Page 89 of 384
Aanbevolen handmatige instellingen voor diverse weersomstandigheden
(afb. 48)(afb. 48)83
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 90 of 384

VERLICHTING
KOPLAMPSCHAKELAARDe koplampschakelaar bevindt zich links van het
instrumentenpaneel. Met deze schakelaar be-
dient u de koplampen, de parkeerlichten, de
instrumentenverlichting, het dimmen van de instru-
mentenverlichting, de interieurverlichting en de mist-
lampen. (afb. 49)
Draai de koplampschakelaar rechtsom naar de eerste
klikstand om de parkeerlichten en de instrumentenver-
lichting te bedienen. Draai de koplampschakelaar naar
de tweede klikstand om de koplampen, de parkeerlich-
ten en de instrumentenverlichting te bedienen. AUTOMATISCH INSCHAKELENDE
KOPLAMPEN (voor bepaalde uitvoeringen/
landen)
Dit systeem schakelt de koplampen automatisch in of
uit in overeenstemming met de sterkte van het omge-
vingslicht. Om dit systeem in te schakelen draait u de
koplampschakelaar linksom naar de stand AUTO. Als
dit systeem is ingeschakeld, is ook de uitschakelvertra-
ging van de koplampen ingeschakeld. Dit houdt in dat
de koplampen nog maximaal 90 seconden blijven bran-
den nadat u de contactschakelaar in de stand OFF hebt
gezet. Om het automatische systeem uit te schakelen
draait u de koplampschakelaar naar een andere stand
dan AUTO.
OPMERKING:
In de automatische modus gaan de
koplampen pas branden zodra de motor draait.
KOPLAMPEN AAN BIJ INGESCHAKELDE
RUITENWISSERS (ALLEEN BESCHIKBAAR
IN COMBINATIE MET AUTOMATISCHE
KOPLAMPEN)
Als deze functie is ingeschakeld en de koplampschake-
laar in de stand AUTO is gezet, gaan de koplampen na
ongeveer 10 seconden branden nadat de ruitenwissers
zijn ingeschakeld. Wanneer de koplampen via deze
functie zijn ingeschakeld, gaan ze uit wanneer u de
ruitenwissers uitschakelt.(afb. 49) Koplampschakelaar
84
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 91 of 384

OPMERKING:De functie "Koplampen aan bij inge-
schakelde ruitenwissers" kan met het Uconnect
Touch™ systeem worden in- en uitgeschakeld, raad-
pleeg "Uconnect Touch™ instellingen" in "Uw auto"
voor meer informatie.
UITSCHAKELVERTRAGING VAN DE
KOPLAMPEN
Deze functie zorgt ervoor dat u nog ca. 90 seconden
lang gemak hebt van het veilige licht van de koplampen
wanneer u de auto verlaat in een onverlichte omgeving.
Als u deze functie wilt activeren, zet u de contactscha-
kelaar in de stand OFF terwijl de koplampen nog
branden. Schakel vervolgens binnen 45 seconden de
koplampen uit. De vertragingstijd gaat in zodra u de
koplampen uitschakelt.
OPMERKING: Als u deze functie wilt activeren,
moeten de koplampen binnen 45 seconden na het
uitzetten van de contactschakelaar worden uitgescha-
keld.
Het systeem zal de vertraging opheffen wanneer u de
koplampen, de stadslichten of de contactschakelaar
weer in de stand ON zet.
Wanneer u de koplampen uitschakelt voordat u de
contactschakelaar in de stand OFF zet, gaan de kop-
lampen op de normale manier uit. OPMERKING:
De uitschakelvertraging van de kop-
lampen kan worden geprogrammeerd met het
Uconnect Touch™ systeem, raadpleeg "Uconnect
Touch™ instellingen in "Uw auto" voor meer informa-
tie.
LICHTVERKLIKKER
Als de koplampen of parkeerlichten ingeschakeld blij-
ven nadat de contactschakelaar in de stand OFF is
gezet, klinkt er een geluidssignaal wanneer het bestuur-
dersportier wordt geopend, om de bestuurder te
waarschuwen.
MISTLAMPEN VÓÓR EN
MISTACHTERLICHTEN (voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
De schakelaar voor de mistlampen vóór en de mistach-
terlichten is geïntegreerd in de koplampschakelaar.
(afb. 50)
De mistlampen vóór en mistachterlichten kuntu naar wens gebruiken als het zicht door mist is
verslechterd. De mistlampen worden in deze
volgorde ingeschakeld: als u de schakelaar kop-
lampen één keer indrukt, gaan de mistkoplam-
pen aan. Druk de schakelaar een tweede keer in om de
mistachterlichten in te schakelen (mistlampen vóór
blijven aan). Druk de schakelaar een derde keer in om
de mistachterlichten uit te schakelen (mistkoplampen
blijven aan). Druk de schakelaar een vierde keer in om
85UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 92 of 384

de mistkoplampen uit te schakelen. Bij auto's zonder
mistkoplampen worden de mistachterlichten ingescha-
keld als u de schakelaar de eerste keer indrukt.
Wanneer de mistlampen zijn ingeschakeld, brandt een
indicatielampje in de instrumentengroep branden.
MULTIFUNCTIONELE HENDEL
Met multifunctionele hendel bedient u de richtingaan-
wijzers, het dim- en grootlicht en het lichtsignaal. De
hendel bevindt zich aan de linkerzijde van de stuurko-
lom.(afb. 51)
RICHTINGAANWIJZERS
Beweeg de multifunctionele hendel op of neer om te
controleren of de pijlen aan beide zijden van de instru-
mentengroep gaan knipperen, wat betekent dat de richtingaanwijzers voor en achter naar behoren wer-
ken.
OPMERKING:
Als een van de lampjes blijft branden en niet knip-
pert, of als een van de lampjes zeer snel knippert,
controleer dan aan de buitenzijde van de auto of een
lamp defect is. Wanneer een van de richtingaanwij-
zers niet gaat branden wanneer u de hendel beweegt,
is waarschijnlijk de desbetreffende lamp defect.
Als u meer dan 1,6 km hebt gereden met ingescha- kelde richtingaanwijzer, verschijnt het bericht "Turn
Signal On" (Richtingaanwijzer aan) op het EVIC (voor
bepaalde uitvoeringen/landen) en klinkt er een con-
tinu geluidssignaal.(afb. 50) Schakelaar mistlampen
(afb. 51)Multifunctionele hendel
86
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 93 of 384

LANE CHANGE ASSIST
Tik de hendel eenmaal omhoog of omlaag zonder hem
in de klikstand te duwen; de richtingaanwijzer (rechts
of links) knippert dan driemaal en gaat vervolgens
automatisch uit.
DIMLICHT/GROOTLICHTSCHAKELAAR
Druk de multifunctionele hendel naar voren om het
grootlicht in te schakelen. Trek de multifunctionele
hendel naar u toe om het dimlicht weer in te schakelen.
LICHTSIGNAAL
U kunt met uw koplampen een lichtsignaal geven aan
een ander voertuig door de multifunctionele hendel
kort naar u toe te trekken. Hierdoor wordt het groot-
licht ingeschakeld tot u de hendel weer loslaat.
INTERIEURVERLICHTING
De interieurverlichting wordt ingeschakeld wanneer
een portier wordt geopend.
Om te voorkomen dat de accu leeg raakt, wordt de
interieurverlichting 10 minuten nadat u de contact-
schakelaar in de stand LOCK hebt gezet automatisch
uitgeschakeld. Dit gebeurt als de interieurverlichting
handmatig werd ingeschakeld of als een portier is
geopend. Dit geldt ook voor de verlichting in het
handschoenenkastje, maar niet voor de verlichting in
de bagageruimte. Als u de interieurverlichting weer
wilt inschakelen, zet u de contactschakelaar in de standON of bedient u de schakelaar van de interieurverlich-
ting.
DIMSCHAKELAARS
De dimschakelaar maakt deel uit van de koplampscha-
kelaar en bevindt zich aan de linkerzijde van het instru-
mentenpaneel. (afb. 52)
Door bij ingeschakelde parkeerlichten of koplampen de
linker dimschakelaar naar boven te draaien neemt de
intensiteit van de instrumentenverlichting toe.
INTERIEURVERLICHTING INSTELLEN
Draai de dimschakelaar helemaal omhoog naar de
tweede klikstand om de interieurverlichting in te scha-
kelen. Als de dimschakelaar in deze stand staat, blijft de
interieurverlichting ingeschakeld.
(afb. 52)
Dimschakelaars
87
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 94 of 384

INTERIEURVERLICHTING VOLLEDIG
UITSCHAKELEN (OFF)
Draai de dimschakelaar geheel naar beneden in de
stand OFF. De interieurverlichting blijft nu uit wanneer
een portier wordt geopend.
INSTRUMENTENVERLICHTING
Draai de dimschakelaar omhoog naar de eerste klik-
stand. Met deze functie wordt de helderheid van de
verlichting van alle tekstdisplays, zoals de kilometertel-
ler en de radio vergroot wanneer de parkeerlichten of
koplampen branden.
HOOGTEVERSTELLING KOPLAMPEN
Met dit systeem zijn de koplampen altijd correct afge-
steld, ongeacht de belading van de auto.De schakelaar voor de hoogteverstelling van
de koplampen bevindt zich naast de dim-
merknop aan de linkerkant van het
instrumentenpaneel.
Bediening: draai de schakelaar voor het verstellen van
de koplampen tot het nummer dat overeenstemt met
de in de onderstaande tabel aangegeven belasting op-
licht op de schakelaar.
0 Alleen bestuurder, of bestuurder plus
voorpassagier.
1
2 Alle zitplaatsen bezet, plus een gelijkma-
tig verdeelde lading in de bagageruimte.
Het totale gewicht van passagiers plus
lading blijft onder het maximale laadge-
wicht van de auto.
Bestuurder, plus een gelijkmatig ver-
deelde lading in de bagageruimte. Het
totale gewicht van bestuurder plus lading
blijft beneden het maximale laadgewicht
van de auto.
Berekeningen gebaseerd op een persoonsgewicht van
75 kg.
KAART-/LEESLAMPJES
Raadpleeg “Dakconsole” voor meer informatie over
kaart/leeslampjes.
88
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 95 of 384

INSTAPVERLICHTING
De interieurverlichting gaat aan wanneer u de afstands-
bediening gebruikt voor het ontgrendelen of openen
van de portieren of de achterklep.
Deze functie schakelt ook de naderingsverlichting in de
buitenspiegels in (voor bepaalde uitvoeringen/landen).
Raadpleeg "Spiegels" in "Uw auto" voor meer informa-
tie.
De interieurverlichting gaat na circa 30 seconden lang-
zaam uit of dooft onmiddellijk als het contactslot van
de stand OFF in de stand ON/RUN wordt gezet.
OPMERKING:
De interieurverlichting vooraan in de dakconsole ende portierverlichting gaat branden als de dimschake-
laar in de hoogste stand staat.
De instapverlichting werkt niet als de dimschakelaar in de laagste stand staat. RUITENWISSERS EN -SPROEIERS
De bedieningshendel voor de ruitenwissers/sproeier
bevindt zich links van de stuurkolom. (afb. 53)
De voorruitwissers worden bediend met een schake-
laar op het uiteinde van de hendel te draaien. Raadpleeg
“Functies achterruit” voor meer informatie over het
gebruik van de achterruitwisser/-sproeier.
INTERVALSTAND
Gebruik de intervalstand wanneer de weersomstandig-
heden één wisbeweging vereisen, met een variabele
pauze tussen de wisbewegingen. Draai het uiteinde van
de hendel in een van de eerste van de vijf standen om
het gewenste interval te kiezen.
(afb. 54)
(afb. 53)
Bedieningshendel ruitenwissers/-sproeier
89
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 96 of 384

Er zijn vijf intervalstanden waarmee u het wisinterval
kunt regelen tussen het minimum van één wisbeweging
per twee seconden tot het maximum van één wisbe-
weging per 36 seconden bij rijsnelheden lager dan
16 km/u. Bij rijsnelheden hoger dan16 km/u, varieert de
vertraging van het minimum van één wisbeweging per
seconde tot het maximum van één wisbeweging per
ongeveer 18 seconden.
OPMERKING:De intervaltijd tussen wisslagen is
afhankelijk van de rijsnelheid. Als de auto langzamer
rijdt dan 16 km/u wordt de intervaltijd verdubbeld. BEDIENING VAN RUITENWISSERS
VOORRUIT
Draai het uiteinde van de hendel naar boven tot de
eerste stand voorbij de intervalstand voor langzame
wisbewegingen. Draai voor snelle wisbewegingen het
uiteinde van de hendel naar boven tot de tweede stand
voorbij de intervalstand.
(afb. 55)
OPMERKING: De ruitenwissers keren automatisch
terug naar de ruststand wanneer u tijdens het wissen
de contactschakelaar in de stand OFF zet. De ruiten-
wissers gaan weer werken wanneer u de contactscha-
kelaar in de stand ON zet.(afb. 54) Voorruitwissers bedienen
(afb. 55)Voorruitwissers bedienen
90
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD