Page 217 of 384

Geavanceerde frontairbags bieden samen met de knie-
bescherming extra bescherming aan de bestuurder en
voorpassagier. Ook de zijairbags zorgen in combinatie
met de veiligheidsgordels voor een betere bescherming
van de inzittenden.
Hier volgen enkele eenvoudige adviezen om het risico
op letsel door een geactiveerde airbag te verminderen:
Kinderen van 12 jaar en jonger moeten altijd goed
vastgegespt op de achterbank zitten.
WAARSCHUWING!
Kinderen mogen nooit in achterwaarts
g
eplaatste kinderzitjes worden vervoerd
op de voorstoel van auto's met een geavanceerde
frontairbag aan passagierszijde. Bij het opblazen
kan de airbag ernstig of zelfs dodelijk letsel aan
kinderen in die zitpositie toebrengen.
Kinderen die niet groot genoeg zijn om de veiligheids-
gordel op de juiste wijze te dragen (zie het hoofdstuk
over kinderzitjes) moeten veilig op de achterbank wor-
den vervoerd in een kinderzitje of op een zitverhoger.
Oudere kinderen die geen kinderzitje of zitverhoger
gebruiken, horen op de achterbank te zitten en de
veiligheidsgordel te dragen. Sta nooit toe dat kinderen
de schoudergordel onder de arm door dragen of ach-
ter de rug langs laten lopen. Lees de instructies bij het kinderzitje, om er zeker van
te zijn dat u het zitje op de juiste manier gebruikt.
Alle inzittenden moeten te allen tijde hun driepuntsvei-
ligheidsgordel op de juiste wijze dragen.
Schuif de stoelen van bestuurder en voorpassagier zo
ver naar achteren als praktisch mogelijk is, zodat de
geavanceerde frontairbags ruimte hebben om te kun-
nen worden opgeblazen.
Leun niet tegen het portier of het raam. Als de auto is
uitgerust met zijairbags, worden die tijdens een aanrij-
ding krachtig opgeblazen in de ruimte tussen uzelf en
het portier.
Indien het airbagsysteem in deze auto aangepast moet
worden aan een invalide, neem dan contact op met
klantenservice. De telefoonnummers worden vermeld
in het hoofdstuk "Als u gebruik wilt maken van klan-
tenservice".
211
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 218 of 384

WAARSCHUWING!
Als u alleen op de airbags vertrouwt ,
kan dit bij een aanrijding leiden tot ern-
stig letsel. De airbags werken in combinatie met
uw veiligheidsgordel om u op de juiste wijze te
beschermen. Bij sommige aanrijdingen worden de
airbags niet opgeblazen. Draag uw veiligheidsgor-
dels altijd, ook als uw auto is uitgerust met airbags.
Als u tijdens het activeren van de geavan-
ceerde frontairbag te dicht op het stuur of bij het
instrumentenpaneel zit , kunt u ernstig of zelfs
dodelijk letsel oplopen. Airbags hebben ruimte
nodig om te worden opgeblazen. Ga achterover
zitten en strek uw armen zodanig dat u comfor-
tabel het stuur en het instrumentenpaneel kunt
bedienen.
Ook zijairbags hebben ruimte nodig om te
worden opgeblazen. Leun niet tegen het portier
of het raam. Zit rechtop op het midden van de
stoel.
Sensoren en regeleenheden voor airbags
Controller van het beveiligingssysteem voor
inzittenden
De controller van het beveiligingssysteem voor inzit-
tenden maakt deel uit van het voorgeschreven veilig-
heidssysteem van deze auto. Het controller van het beveiligingssysteem voor inzit-
tenden bepaalt of het nodig is de front- en/of zijairbags
op te blazen bij een frontale of zijdelingse botsing. Op
basis van de signalen van de botsingssensoren activeert
een centrale controller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden indien nodig de geavanceerde fron-
tairbags, gordijn-zijairbags, aanvullende zijairbags in de
stoelen, aanvullende knieairbag voor de bestuurder en
de gordelspanners vóór, afhankelijk van uiteenlopende
factoren waaronder de aard en de ernst van de botsing.
De geavanceerde frontairbags en de knieairbag aan
bestuurderszijde zijn ontworpen om naast de veilig-
heidsgordels bij bepaalde frontale aanrijdingen, afhan-
kelijk van verschillende factoren zoals de ernst en de
aard van de botsing, extra bescherming te bieden.
Geavanceerde frontairbags zijn niet bedoeld voor het
verminderen van het risico op letsel bij botsingen van
achteren, botsingen van opzij of over de kop slaan.
De geavanceerde frontairbags en de knieairbag aan
bestuurderszijde worden niet bij alle frontale botsingen
geactiveerd. Dit geldt ook voor sommige frontale bot-
singen die ernstige schade aan het voertuig tot gevolg
hebben, zoals bepaalde aanrijdingen tegen palen, aan-
rijdingen waarbij de auto onder een vrachtwagen te-
rechtkomt en aanrijdingen onder een hoek. Daarente-
gen kunnen de geavanceerde frontairbags, afhankelijk
van de aard van de botsing en de plaats waar de auto
212
UW AUTO
VEILIGHEID STARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 219 of 384

wordt geraakt, opgeblazen worden bij aanrijdingen die
geringe schade aan de voorkant van het voertuig tot
gevolg hebben, maar die aanvankelijk een grote afname
van de snelheid veroorzaken.
De zijairbags worden niet bij alle zijdelingse botsingen
opgeblazen. Het opblazen van de zijairbags is afhanke-
lijk van de ernst en aard van de aanrijding.
Omdat airbagsensoren de vertraging van het voertuig
in de loop van de tijd meten, zijn de snelheid van het
voertuig en de schade op zichzelf geen goede indicato-
ren voor de noodzaak van het wel of niet opblazen van
een airbag.
Veiligheidsgordels zijn bij alle ongevallen noodzakelijk
voor uw bescherming en om uw lichaam in de juiste
positie te houden, uit de buurt van een airbag die wordt
opgeblazen.
Het beschermingssysteem voor de inzittenden (ORC)
bewaakt de gereedheid van de elektronische onderde-
len van het airbagsysteem wanneer het contactslot in
de stand ON/RUN staat. Als het contactslot in de
stand OFF of ACC staat, is het airbagsysteem niet
ingeschakeld en zullen de airbags niet worden opgebla-
zen.De controller van het beveiligingssysteem voor inzit-
tenden beschikt over een reservevoeding, waardoor de
airbags ook geactiveerd kunnen worden wanneer de
accu leeg is of is losgekoppeld.
De controller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden schakelt ook het waarschu-
wingslampje voor het airbagsysteem op het
instrumentenpaneel in voor een zelftest gedurende
vier tot acht seconden, wanneer het contact voor het
eerst wordt ingeschakeld. Na de zelftest gaat het waar-
schuwingslampje voor het airbagsysteem uit. Als de
controller van het beveiligingssysteem voor inzitten-
den een storing in het systeem detecteert, gaat het
waarschuwingslampje voor het airbagsysteem knippe-
ren of continu branden. Een enkel geluidssignaal klinkt
als het lampje gaat branden na de eerste keer starten.
De module bevat ook diagnosefuncties die het waar-
schuwingslampje voor het airbagsysteem in de instru-
mentengroep laten branden wanneer een storing
wordt geconstateerd die het airbagsysteem zou kun-
nen beïnvloeden. De diagnose meldt eveneens de aard
van het defect.
213UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 220 of 384

WAARSCHUWING!
Wanneer u het waarschuwingslampje
v
oor het airbagsysteem op het instru-
mentenpaneel negeert , kan dat betekenen dat de
airbags u bij een aanrijding niet beschermen. Als
het lampje niet gaat branden tijdens de gloei-
lampcontrole wanneer u de contactsleutel om-
draait , blijft branden nadat u de auto hebt ge-
start of gaat branden tijdens het rijden, dient u
het defect onmiddellijk door uw erkende dealer
te laten repareren.
Opblaasmodules voor de geavanceerde
frontairbag aan bestuurders- en
passagierszijde
De opblaasmodules voor de geavanceerde frontairbags
aan bestuurders- en passagierszijde bevinden zich in
het midden van het stuurwiel en aan de rechterzijde
van het instrumentenpaneel. De controller van het
beveiligingssysteem voor inzittenden zendt een signaal
naar de opblaasmodules wanneer een botsing wordt
gedetecteerd waarbij de geavanceerde frontairbags
moeten worden geactiveerd. Een grote hoeveelheid
niet-giftig gas wordt gegeneerd om de geavanceerde
frontairbags op te blazen. De airbags kunnen met
verschillende niveaus worden opgeblazen, afhankelijk
van uiteenlopende factoren, waaronder de aard en
ernst van de botsing. Het afdekpaneel op de stuurwiel- naaf en op de rechterbovenzijde van het instrumenten-
paneel komen los en worden verwijderd terwijl de
airbags volledig worden opgeblazen. Het volledig op-
blazen van de airbags duurt circa 50 tot 70 millisecon-
den. Dit is ongeveer de helft van de tijd die nodig is om
met uw ogen te knipperen. De airbags lopen vervol-
gens snel leeg terwijl ze de bestuurder en de voorpas-
sagier bescherming bieden.
Het gas in de geavanceerde frontairbag wordt afge-
voerd via de ventilatieopeningen in de zijkanten van de
airbag. Op deze wijze belemmeren de airbags de bestu-
ring van de auto niet.
Opblaasmodules voor aanvullende zijairbags in
de stoelen (SAB)
De aanvullende zijairbags in de stoelen worden uitslui-
tend bij bepaalde zijdelingse botsingen geactiveerd.
De controller van het beveiligingssysteem voor inzit-
tenden bepaalt op basis van de aard en ernst van een
zijdelingse botsing of de zijairbags moeten worden
opgeblazen.
Naargelang de ernst en de aard van de botsing kan het
opblaasmechanisme van de zijairbag aan de zijde van de
botsing geactiveerd worden, waardoor een hoeveel-
heid niet-giftig gas vrijkomt. De geactiveerde aanvul-
lende zijairbag in de stoel komt via de stoelnaad naar
buiten in de ruimte tussen de inzittende en het portier.
214
UW AUTO
VEILIGHEID STARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 221 of 384

De aanvullende zijairbags in de stoelen worden volledig
opgeblazen in ongeveer 10 milliseconden. De zijairbag
beweegt zo snel en krachtig dat deze letsel kan veroor-
zaken wanneer de inzittende niet goed in de stoel zit, of
wanneer zich voorwerpen bevinden in de ruimte waar
de airbag wordt opgeblazen. Dat geldt vooral voor
kinderen.
Opblaasmodules voor aanvullende
gordijn-zijairbags
Tijdens aanrijdingen waarbij de botsing beperkt blijft
tot een bepaalde zone aan de zijkant van de auto, zal de
controller van het beveiligingssysteem voor inzitten-
den mogelijk de aanvullende gordijn-zijairbags opbla-
zen. Dit is afhankelijk van de kracht en de aard van de
botsing. In deze gevallen blaast de controller van het
beveiligingssysteem voor inzittenden alleen de gordijn-
zijairbag op aan de zijde van de botsing.
Een grote hoeveelheid niet-giftig gas wordt gegeneerd
om de gordijn-zijairbag op te blazen. De gordijn-
zijairbag drukt de buitenrand van de hemelbekleding
opzij en bedekt het zijraam. De airbag wordt in circa 30
milliseconden opgeblazen (ongeveer een kwart van de
tijd die nodig is om met de ogen te knipperen). Dit
gebeurt met zoveel kracht dat letsel kan worden ver-
oorzaakt als de inzittende niet correct op de stoel zit
en/of de veiligheidsgordel niet op de juiste wijze draagt,
of wanneer zich voorwerpen bevinden in de ruimtewaarin de airbag wordt opgeblazen. Dat geldt vooral
voor kinderen. De gordijn-zijairbag heeft na het opbla-
zen slechts een dikte van circa 9 cm.
Omdat airbagsensoren de vertraging van het voertuig
in de loop van de tijd meten, zijn de snelheid van het
voertuig en de schade op zichzelf geen goede indicato-
ren voor de noodzaak van het wel of niet opblazen van
een airbag.
OPMERKING:
Wanneer het voertuig over de kop
slaat, kunnen de gordelspanners en/of de aanvullende
zijairbags in de voorstoelen en de extra gordijn-zijairbags
worden geactiveerd aan beide zijden van de auto.
Sensoren voor frontale en zijdelingse
botsingen
Bij frontale en zijdelingse botsingen kunnen de bot-
singsensoren de controller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden helpen bij het bepalen van de juiste
reactie op de botsingen.
Uitgebreid ongelukkenresponssysteem
Bij een botsing die leidt tot het opblazen van de airbags
zal de controller van het beveiligingssysteem voor in-
zittenden, als het communicatienetwerk en de voeding
intact blijven en afhankelijk van de aard van de botsing,
bepalen of het uitgebreide ongelukkenresponssysteem
de volgende functies uitvoert:
De brandstoftoevoer naar de motor afsluiten.
215
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 222 of 384

De waarschuwingsknipperlichten inschakelen zo langde accu energie heeft of het contact wordt afgezet.
De interieurverlichting inschakelen zolang de accu werkt of totdat de contactsleutel wordt verwijderd.
De portieren automatisch ontgrendelen.
Om de functies van het uitgebreide ongelukkenres-
ponssysteem na een incident te resetten, moet u de
contactschakelaar van de stand IGN ON in de stand
IGN OFF zetten.
Als een airbag wordt opgeblazen
Het ontwerp van de geavanceerde frontairbags is zo-
danig uitgevoerd, dat deze airbags na het opblazen
onmiddellijk leeglopen.
OPMERKING: De front- en/of zijairbags worden
niet bij alle botsingen opgeblazen. Dit houdt echter niet
in dat het airbagsysteem niet werkt.
Bij een aanrijding waarbij de airbags worden opgebla-
zen, kan zich het volgende voordoen:
Het nylon van de airbag kan soms schaafwonden en/of een rode huid veroorzaken bij de bestuurder
en de voorpassagier tijdens het opblazen van de
airbags. De schaafwonden lijken op de wonden die u
oploopt als u zich schaaft aan een touw, de vloerbe-
dekking of op de vloer van een gymnastiekzaal. Deze
schaafwonden worden niet veroorzaakt door con- tact met chemische stoffen. De schaafwonden zijn
niet blijvend en genezen normaal gesproken snel. Als
uw schaafwonden echter na enkele dagen nog niet
zijn genezen of als u last hebt van blaren, raadpleeg
dan onmiddellijk een arts.
Wanneer de airbags leeglopen ziet u mogelijk zwe- vende stofdeeltjes die op rook lijken. Dit stof is een
normaal bijproduct van het activeringsproces voor
het niet-giftige opblaasgas. Deze zwevende stofdeel-
tjes kunnen de huid, ogen, neus of keel irriteren.
Spoel met koud water als u last hebt van geïrriteerde
ogen of huid. Zorg voor frisse lucht bij neus- of
keelirritaties. Raadpleeg uw huisarts als de irritatie
blijvend is. Als deze deeltjes op uw kleding terecht-
komen, volg dan de gebruikelijke wasvoorschriften
van de kledingfabrikant om de kleding te reinigen.
Rijd niet in uw auto nadat de airbags zijn geactiveerd.
Als u dan opnieuw bij een aanrijding betrokken raakt,
zullen de airbags geen enkele bescherming bieden.
216
UW AUTO
VEILIGHEID STARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 223 of 384

WAARSCHUWING!
Eenmaal geactiveerde airbags en gor-
dels
panners hebben geen enkel effect bij
een volgende aanrijding. Laat de airbags, gor-
delspanners en het oprolmechanisme van de vei-
ligheidsgordels voorin onmiddellijk vervangen
door een erkende dealer. U dient ook de control-
ler van het beveiligingssysteem voor inzittenden
te laten nakijken.
Waarschuwingslampje voor het airbagsysteem
De airbags moeten bedrijfsklaar zijn om u bij
een aanrijding te beschermen. Het waarschu-
wingslampje voor het airbagsysteem contro-
leert de interne circuits en de bedrading van
de elektrische componenten van het airbagsysteem.
Het airbagsysteem is onderhoudsvrij. Laat het systeem
echter onmiddellijk controleren door een erkende
dealer als zich het volgende voordoet.
Het waarschuwingslampje voor het airbagsysteem
gaat niet vier tot acht seconden branden nadat u de
contactschakelaar de eerste keer in de stand ON/
RUN hebt gezet. Het waarschuwingslampje voor het airbagsysteem
blijft branden na de periode van vier tot acht secon-
den.
Het waarschuwingslampje voor het airbagsysteem gaat af en toe branden of blijft branden tijdens het
rijden.
OPMERKING: Als de snelheidsmeter, toerenteller
of andere meters voor motorfuncties niet werken, is
het mogelijk dat ook de controller van het beveiligings-
systeem voor inzittenden niet werkt. De airbags zijn
dan mogelijk niet gereed om u te beschermen. Contro-
leer onmiddellijk de zekeringhouder op doorgeslagen
zekeringen. Raadpleeg het etiket aan de binnenkant van
het deksel van de zekeringhouder voor de juiste airbag-
zekeringen. Laat uw erkende dealer controleren of de
zekering nog goed is.
EVENT DATA RECORDER (EDR)
Deze auto is uitgerust met een Event Data Recorder (EDR). De belangrijkste taak van de EDR is het
registreren van gegevens die duidelijk maken hoe een
voertuigsysteem zich heeft gedragen bij aanrijdingen
of bijna-aanrijdingen, zoals de activering van airbags
of een botsing tegen een obstakel. De EDR is ont-
worpen om kortstondig, meestal 30 seconden of
korter, gegevens te registreren die verband houden
met de dynamiek en veiligheidssystemen van de auto.
217UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 224 of 384

De EDR in deze auto is ontworpen om gegevens te
registreren die onder meer antwoord geven op de
volgende vragen:
Hoe hebben diverse systemen in uw auto zich gedra-
gen?
Waren de veiligheidsgordels van de bestuurder en passagier vastgegespt?
Hoe ver (indien van toepassing) trapte de bestuurder het gas- en/of rempedaal in?
Hoe snel reed de auto?
Deze gegevens kunnen bijdragen aan een beter in- zicht in de omstandigheden waaronder botsingen en
letsel ontstaan.
OPMERKING: De EDR-gegevens worden uitsluitend
bij werkelijke ongevalsituaties. Onder normale rijom-
standigheden registreert de EDR geen gegevens en er
worden geen persoonlijke gegevens, zoals naam, ge-
slacht, leeftijd en ongevallocatie geregistreerd. Het is
echter wel mogelijk dat anderen, bijvoorbeeld de poli-
tie, de EDR-gegevens combineren met de persoonsge-
gevens die standaard worden opgevraagd na ongeval-
len. Voor het uitlezen van de geregistreerde EDR-
gegevens is toegang tot de auto of de EDR en
speciale apparatuur nodig. Naast de fabrikant van de
auto kunnen ook anderen die over deze speciale
apparatuur beschikken, zoals de politie, de EDR-
gegevens lezen indien zij toegang hebben tot de auto
of de EDR.
Vervoer van huisdieren
Een huisdier kan letsel oplopen als een frontairbag
wordt opgeblazen. Een niet-aangelijnd huisdier kan bij
een noodstop of aanrijding als een projectiel door de
auto worden geslingerd en letsel oplopen of een pas-
sagier verwonden.
Huisdieren moeten aangelijnd meerijden op de achter-
bank of in een speciale reismand die is bevestigd met de
veiligheidsgordels.
218
UW AUTO
VEILIGHEID STARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD