Page 305 of 384

LocatiePatroon-
zekering Minize-
kering Omschrijving
F148 40 A
groen Motor koelventila-
tor
F149 30 A roze Elektromagneet
startmotor
F150 25 A
blanco Modules aandrijflijn
F151 30 A roze Koplampsproeier-
motor – Voor be-
paalde uitvoeringen/ landen
F152 25 A
blanco Dieselbrandstofver-
warming – Voor bepaalde
uitvoeringen/landen
F153 20 A
geel Brandstofpomp
F156 10 A
rood Module rem / elek-
tronisch stabiliteits- regelsysteem (ESP)
F157 10 A
rood Module verdeelbak
– Voor bepaalde
uitvoeringen/landen
F158 10 A
rood Module actieve mo-
torkap – Voor be-
paalde uitvoeringen/ landen
Locatie Patroon-
zekering Minize-
kering Omschrijving
F159 10 A
rood Reserve
F160 20 A
geel Interieurverlichting
F161 20 A
geel Claxon
F162 50 A rood Interieurverwarming
1 / vacuümpomp – Voor bepaalde
uitvoeringen/landen
F163 50 A rood Interieurverwarming
2 – Voor bepaalde
uitvoeringen/landen
F164 25 A
blanco Automatisch uit-
schakelen aandrijflijn
F165 20 A
geel Uitschakelen aan-
drijflijn
F166 20 A
geel Reserve
F167 30 A
groen Uitschakelen aan-
drijflijn
F168 10 A
rood Koppeling aircondi-
tioning
F169 40 A
groen Emissie – Gedeelte-
lijk nul emissie mo-
tor
299
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 306 of 384
LocatiePatroon-
zekering Minize-
kering Omschrijving
F170 15 A
blauw Emissie – Gedeelte-
lijk nul emissie actu- ators
F172 20 A
geel Reserve
F173 25 A
blanco Kleppen ABS
F174 20 A
geel Sirene – Voor be-
paalde uitvoeringen/ landen
F175 30 A
groen Reserve
F176 10 A
rood Modules aandrijflijn
F177 20 A
geel Module vierwielaan-
drijving – Voor be-
paalde uitvoeringen/
landen
F178 25 A
blanco Zonnedak – Voor
bepaalde
uitvoeringen/landen
F179 10 A
rood Accusensor
LocatiePatroon-
zekering Minize-
kering Omschrijving
F181 100 A
blauw Elektrohydraulische
stuurinrichting
(EHPS) – Voor be-
paalde uitvoeringen/ landen
F182 50 A rood Interieurverwarming
3 – Voor bepaalde
uitvoeringen/landen
F184 30 A roze Ruitenwissermotor,
voor
300
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 307 of 384
SCHAKELHENDEL ONTGRENDELEN
Als zich een storing voordoet en de schakelhendel niet
uit de stand PARK kan worden bewogen, dan kunt u de
volgende procedure uitvoeren om de schakelhendel
tijdelijk te kunnen bewegen:
1. Zet de motor af.
2. Trek de handrem stevig aan.
3. Open de middenconsole en verwijder de kap vanhet ontgrendelmechanisme voor de schakelhendel
(in de rechterbenedenhoek vooraan van de opberg-
bak in de console). (afb. 170) 4. Houd het rempedaal stevig ingetrapt.
5. Steek een schroevendraaier of soortgelijk klein ge-
reedschap in de opening en houd het ontgrendelme-
chanisme naar voren gedrukt.
6. Beweeg de schakelhendel naar de stand NEUTRAL.
7. De motor kan dan in de stand NEUTRAL worden gestart.
8. Breng de kap van het ontgrendelmechanisme weer aan.(afb. 170) Kap van ontgrendelmechanisme
301
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 308 of 384

EEN VASTZITTENDE AUTO WEER
VRIJKRIJGEN
Wanneer u met de auto vast komt te zitten in modder
of sneeuw, kunt u de auto meestal door een heen en
weer gaande beweging los krijgen. Draai het stuur
links- en rechtsom om de voorwielen vrij te maken.
Schakel vervolgens tussen DRIVE en REVERSE (bij
automatische versnellingsbak) of de 2e versnelling en
REVERSE (bij handgeschakelde versnellingsbak) en trap
tegelijkertijd het gaspedaal licht in. Trap het gaspedaal
net voldoende in om de heen en weer gaande beweging
van de auto op gang te houden, zonder dat de wielen
doorslippen of het toerental overmatig oploopt.
Het overmatig laten oplopen van het
toerental van de motor of het laten door-
slippen van de wielen kan leiden tot over-
verhitting en beschadiging van de versnellingsbak.
Laat de motor ten minste één minuut stationair
draaien met de versnellingsbak in de stand NEU-
TRAL telkens nadat de auto vijf keer heen en
weer is bewogen. Zo voorkomt u oververhitting en
vermindert u het risico op schade aan de versnel-
lingsbak bij langdurige pogingen om de auto vrij
te krijgen. OPMERKING:
Druk voordat u de auto
heen en weer beweegt eerst op de toets
"ESC Off" om het elektronisch stabiliteitsre-
gelssysteem (ESP) in de stand "Partial Off"
(Gedeeltelijk uit) te zetten. Raadpleeg de paragraaf
"Elektronische remregeling" in het hoofdstuk "Uw
auto" voor meer informatie hierover. Als de auto is
losgekomen, drukt u nogmaals op de toets "ESC Off"
om de stand "ESC On" te herstellen.
Wanneer u een vastzittende auto heen
en weer beweegt door snel te schakelen
tussen DRIVE en REVERSE, mogen de
wielen nooit sneller doorslippen dan 24 km/u
(15 mph), omdat anders schade kan ontstaan aan
de aandrijflijn.
Het overmatig laten oplopen van het toerental
van de motor of het te snel laten doorslippen van
de wielen kan leiden tot oververhitting en bescha-
diging van de versnellingsbak. Ook kunnen de
banden beschadigd raken. Laat de wielen niet met
meer dan 48 km/h doorslippen (de transmissie
schakelt niet op).
302UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 309 of 384
WAARSCHUWING!
Het laten doorslippen van de wielen is
g
evaarlijk. De krachten die vrijkomen bij
te hoge wielsnelheden kunnen de banden en
assen, zelfs onherstelbaar, beschadigen. Er kan
een band exploderen, waardoor iemand gewond
kan raken. Laat de wielen van uw auto niet met
een hogere snelheid dan 48 km/u of langer dan
30 seconden continu doorslippen. Zorg er ook
voor dat er geen personen aanwezig zijn in de
nabijheid van een doorslippend wiel, ongeacht de
snelheid waarmee het wiel ronddraait . SLEEPOOG
Uw auto is uitgerust met sleepoog bedoeld voor nood-
situaties, om een in terrein gestrande auto vrij te
krijgen. (afb. 171)
(afb. 171)
Sleepoog
303
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 310 of 384
De sleepogen zijn uitsluitend bedoeld
voor noodsituaties, om een voertuig dat
van de weg is geraakt vrij te krijgen.
Gebruik de sleepogen niet voor het aankoppelen
aan een afsleepwagen of om op de auto op de
weg te slepen. U kunt uw auto anders beschadi-
gen. Om te slepen kunt u beter sleepbanden dan
kettingen gebruiken. Kettingen kunnen schade
veroorzaken.
WAARSCHUWING!
Blijf op afstand van auto's die gesleept
w
orden. Sleepbanden en -kettingen kun-
nen breken en zo ernstig letsel toebrengen. GEBRUIK VAN HET SLEEPOOG VOOR
De aansluiting voor het sleepoog voor bevindt zich
rechtsonder op het frontpaneel.
Om het sleepoog te plaatsen verwijdert u de rubber
plug en brengt u het sleepoog in de aansluiting aan.
304
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 311 of 384

Steek het platte uiteinde van de slinger door het
sleepoog en draai vast. Raadpleeg "Opkrikken en wiel
verwisselen" voor meer informatie. Het sleepoog
moet volledig aanliggen tegen de bevestigingssteun ach-
ter het bumperpaneel, zoals is afgebeeld. Als de sleep-
haak niet goed aan het sleepoog bevestigd kan worden,
mag u de auto niet slepen.(afb. 172) GEBRUIK VAN HET SLEEPOOG ACHTER
De aansluiting voor het sleepoog achter bevindt zich
achter een klep op de bumperbeschermer linksachter.
Om het sleepoog te plaatsen opent u de klep met een
autosleutel of smalle schroevendraaier, en leidt u het
sleepoog door de aansluiting.
Steek het platte uiteinde van de slinger door het
sleepoog en draai vast. Raadpleeg "Opkrikken en wiel
verwisselen" voor meer informatie. Het sleepoog
moet volledig aanliggen tegen de bevestigingssteun ach-
ter het bumperpaneel, zoals is afgebeeld. Als de sleep-
haak niet goed aan het sleepoog bevestigd kan worden,
mag u de auto niet slepen.
(afb. 173)(afb. 172)
Sleepoog voor geplaatst
(afb. 173)Sleepoog achter geplaatst
305
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 312 of 384

SLEPEN VAN EEN AUTO MET PECH
Sleepme-thode Wielen
VAN de grond UITVOERINGEN MET
VOORWIELAANDRIJ-
VING - HANDGESCHA-
KELDE VERSNELLINGS-
BAK UITVOERINGEN MET
VOORWIELAANDRIJ-
VING - AUTOMATISCHE VERSNELLINGSBAK UITVOERIN-
GEN MET
AANDRIJ- VING OP
ALLE WIE-
LEN (AWD)
Slepen met alle
wielen op de
grond GEENTransmissie in de stand
NEUTRAL
Contact in stand ACC of
ON/RUN Als de versnellingsbak kan
worden bediend:
Transmissie in de stand
NEUTRAL
Contact in stand ACC of
ON/RUN
Max. snelheid 40 km/u
Max. afstand van 24 kilometer NIET TOEGE-
STAAN
Slepen met
behulp van een
wiellift of dolly Achter NIET TOEGESTAAN
NIET TOEGE-
STAAN
Voor OK OKNIET TOEGE-
STAAN
Autoambulance ALLE BESTE METHODEBESTE METHODEOK
Om schade aan uw auto te voorkomen is de juiste
sleepuitrusting vereist. Gebruik uitsluitend sleepstan-
gen en andere uitrusting die speciaal voor dit doel zijn
gemaakt en volg de instructies van de fabrikant van de
uitrusting. Het gebruik van veiligheidskettingen is ver-
plicht. Bevestig sleepstangen of andere sleepuitrusting
altijd aan een dragend deel van de auto, nooit aan bumpers of hieraan bevestigde beugels. De verkeers-
voorschriften met betrekking tot het slepen van voer-
tuigen moeten worden opgevolgd.
Wanneer u tijdens het slepen accessoires wenst te
gebruiken (ruitenwissers, ruitontdooier, enz.), dient de
contactschakelaar in stand ON/RUN te staan en niet in
stand ACC.
306
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD