Page 129 of 384

BAGAGE-MANAGEMENTSYSTEEM
SYSTEEMFUNCTIES BIJ UITVOERINGEN
VOOR VIJF PASSAGIERS
Een hogere laadvloer die bovenop een grote inge-bouwde opbergruimte ligt.
Een drievoudig luik dat in de laadvloer is ingebouwd zodat men makkelijk toegang heeft tot de voorwer-
pen in de opbergruimte.
60/40 verdeelde, neerklapbare tweede zitrij waar- door meer laadruimte beschikbaar komt. Raadpleeg
“Stoelen” voor meer informatie. Een optionele neerklapbare passagiersstoel voorin
waardoor de laadruimte nog verder wordt uitge-
breid. Raadpleeg “Stoelen” voor meer informatie.
Sjorhaken bagage.
Verwijderbaar afdekpaneel bagageruimte (voor be- paalde uitvoeringen/landen).
SYSTEEMFUNCTIES BIJ UITVOERINGEN
VOOR ZEVEN PASSAGIERS
Een grote ingebouwde opbergruimte met een schar- nierluik dat zich in de vloer bevindt achter de derde
zitrij.
60/40 verdeelde, neerklapbare tweede zitrij waar- door meer laadruimte beschikbaar komt. Raadpleeg
de paragraaf "Stoelen" in het hoofdstuk "Uw auto"
voor meer informatie hierover.
50/50 verdeelde, neerklapbare tweede zitrij waar- door meer laadruimte beschikbaar komt. Raadpleeg
“Stoelen” voor meer informatie.
Een optionele neerklapbare passagiersstoel voorin waardoor de laadruimte nog verder wordt uitge-
breid. Raadpleeg “Stoelen” voor meer informatie.
Sjorhaken bagage.(afb. 93) Drievoudige indrukschakelaar
123
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 130 of 384

SJORHAKEN BAGAGE
WAARSCHUWING!
De sjorhaken zijn geen veilige veranke-
r
ingen voor de ankerband van een kin-
derzitje. Bij een noodstop of een botsing kan een
haak worden losgetrokken en kan het kinderzitje
losraken. Het kind zou ernstig letsel kunnen op-
lopen. Gebruik alleen de ankerpunten die speci-
aal bedoeld zijn voor de ankerbanden voor kin-
derzitjes.
De sjorhaken bevinden zich op beide achterbekle-
dingspanelen. Met deze sjorhaken kunnen ladingen vei-
lig worden vastgemaakt als het voertuig in beweging is.
(afb. 94)
WAARSCHUWING!
Het gewicht en de positie van lading en
inzi
ttenden is van invloed op de locatie
van het zwaartepunt van de auto en het wegge-
drag. Volg de onderstaande richtlijnen voor de
belading van uw auto, om te voorkomen dat u de
macht over het stuur verliest en letsel veroor-
zaakt :
Vervoer geen lading die zwaarder is dan het maxi- mum laadgewicht zoals vermeld op de sticker op het
linkerportier of op de linker middenstijl.
Verdeel bagage altijd gelijkmatig over de laadvloer. Plaats zwaardere voorwerpen zo laag en zo ver
mogelijk naar voren.
Plaats zoveel mogelijk bagage vóór de achteras. Als er te veel gewicht of niet goed verdeeld gewicht
boven of achter de achteras wordt geplaatst, kan dit
slingeren van het voertuig veroorzaken.
Stapel bagage of lading niet hoger op dan tot aan de bovenrand van de rugleuning. Anders kan het zicht
naar achteren worden belemmerd of kunnen voor-
werpen worden gekatapulteerd bij een noodstop of
een ongeval.
Ter bescherming tegen persoonlijk letsel horen pas- sagiers niet plaats te nemen in de laadruimte. De
(afb. 94) Spanriemen bagage
124
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 131 of 384

laadruimte achterin is niet bedoeld voor passagiers.
Zij horen in stoelen te zitten en veiligheidsgordels te
dragen.
OPROLBAAR DEKZEIL VOOR DE
LAADRUIMTE (voor bepaalde uitvoeringen/
landen) — UITVOERINGEN VOOR VIJF
PASSAGIERS
OPMERKING: Het dekzeil is bedoeld om bagage
aan het zicht te onttrekken, niet om deze vast te
zetten. Het dekzeil voorkomt niet dat bagage ver-
schuift en beschermt de inzittenden niet tegen loslig-
gende voorwerpen.
Het oprolbare dekzeil voor de laadruimte is bevestigd
in de laadruimte achter de bovenkant van de achter-
bank.
Als het zeil is uitgerold bedekt het de laadruimte zodat
daarin aanwezige voorwerpen aan het oog worden
onttrokken. De inkepingen in de sierpanelen naast de
achterklepopening houden het uitgerolde dekzeil op
zijn plaats.
Als het dekzeil niet wordt gebruikt, rolt deze netjes op
in de behuizing. U kunt het dekzeil ook uit de auto
nemen om meer ruimte te maken in de laadbak.
Om het dekzeil te installeren legt u het in de auto met
de platte kant van de behuizing naar boven gericht.
Breng vervolgens de linker of rechter veerstang (deze bevinden zich aan de uiteinden van de dekzeilbehuizing)
aan in resp. het linker of rechter bevestigingspunt (zoals
afgebeeld). (afb. 95)
Breng vervolgens de veerstang aan de tegenoverlig-
gende kant van de dekzeilbehuizing in het bevestigings-
punt aan de tegenoverliggende kant van de auto.
Pak de hendel en trek deze naar u toe. Als het dekzeil
bij de achterklepopening in de buurt komt, leidt u de
bevestigingsstangen achter (aan weerszijden van het
dekzeil) in de inkepingen op de sierpanelen. Daarna laat
u het dekzeil zakken, plaatst de stangen onder in de
inkepingen en laat de hendel los. (afb. 96)
(afb. 95)
Uitneembaar dekzeil van bagageruimte aanbrengen
125
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 132 of 384

WAARSCHUWING!
Een dekzeil dat niet is bevestigd aan de
aut
o kan bij een aanrijding letsel veroor-
zaken. Het kan losschieten als men plots moet
remmen en een inzittende treffen. Berg het dek-
zeil niet op in de bagageruimte of in het interieur.
Verwijder het afdekpaneel uit de auto als dit
wordt losgemaakt van de bevestiging. Berg het
afdekpaneel niet weg in de auto. OPENEN EN SLUITEN VAN DE
MOTORKAP
Voor het openen van de motorkap moeten twee ver-
grendelingen worden vrijgezet.
1. Trek aan de motorkaphendel links onder het instru-
mentenpaneel. (afb. 97)
2. Aan de buitenkant van het voertuig bevindt zich de veiligheidspal bij het midden van het rooster tussen
rooster en motorkapopening. Duw de veiligheidspal
naar rechts en til de motorkap op. (afb. 98)
Houd de motorkap omhoog met de steunstang. Steek
de bovenzijde van de steun in de opening links aan de
onderzijde van de motorkap. (afb. 99)
(afb. 96) Uitneembaar dekzeil van bagageruimte aanbrengen
(afb. 97) Motorkapontgrendeling
126
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 133 of 384
Om mogelijke schade te voorkomen:
U moet zorgen dat de steunstang van
de motorkap goed is bevestigd in de hou-
derklemmen voordat u de motorkap sluit .
De motorkap niet met kracht sluiten. Sluit de
motorkap met een ferme neerwaartse beweging
zodat beide vergrendelingen stevig vastklikken.
Rijd nooit met uw auto als de motorkap niet
volledig met beide vergrendelingen is gesloten.
WAARSCHUWING!
Controleer voordat u gaat rijden of de
m
otorkap goed vergrendeld is. Als de
motorkap niet volledig vergrendeld is, kan hij
opklappen tijdens rijden, waardoor uw zicht
wordt belemmerd. Als u deze waarschuwing niet
opvolgt , kan dit ernstig en zelfs dodelijk letsel tot
gevolg hebben.
(afb. 98) Veiligheidspal motorkap(afb. 99)
Steunstang motorkap
127
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 134 of 384

IMPERIAAL (voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
De zijrails op het dak van uw auto zijn NIET bestemd
om lading te dragen zonder de montage van dwarsdra-
gers. Bij uw FIAT-dealer kunt u metalen dwarsdragers
kopen waarmee u een functioneel dakdragersysteem
kunt creëren.
Bij gebruik van een daktransportsysteem blijft het
maximaal toelaatbaar laadgewicht van de auto ongewij-
zigd. Zorg dat het totale gewicht van bagage en inzit-
tenden in de auto zelf, plus het gewicht op de dakdra-
ger, de laadcapaciteit van de auto niet overschrijdt.
De dwarsdragers en zijrails zijn erop gebouwd om
ladingen te dragen. De lading mag niet meer dan 68 kg
wegen en moet gelijkmatig over de dwarsdragers wor-
den verdeeld.
Overschrijd nooit de maximale dak-
dragerbelasting van 68 kg om schade aan
de dakdrager en het voertuig te voorko-
men.Verdeel de lading altijd zo gelijkmatig moge-
lijk en bind alles stevig vast .
(Vervolgd)(Vervolgd)
Langwerpige objecten die voorbij de voorruit
steken, zoals houten panelen of surfplanken, moet
u zowel aan de voorzijde als aan de achterzijde
van de auto vastmaken.
Leg een deken of ander beschermingsmateriaal
tussen het dakoppervlak en de lading.
Rijd met gereduceerde snelheid en neem boch-
ten voorzichtig als u een grote of zware lading op
het dak hebt bevestigd.Windstoten, die door pas-
serend vrachtverkeer of op natuurlijke wijze wor-
den veroorzaakt , kunnen plotselinge opwaartse
krachten uitoefenen op de lading. Dit geldt vooral
bij grote en platte objecten. Hierdoor kan schade
aan de lading of aan de auto worden toegebracht .
WAARSCHUWING!
Bind de lading stevig vast voordat u met
uw
auto gaat rijden. Onzorgvuldig vast-
gebonden lading kan van de auto afvliegen,
vooral bij hoge snelheden, waardoor letsel en
materiële schade kan ontstaan. Volg de waar-
schuwingen betreffende de dakdrager op wan-
neer u lading op uw dakdrager vervoert .
128
UW AUTO VEILIGHEID
S
TARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 135 of 384

REMSYSTEEMUw auto is uitgerust met een remsysteem met
twee afzonderlijke hydraulische remcircuits. Als
een van deze twee hydraulische remcircuits uitvalt,
blijft het andere systeem functioneren. Wel is de effec-
tieve remwerking dan wat minder. De slag van het
rempedaal wordt langer en er is meer pedaalkracht
nodig om de auto af te remmen of te doen stoppen. Als
het defect wordt veroorzaakt door een lek in het
hydraulische systeem, gaat het waarschuwingslampje
van het remsysteem aan wanneer het remvloeistofpeil
in de hoofdcilinder zakt.
Als de rembekrachtiging wegvalt (bijvoorbeeld als u
herhaaldelijk remt terwijl de motor niet draait), blijven
de remmen functioneren. Er is dan echter wel veel
meer pedaalkracht nodig om de auto af te remmen dan
wanneer de rembekrachtiging wel werkt.
WAARSCHUWING!
Rij
den met uw voet op het rempedaal
is gevaarlijk en kan leiden tot een aan-
rijding. Rijden met uw voet op het rempedaal
veroorzaakt abnormaal hoge remtemperaturen,
verhoogt de slijtage van de remvoering en kan
leiden tot schade aan het remsysteem. U beschikt
dan in noodgevallen niet over het volledige rem-
vermogen.
Het is gevaarlijk om te blijven rijden wanneer
het waarschuwingslampje van het remsysteem
brandt . De remwerking kan aanzienlijk achter-
uitgaan of de auto wordt tijdens remmen minder
stabiel. Het duurt dan langer om de auto tot
stilstand te brengen en u houdt de auto moeilij-
ker onder controle. U kunt een aanrijding veroor-
zaken. Laat de auto onmiddellijk controleren.
ABS-SYSTEEM
Dit systeem helpt de bestuurder het voertuig onder
controle te houden in ongunstige remomstandigheden.
Het systeem regelt de hydraulische remdruk om het
blokkeren van de wielen te voorkomen. Bovendien
helpt het bij het voorkomen van slippen tijdens het
remmen op een glad wegoppervlak. Raadpleeg "Anti-
blokkeerremsysteem (ABS)" in "Uw auto/Elektronisch
remsysteem" voor meer informatie.
129UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 136 of 384

WAARSCHUWING!
Met het ABS-systeem wordt niet voorko-
m
en dat de auto onderworpen blijft aan
de wetten van de natuur en het systeem zorgt
evenmin voor meer grip op het wegdek. ABS kan
geen ongevallen voorkomen, zeker geen ongeval-
len die worden veroorzaakt door te hoge snelhe-
den in bochten, het rijden op zeer glad wegdek, of
aquaplaning. Gebruik de mogelijkheden van een
auto met ABS nooit op een roekeloze of gevaar-
lijke wijze waardoor de veiligheid van de bestuur-
der of anderen in gevaar wordt gebracht . ELEKTRONISCHE REMREGELING
Uw auto is uitgerust met een geavanceerde elektroni-
sche remkrachtregeling die gewoonlijk ESP wordt ge-
noemd. Dit systeem bestaat uit een antiblokkeersys-
teem (ABS), een remassistent (Brake Assist System
(BAS)), een tranctieregelsysteem (Traction Control
System (TCS)), elektronische kantelbeveiliging (Elec-
tronic Roll Mitigation (ERM)), elektronische stabili-
teitsregeling (ESP), en stabilsatieregeling voor aanhan-
gers (Trailer Sway Control (TSC)). Deze systemen
werken samen zodat de auto stabiel en bestuurbaar is
bij verschillende rijomstandigheden.
ABS-SYSTEEM
Het ABS-systeem zorgt voor extra voertuigstabiliteit
en meer remwerking onder de meeste remomstandig-
heden. Het systeem gaat automatisch "pompend rem-
men" in moeilijke remsituaties, om zo het blokkeren
van de wielen te voorkomen.
Wanneer u sneller rijdt dan 11 km/u hoort u mogelijk
ook een zacht klikkend geluid, samen met enkele mo-
torgeluiden. Deze geluiden horen bij een zelftest die
het systeem uitvoert om te controleren of het ABS
naar behoren functioneert. Deze zelftest wordt elke
keer uitgevoerd nadat u de motor hebt gestart, zodra u
de snelheid van 11 km/u overschrijdt.
ABS wordt geactiveerd onder bepaalde weg- en rem-
omstandigheden. ABS grijpt mogelijk in als de auto
130
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD