Page 273 of 384

OPMERKING:Het lampje kan bij het nemen van
een scherpe bocht even knipperen, doordat dan het
vloeistofpeil verandert. Breng de auto naar de dealer
voor onderhoud en laat het remvloeistofpeil controle-
ren.
Als een storing van het remsysteem wordt aangegeven,
laat de auto dan onmiddellijk repareren.
WAARSCHUWING!
Blijven doorrijden terwijl het rode waar-
s
chuwingslampje voor het remsysteem
brandt , is gevaarlijk. Een deel van het remsys-
teem is mogelijk defect . De remweg wordt dan
langer. U kunt een aanrijding veroorzaken. Laat
de auto onmiddellijk controleren. Auto’s die met een ABS-systeem zijn uitgerust, be-
schikken ook over elektronische remkrachtverdeling
(EBD). Bij een storing van EBD, gaat het waarschu-
wingslampje voor het remsysteem branden, samen
met het ABS-lampje. Het ABS-systeem moet dan on-
middellijk worden gerepareerd.
U kunt de werking van het waarschuwingslampje voor
het remsysteem controleren door de contactschake-
laar van de stand OFF in de stand ON/RUN te zetten.
Het lampje moet dan gedurende ongeveer twee se-
conden branden. Het lampje moet vervolgens doven,
tenzij de handrem is aangetrokken of een storing van
het remsysteem is gedetecteerd. Als het lampje niet
gaat branden, moet u het lampje door een erkende
dealer laten controleren.
Het lampje gaat ook branden als de handrem wordt
aangetrokken wanneer de contactschakelaar in de
stand ON/RUN staat.
OPMERKING: Dit lampje geeft dan alleen aan dat
de handrem is aangetrokken. Het geeft niet aan hoe
krachtig de handrem is aangetrokken.
267
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 274 of 384

12. Controlelampje antiblokkeersysteem (ABS)Dit lampje is een indicator van het ABS-
systeem. Het lampje gaat branden wanneer u
de contactschakelaar in de stand ON/RUN
zet en kan daarna nog vier seconden blijven
branden.
Als het ABS-lampje tijdens het rijden blijft of gaat
branden, wijst dit erop dat het ABS-gedeelte van het
remsysteem niet functioneert en dat onderhoud nood-
zakelijk is. Het gewone remsysteem zal echter normaal
functioneren, zolang het remwaarschuwingslampje niet
brandt.
Wanneer het ABS-lampje brandt, moet u het remsys-
teem zo spoedig mogelijk laten controleren om weer
van de voordelen van ABS te kunnen profiteren. Con-
troleer het ABS-waarschuwingslampje regelmatig om
er zeker van te zijn dat het goed werkt. Als het lampje
niet gaat branden, laat het systeem dan door een
erkende dealer controleren. (Raadpleeg de paragraaf
"Elektronische remregeling" in het hoofdstuk "Uw
auto" voor meer informatie hierover.) 13. Indicator brandstofvuldop
Dit symbool geeft de voertuigzijde aan waar
zich de brandstofvuldop bevindt.
14. Controlelampje mistachterlicht Dit lampje gaat branden wanneer de mistach-
terlichten zijn ingeschakeld. (Raadpleeg "Ach-
termistlampen" in "Uw auto" voor meer
informatie.)
15. Controlelampje alarmsysteem Dit lampje gaat ongeveer 16 seconden aan en
uit als het beveiligingssysteem wordt geacti-
veerd en knippert daarna langzamer als het
systeem eenmaal is geactiveerd. Het lampje
zal ook ongeveer drie seconden branden nadat de
contactschakelaar in de stand ON/RUN is gezet.
(Raadpleeg de paragraaf "Alarmsysteem" of "Premium
veiligheidssysteem" in het hoofdstuk "Uw auto" voor
meer informatie).
268UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 275 of 384

NOODGEVALLEN
STARTEN MET STARTKABELS
Wanneer de accu van uw auto leeg is, kan de motor
met behulp van een set startkabels en een accu in een
andere auto, of met een draagbare snellader weer
worden gestart. Bij onjuist gebruik kan het starten met
startkabels gevaarlijk zijn. Houd u daarom zorgvuldig
aan de hier beschreven procedures.
OPMERKING: Bij gebruik van een draagbare snella-
der moeten de door de fabrikant geleverde bedienings-
voorschriften en vereiste voorzorgmaatregelen wor-
den uitgevoerd.
Gebruik geen draagbare snellader of een
andere lader met een systeemspanning
groter dan 12 volt . Dit kan schade toe-
brengen aan de accu, startmotor, dynamo of het
elektrische systeem.
WAARSCHUWING!
Probeer de auto niet met startkabels te
s
tarten wanneer de accu bevroren is. De
accu kan hierdoor openscheuren of exploderen,
met kans op persoonlijk letsel. VOORBEREIDING VOOR HET STARTEN
MET STARTKABELS
De accu in uw auto bevindt zich tussen de linker
koplampeenheid en het spatscherm van het linker
voorwiel. Om met hulpstartkabels te kunnen starten,
bevinden zich twee aansluitingen links in de motor-
ruimte.
(afb. 149)
(afb. 149)
Externe accupolen1 — Positieve (+) hulppool (afgedekt door beschermkap)
2 — Negatieve (-) hulppool
269
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 276 of 384

WAARSCHUWING!
P
as op voor de radiateurventilator
wanneer de motorkap is geopend. Als de
contactschakelaar in de stand ON staat , kan
deze ventilator op elk moment gaan draaien. Er
bestaat gevaar voor letsel door draaiende venti-
latorbladen.
Verwijder alle metalen sieraden zoals horloges
of armbanden die onbedoeld elektrisch contact
kunnen maken. Dit kan ernstig letsel veroorza-
ken.
Accu's bevatten zwavelzuur dat in uw huid en
ogen kan branden en ze produceren waterstofgas
dat ontvlambaar en explosief is. Houd open vuur of
vonken daarom altijd uit de buurt van de accu.
1. Trek de handrem aan, zet de automatische versnel- lingsbak in de stand PARK en de handgeschakelde
versnellingsbak in de 1e versnelling en zet de con-
tactschakelaar in de stand LOCK.
2. Schakel de verwarming, de radio en alle overbodige stroomverbruikers uit.
3. Verwijder de beschermkap van de positieve (+)
accupool. Druk, om de beschermkap te verwijde-
ren, de borglip in en trek de kap naar boven.
4. Wanneer u de accu van een ander voertuig gebruikt voor het starten met startkabels, parkeer de auto dan zo, dat accu met de startkabels bereikbaar is,
trek de handrem aan en zorg ervoor dat de contact-
schakelaar in de stand OFF staat.
WAARSCHUWING!
Zorg ervoor dat beide voertuigen geen
c
ontact kunnen maken. Hierdoor kan
een massaverbinding ontstaan met mogelijk per-
soonlijk letsel als gevolg.
PROCEDURE VOOR HET STARTEN MET
STARTKABELS
WAARSCHUWING!
Als u deze procedure niet volgt , kan dit
per
soonlijk letsel en schade aan eigen-
dommen tot gevolg hebben door het exploderen
van de accu.Het niet opvolgen van deze procedure
kan leiden tot schade aan het laadsys-
teem van het voertuig dat de starthulp
biedt , of van de auto met de lege accu.
1. Sluit het einde van de pluskabel (+)van de startka-
bel aan op de externe pluspool (+)van auto met de
lege accu.
270
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 277 of 384

2. Sluit het andere einde van de pluskabel(+)aan op
de pluspool (+)van de hulpaccu.
3. Sluit het einde van de minkabel (-)van de startkabel
aan op de minpool (-)van de hulpaccu.
4. Sluit het andere einde van de minkabel (-)aan op de
externe minpool (-)van de auto met de lege accu.
WAARSCHUWING!
Sluit de kabel niet aan op de minpool (-)
v
an de lege accu. De vonk die daardoor
ontstaat kan de accu doen exploderen en per-
soonlijk letsel veroorzaken.
5. Start de motor van het voertuig met de hulpaccu. Laat de motor enkele minuten stationair draaien en
start dan de motor van de auto met de lege accu.
Nadat de motor is gestart moeten de startkabels in
omgekeerde volgorde worden verwijderd:
6. Koppel de minkabel (-)van de startkabel los van de
externe minpool (-)van de auto met de lege accu. 7. Koppel het andere einde van de minkabel
(-)van de
startkabel los van de minpool (-)van de hulpaccu.
8. Koppel de pluskabel (+)van de startkabel los van de
pluspool (+)van de hulpaccu.
9. Koppel de pluskabel (+)van de startkabel los van de
externe pluspool (+)van de auto met de lege accu.
10. Plaats de beschermkap weer op de positieve (+)
accupool van het voertuig met de lege accu.
Wanneer uw auto vaak met behulp van hulpstartkabels
moet worden gestart, dient u de accu en het laadsys-
teem door een erkende dealer te laten controleren.
Accessoires die u op de aansluitcontacten
kunt aansluiten, ontvangen ook voe-
dingsspanning van de accu in de auto als
u ze niet gebruikt (bijv. mobiele telefoons).Als u de
accessoires te lang aangesloten laat , raakt de
accu zo ver ontladen dat de levensduur ervan
afneemt en/of de motor niet meer zal starten.
271
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 278 of 384

WIELEN VERWISSELEN EN GEBRUIK
VAN DE KRIK
WAARSCHUWING!
Probeer
geen wiel te verwisselen aan
de zijde van de auto waar ander verkeer
langs rijdt . Ga ver genoeg van de weg af staan om
ongelukken te voorkomen bij gebruik van de krik
of het verwisselen van een wiel.
Het is gevaarlijk om u onder een opgekrikte
auto te bevinden. De auto kan van de krik glijden
en op u vallen. Dit leidt tot ernstig letsel. Zorg er
daarom voor dat u met geen enkel lichaamsdeel
onder een opgekrikte auto komt . Als u werk-
zaamheden onder de auto moet uitvoeren, zet
deze dan op een hefbrug.
Start de motor niet en laat deze niet draaien
zolang de auto door een krik wordt ondersteund.
De krik is uitsluitend bedoeld als gereedschap
om banden te verwisselen. Gebruik de krik niet
om de auto voor onderhoudswerkzaamheden
omhoog te brengen. De auto mag alleen op een
stevige en vlakke ondergrond worden opgekrikt .
Vermijd een gladde ondergrond. Bergplaats krik
De krik en de slinger worden opgeborgen onder een
deksel in het opbergvak achterin in de laadruimte.
(afb. 150)
Plaats van het reservewiel
De reserveband wordt onder de achterkant van de
auto opgeborgen en wordt op zijn plaats gehouden
door een kabellierinrichting.
Voorbereidingen voor het opkrikken
1. Parkeer de auto op een stevige en vlakke onder-
grond, zo ver mogelijk verwijderd van de weg. Ver-
mijd een gladde ondergrond.
(afb. 150) Opberglocatie krik
272
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 279 of 384

WAARSCHUWING!
Probeer geen wiel te verwisselen aan de
zij
de van de auto waar ander verkeer
langs rijdt . Ga ver genoeg van de weg af staan om
ongelukken te voorkomen bij gebruik van de krik
of het verwisselen van een wiel.
2. Schakel de waarschuwingsknipperlichten in.
3. Trek de handrem aan.
4. Zet de schakelhendel in de stand PARK (automati- sche versnellingsbak) of in de stand GEAR (handge-
schakelde versnellingsbak).
5. Zet de contactschakelaar in de stand OFF.
Blokkeer de voor- en achterkant van
het wiel schuin tegenover het ge-
bruikte krikpunt. Wanneer u bijvoor-
beeld het rechtervoorwiel vervangt,
blokkeert u het linkerachterwiel.
OPMERKING: Laat geen passagiers in de auto zit-
ten wanneer deze wordt opgekrikt. Reservewiel verwijderen
OPMERKING:
Klap bij modellen met zeven zit-
plaatsen de stoelen van de derde zitrij neer. Dan is er
meer ruimte om bij de krik en het andere gereedschap
te komen en het liermechanisme te bedienen.
1. Neem de krikonderdelen 1, 2 en 3 uit de bergplaats en zet ze in elkaar. (afb. 151)
(afb. 151) Het reservewiel ophijsen of laten zakken
273
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 280 of 384

OPMERKING:Monteer onderdelen 2 en 3; dit doet
u door de kleine kogel aan het uiteinde van onderdeel
2 in het gaatje aan het uiteinde van onderdeel 3 aan te
brengen. Zo worden deze onderdelen aan elkaar be-
vestigd. Monteer onderdeel 1en 2 waarbij de wiel-
moerbus aan het uiteinde van onderdeel 1 naar boven
gekeerd is als het is aangebracht op onderdeel 2. Dat
maakt het makkelijker om het geheel te draaien als u
het liermechanisme bedient.
2. Breng de in elkaar gezette krikhendel aan op de lieraandrijfmoer die zich in de bergplaats voor de
krik bevindt. Draai de krikhendel naar links tot de
reserveband op de grond rust met voldoende spe-
ling in de kabel om de reserveband van zijn plaats
onder het voertuig te trekken.
Het liermechanisme mag alleen worden
gebruikt met de krikhendel. Het gebruik
van een pneumatische moersleutel of an-
der elektrisch gereedschap wordt afgeraden en
kan de lier beschadigen.
3. Trek de reserveband van zijn plaats onder het voer- tuig en zet deze rechtop zodat het loopvlak van de
band op de grond rust.
4. Kantel de houder aan het eind van de lierkabel en verwijder deze uit het midden van het wiel.
(afb. 152) Opbergruimte reservewiel
OPMERKING:
Raadpleeg "Reservewiel verwijde-
ren" voor informatie over het monteren van het lierge-
reedschap.
1. Zet het reservewiel naast de lierkabel. Houd het reservewiel zodanig rechtop dat het loopvlak op de
grond rust en het ventiel zich boven aan het wiel
bevindt en niet naar de achterkant van de auto wijst.
2. Kantel de houder aan het eind van de lierkabel en laat deze door het midden van het wiel vallen. Leg
het reservewiel vervolgens met de kabel en de
houder onder het voertuig.
(afb. 152) Houder reservewiel
274
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD