hoofdsteunen terugstellen
Als de actieve hoofdsteunen tijdens een aanrijding
geactiveerd zijn, moet u daarna de hoofdsteunen voor
de bestuurder en de voorpassagier terugstellen. Geac-
tiveerde actieve hoofdsteunen herkent u aan het feit
dat ze naar voren staan (zoals te zien is in stap drie van
de procedure voor het terugstellen).
1. Pak de geactiveerde actieve hoofdsteun beet vanuit de achterbank. (afb. 122)
2. Plaats de handen in een comfortabele positie aan de bovenzijde van de geactiveerde actieve hoofdsteun.
3. Trek de steun eerst omlaagen vervolgens naar
achteren richting de achterkant van de auto, en
trek de steun daarna omlaagom het vergrendel-
mechanisme te activeren. (afb. 123)(afb. 124)
4. De voorste helft van de actieve hoofdsteun met zacht schuim en bekleding moet in de achterste helft
(afb. 121) Onderdelen van de actieve hoofdsteunen1 — Voorste helft van de
hoofdsteun (zacht schuim en
bekleding) 3 — Achterste helft van de
hoofdsteun (decoratief
kunststof aan de achterzijde)
2 — Rugleuning 4 — Geleidestangen van de
hoofdsteunen
190
UW AUTO
VEILIGHEID STARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 197 of 384

met decoratief kunststof vergrendeld worden.
(afb. 125)
OPMERKING:
Als u problemen ondervindt met het terugstellen van de actieve hoofdsteunen, neem dan contact op met
een erkende dealer.
Laat uit veiligheidsoverwegingen de actieve hoofd- steunen controleren door een specialist bij een er-
kende dealer.
ACTIEF MOTORKAPSYSTEEM (voor
bepaalde uitvoeringen/landen)
Het actieve motorkapsysteem is bedoeld om de be-
scherming van voetgangers te verhogen door de mo- torkap van de auto omhoog te laten springen bij een
aanrijding van een voetganger of object. Het systeem
wordt automatisch geactiveerd wanneer de auto bin-
nen een gespecificeerd snelheidsbereik rijdt. Het sys-
teem moet een verscheidenheid aan voetgangers kun-
nen detecteren, waardoor het ook mogelijk is dat
andere aangereden objecten het actieve motorkapsys-
teem in werking stellen.
Sensoren en regeleenheden voor activering
De elektronische voetgangersbeschermingsmodule
(EPPM) bepaalt of de actuatoren bij een frontale aan-
rijding geactiveerd moeten worden. Op basis van de
signalen van de botsingsensoren bepaalt de EPPM voor
(afb. 122)
Plaats van de handen op actieve hoofdsteun
(afb. 123)1 — Beweging omlaag
2 — Beweging naar achteren
191
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 198 of 384

inzittenden wanneer de actuatoren geactiveerd wor-
den. De botsingsensoren bevinden zich bij de voor-
bumper.
De EPPM bewaakt de gereedheid van de elektronische
onderdelen van het actieve motorkapsysteem wanneer
de contactschakelaar in de stand START of ON/RUN
staat. Als de sleutel zich in de stand LOCK, in de stand
ACC, of buiten het contact bevindt, is het actieve
motorkapsysteem niet ingeschakeld en zal de actieve
motorkap niet geactiveerd worden.De EPPM beschikt over een reservevoeding, waardoor
de actuatoren ook geactiveerd kunnen worden wan-
neer de accu leeg is of is losgekoppeld.
Onderhoud van actief motorkapsysteem
Als de EPPM de actieve motorkap heeft geactiveerd of
een storing in een van de onderdelen van het systeem
detecteert, licht het waarschuwingslampje voor het
airbagsysteem op en verschijnt (voor bepaalde
uitvoeringen/landen) het bericht "SERVICE ACTIVE
HOOD" (onderhoud actieve motorkap noodzakelijk)
op het scherm van het elektronische voertuiginforma-
tiecentrum (EVIC). Een enkel geluidssignaal klinkt als
het waarschuwingslampje voor het airbagsysteem gaat
branden na de eerste keer starten. De module bevat
ook diagnosefuncties die het waarschuwingslampje(afb. 124)3 — Laatste beweging omlaag om het vergrendelmecha-
nisme te activeren
(afb. 125)
Teruggestelde actieve hoofdsteun
192
UW AUTO
VEILIGHEID STARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 199 of 384

voor het airbagsysteem laten branden wanneer een
storing wordt geconstateerd die het actieve motorka-
psysteem zou kunnen beïnvloeden. De diagnose meldt
eveneens de aard van het defect. Raadpleeg uw er-
kende dealer als het waarschuwingslampje voor het
airbagsysteem brandt of als het bericht "SERVICE AC-
TIVE HOOD" (onderhoud actieve motorkap noodza-
kelijk) op het scherm van het elektronische voertuigin-
formatiecentrum (EVIC) wordt weergegeven.
Als de actieve motorkap geactiveerd is, dient u de auto
door een erkende dealer te laten repareren. De schar-
nieren van de motorkap moeten worden gerepareerd
en de actuatoren moeten worden vervangen om de
werking van het systeem te herstellen.
Nadat de actieve motorkap is geactiveerd, kan de
motorkap tijdelijke worden teruggezet door de achter-
rand boven de scharnieren omlaag te drukken, wan-
neer de inwendige druk van de actuatoren is afgelaten.
De tijdelijke stand waarin de motorkap kan worden
teruggezet, dient om het zicht over de motorkap bij
vooruitrijden te verbeteren totdat de auto kan worden
gerepareerd. In de tijdelijke stand waarin de motorkap
kan worden teruggezet, ligt de motorkap ongeveer 5
mm boven het oppervlak van de spatborden. (afb. 126)
De voorbumper kan de goede werking van het actieve
motorkapsysteem beïnvloeden. De onderdelen van de
voorbumper moeten op beschadigingen worden ge-controleerd en, indien nodig, worden vervangen na een
frontale botsing, zelfs bij een botsing met lage snelheid.
OPMERKING:
Na activering van de actieve motor-
kap dient de auto onmiddellijk naar een erkende dealer
te worden gebracht.
Sluit ter voorkoming van mogelijke
schade de achterzijde van de motorkap
niet met kracht om deze in zijn stand
terug te zetten. Druk de achterzijde van de mo-
torkap omlaag tot ongeveer 5 mm boven het
spatbord. Dit moet voldoende zijn om beide te-
rugzetmechanismen van de scharnieren van de
motorkap vast te zetten.
(afb. 126) Tijdelijke stand voor terugzetten van motorkap
193
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 200 of 384

WAARSCHUWING!
W
anneer u het waarschuwingslampje
voor het airbagsysteem op het instru-
mentenpaneel of het bericht "SERVICE ACTIVE
HOOD" (onderhoud actieve motorkap noodza-
kelijk) op het EVIC negeert , kan dat betekenen
dat de actieve motorkap, en daarmee de bescher-
ming van voetgangers, niet functioneert . Als het
lampje niet gaat branden tijdens de gloeilamp-
controle wanneer u de contactsleutel omdraait ,
blijft branden nadat u de auto hebt gestart of
gaat branden tijdens het rijden, dient u een be-
zoek te brengen aan uw erkende dealer.
Wijzigingen aan onderdelen van het actieve
motorkapsysteem kunnen tot gevolg hebben dat
het systeem bij een aanrijding niet functioneert .
Breng geen wijzigingen in de onderdelen of be-
drading aan. Breng geen wijzigingen aan in de
voorbumper of de carrosseriestructuur en mon-
teer geen andere voorbumpers of kappen.
Het is gevaarlijk zelf onderdelen van het ac-
tieve motorkapsysteem te repareren.Waarschuw
iedereen die aan uw auto werkt dat de auto is
uitgerust met een actief motorkapsysteem.
(Vervolgd)(Vervolgd)
Probeer geen onderdelen van het actieve mo-
torkapsysteem te wijzigen. De actieve motorkap
kan per ongeluk omhoog schieten of mogelijk
niet goed meer werken als deze is gewijzigd.
Breng de auto naar een erkende dealer voor
reparaties aan de motorkap.
Bestuurders moeten zich bewust zijn van voet-
gangers. Let altijd op voetgangers, dieren, andere
voertuigen en obstakels. U bent verantwoordelijk
voor de veiligheid en dient uw aandacht voortdu-
rend op de omgeving te richten.Anders bestaat er
een risico op ernstig of zelfs dodelijk letsel.
GEAVANCEERD
AUTOGORDELWAARSCHUWINGSSYSTEEM
(BELTALERT
®)
BeltAlert
®
is een voorziening die de bestuurder en
voorpassagier (indien BeltAlert
®voor de voorpassa-
gier aanwezig is) eraan herinnert de veiligheidsgordel
om te doen. Deze voorziening is altijd actief wanneer
het contact is ingeschakeld. Als de veiligheidsgordel van
de bestuurder of voorpassagier niet is vastgegespt, gaat
het waarschuwingslampje voor de veiligheidsgordels
branden totdat beide gordels vóór zijn vastgegespt.
194
UW AUTO
VEILIGHEID STARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD