Page 81 of 384

Vloerstand
Lucht stroomt uit de luchtroosters in de vloer. Een
geringe hoeveelheid lucht stroomt via de openin-
gen voor voorruitontdooiing en zijraamontwaseming.
Gemengde stand De lucht stroomt via de vloeropeningen, ont-
dooiroosters en de roosters voor ontwaseming
van de zijramen. Deze stand kunt u het beste
gebruiken bij koud weer of sneeuw.
Ontdooistand De lucht stroomt via de roosters voor ontwa-
seming van de voorruit en zijramen. Gebruik de
ontdooistand in combinatie met de hoogste tempera-
tuurinstelling om zo snel mogelijk de voorruit en de
zijramen te ontdooien. Wanneer de ontdooistand
wordt geselecteerd, kan het aanjagertoerental toene-
men.
13. Toets klimaatregeling aan/uit
Druk op deze toets om de klimaatregeling in of uit te
schakelen.
14. Knop temperatuurverlaging bestuurder
Biedt de bestuurder een onafhankelijke temperatuur-
regeling. Druk op deze knop om de ingestelde tempe-
ratuur te verlagen. OPMERKING:
In de modus Sync regelt deze knop
tegelijkertijd ook automatisch de temperatuurregeling
aan passagierszijde.
15. Knop temperatuurverhoging bestuurder
Biedt de bestuurder een onafhankelijke temperatuur-
regeling. Druk op deze toets om de ingestelde tempe-
ratuur te verhogen.
OPMERKING: In de modus Sync regelt deze knop
tegelijkertijd ook automatisch de temperatuurregeling
aan passagierszijde.
16. Temperatuurregeling
(alleen handmatige temperatuurregeling)
Druk op de temperatuurschermtoets om de luchttem-
peratuur in het passagierscompartiment te regelen.
Door de temperatuurbalk in het rode gebied te bewe-
gen, wordt de temperatuur hoger. Door de tempera-
tuurbalk in het blauwe gebied te bewegen, wordt de
temperatuur lager.
FUNCTIES VAN DE KLIMAATREGELING
A/C (airconditioning)
Met de knop voor de A/C (airconditioning) kan de
gebruiker het airconditioningsysteem handmatig in- of
uitschakelen. Als de airconditioning is ingeschakeld,
stroomt via de luchtroosters koele, droge lucht in het
interieur. Druk voor een lager brandstofverbruik op
knop A/C om de airconditioning uit te schakelen en stel
75UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 82 of 384

met de hand de aanjager en luchtverdeling in. Zorg ook
dat u alleen de stand Instrumentenpaneel, Ventilatie op
twee niveaus of Vloer kiest.
OPMERKING:
Als het systeem bij handmatige klimaatregeling in destand Mengen, Vloer of Ontdooien/ontwasemen
staat, kan de A/C worden uitgeschakeld, maar blijft
het aircosysteem actief om te voorkomen dat de
ruiten beslaan.
Wanneer zich wasem of condens vormt op de voor- ruit of zijramen, kiest dan de ontdooistand en ver-
hoog het aanjagertoerental.
Als het lijkt of de airco minder goed werkt dan verwacht, controleer dan of de voorzijde van de
airco-condensor (vóór in de radiateur) is verstopt
door vuil of insecten. Maak schoon door voorzichtig
water te spuiten vanaf de achterzijde van de radiator
en door de condensor heen.
MAX A/C
Met MAX A/C wordt maximaal gekoeld.
Druk kort op de knop om te schakelen tussen MAX
A/C en de voorgaande instellingen. De schermtoets
gaat branden wanneer MAX A/C is ingeschakeld (ON).
De gebruiker kan in de modus MAX A/C het gewenste
aanjagertoerental en de gewenste stand kiezen. Als andere instellingen worden gekozen, schakelt de MAX
A/C-functie naar de vorige instellingen en gaat het
indicatielampje MAX A/C uit.
Recirculatietoets
Wanneer de buitenlucht rook, onprettige
luchtjes of veel vocht bevat, of wanneer een
snelle koeling gewenst is, kunt u de binnen-
lucht laten circuleren door op de recircula-
tieknop te drukken. Wanneer deze knop is ingedrukt,
brandt de het indicatielampje voor recirculatie. Druk
nogmaals op de knop om de recirculatiestand uit te
schakelen en buitenlucht in het interieur te laten
stromen.
OPMERKING: Bij koud weer kunnen de ruiten, bij
gebruik van de recirculatiestand, sneller beslaan. De
recirculatiefunctie is mogelijk niet beschikbaar
(schermtoets grijs weergegeven) bij omstandigheden
waarin de voorruit aan de binnenkant kan beslaan. In de
modus Ontwasemen mag de recirculatiestand niet
worden gebruikt om de ramen sneller vrij te maken. De
recirculatiestand wordt automatisch geannuleerd zo-
dra u deze ventilatiestanden selecteert. Als u de
recirculatiestand probeert in te schakelen terwijl een
van deze standen actief is, gaat de LED in de bedie-
ningsknop knipperen om vervolgens uit te gaan.
76
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 83 of 384

AUTOMATISCHE
TEMPERATUURREGELING (ATC)
(voor bepaalde uitvoeringen/landen)
De toetsen van de automatische temperatuurregeling
bevinden zich in het midden op het instrumentenpa-
neel.
Schermtoetsen bevinden zich op het Uconnect
Touch™ scherm.
Automatische werking
1. Druk op de toets of schermtoets AUTO (9) in hetbedieningspaneel van de automatische tempera-
tuurregeling.
2. Stel vervolgens de gewenste temperatuur in met de toetsen of schermtoetsen (8, 9, 14 en 15) voor het
regelen van de temperatuur aan de bestuurderszijde
en de passagierszijde. Zodra de gewenste tempera-
tuur wordt weergegeven, zorgt het systeem dat
deze temperatuur wordt bereikt en automatisch
wordt gehandhaafd.
3. Nadat de gewenste temperatuur is ingesteld, hoeft u de instellingen niet meer te wijzigen. U ervaart het
meeste gebruiksgemak wanneer u het systeem au-
tomatisch laat werken. OPMERKING:
U hoeft de temperatuurinstelling niet te wijzigen
wanneer de auto warm of koud is. Het systeem past
automatisch de temperatuur, de luchtverdeling en
het aanjagertoerental aan om zo snel mogelijk de
door u gewenste instelling te bereiken.
De temperatuur kan worden weergegeven in Ame- rikaanse of metrische maateenheden, door de pro-
grammeerbare optie US of Metric (metrisch) te kie-
zen. Raadpleeg de paragraaf "Instellingen van
Uconnect Touch™" in het hoofdstuk "Het instru-
mentenpaneel" voor meer informatie hierover.
Voor een optimaal comfort in de automatische stand,
blijft de aanjager tijdens een koude start met een laag
toerental draaien totdat de motor is opgewarmd.
Daarna zal de aanjager steeds sneller gaan draaien en
overgaan op het gewenste toerental voor de automa-
tische modus.
Handmatige bediening
Met het systeem kunt u ook handmatig het aanjager-
toerental, de luchtverdeling, de airco en de recirculatie
bedienen.
77
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 84 of 384

Het aanjagertoerental kan op elke gewenste constante
waarde worden ingesteld met de aanjagerschakelaar.
De aanjager werkt dan met een vast toerental, totdat
een ander toerental wordt gekozen. Zo kunnen de
inzittenden voorin de luchthoeveelheid regelen die in
het voertuig circuleert en de automatische stand annu-
leren.
Ook de richting van de luchtstroom kan worden geko-
zen door een van de beschikbare standen te selecteren.
Ook de airco en recirculatie kan handmatig worden
bediend.
AUTOMATISCHE
TEMPERATUURREGELING (ATC)
(voor bepaalde uitvoeringen/landen)
Het ATC systeem achterin heeft luchtroosters in de
vloer rechtsachter de 3e zitrij en luchtroosters boven
beide buitenste zitplaatsen van de 3e zitrij. Het sys-
teem voert warme lucht toe via beide vloeropeningen
of koele, gedroogde lucht via de ventilatieroosters in
de dakbekleding.De temperatuurregeling achterin bevindt zich in het
Uconnect Touch™ systeem, op het instrumentenpa-
neel.
(afb. 45)
(afb. 45)1 — Schermtoets Blower
Up (Aanjager hoger) 5 — Schermtoets Done
(Voltooid)
2 — Schermtoets Mode
(Modus) 6 — Schermtoets Rear Lock
(Achterin geblokkeerd)
3 — Schermtoets Tempera-
ture (Temperatuur) 7 — Schermtoets Rear Off
(Achterin uit)
4 — Schermtoets Blower
Down (Aanjager lager) 8 — Schermtoets AUTO
(voor bepaalde uitvoeringen/
landen)
78
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 85 of 384

(afb. 46)Achterin geblokkeerd
Wanneer op de schermtoets Rear Temperature Lock
(temperatuurregeling achterin blokkeren) op het
Uconnect Touch™ scherm wordt gedrukt, wordt een
vergrendelsymbool op het scherm achterin weergege-
ven. De temperatuur en luchtverdeling achterin wor-
den vanaf door het Uconnect Touch™ systeem gere-
geld.
De inzittenden op de tweede zitrij kunnen de ATC-
regelknoppen achterin niet bedienen tenzij de functie
met de toets Rear Temperature Lock is uitgeschakeld.
Het ATC-systeem achterin bevindt zich in de hemelbe-
kleding in het midden van de auto. (afb. 47)
Druk op de knop Rear Temperature Lock op het
Uconnect Touch™ scherm. Hierdoor wordt het
pictogram "Temperatuur achterin geblokkeerd" in de
temperatuurregelknop achterin uitgeschakeld.
Stel de regelknoppen voor de aanjager, temperatuur en modus achterin af voor het grootste comfort.
De ATC wordt geselecteerd door de aanjagerknop achterin linksom te draaien naar de stand AUTO.
Zodra de gewenste temperatuur wordt aangegeven,
zorgt het systeem dat dit comfortniveau wordt bereikt
en automatisch wordt gehandhaafd. Nadat de ge-
wenste temperatuur is ingesteld, hoeft u de instellingen(afb. 46)1 — Schermtoets Rear Auto
(Achterin automatisch) 6 — Schermtoets Blower
Up (Aanjager hoger)
2 — Schermtoets Rear Lock
(Achterin geblokkeerd) 7 — Schermtoets Mode
(Modus)
3 — Schermtoets Front Cli-
mate (Klimaat voorin) 8 — Schermtoets Blower
Down (Aanjager lager)
4 — Schermtoets Tempera-
ture Up (Temperatuur ho-
ger) 9 — Schermtoets Rear Off
(Achterin uit)
5 — Schermtoets Tempera-
ture Down (Temperatuur
lager)
79
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 86 of 384

niet meer te wijzigen. U ervaart het meeste gebruiks-
gemak wanneer u het systeem automatisch laat wer-
ken.
OPMERKING:U hoeft de temperatuurinstelling
niet te wijzigen wanneer de auto warm of koud is. Het
systeem kiest zelf automatisch de temperatuur, de
luchtdistributie en de aanjagersnelheid om zo snel
mogelijk te voorzien in comfort. AANJAGERKNOP ACHTERIN
U kunt de aanjagerknop achterin handmatig instellen
op de stand "off" of op elke gewenste aanjagersnelheid
door de knop van laag naar hoog te draaien. Zo kunnen
de passagiers achterin de luchthoeveelheid regelen die
naar het achtercompartiment van de auto wordt ge-
voerd.
Lucht stroom het automatische luchtre-
gelsysteem achterin via een inlaatrooster
binnen. Dit rooster bevindt zich aan de
rechterzijde in het bekledingpaneel achter de 3e
zitrij. De luchtroosters achterin bevinden zich aan
de rechterzijde in het bekledingpaneel van de 3e
zitrij. Zorg dat u het luchtinlaatrooster of de
ventilatieroosters niet blokkeert door voorwer-
pen of anderszins. Het elektrisch systeem kan zo
overbelast raken en de aanjagermotor beschadi-
gen.
TEMPERATUURREGELING ACHTERIN
Als u de temperatuur achterin wilt wijzigen, draait u de
temperatuurregelknop linksom om de temperatuur te
verlagen of rechtsom om de temperatuur te verhogen.
De ingestelde temperatuur achterin wordt weergege-
ven op het Uconnect Touch™ systeem.
Wanneer de bedieningsorganen achterin door het
Uconnect Touch™ systeem zijn geblokkeerd, brandt
(afb. 47) Onderdelen ATC-regeling achterin1 - Aanjagersnelheid 3 - LUCHTDISTRIBUTIE achter
2 – Temperatuur achter 4 - Blokkering temperatuur
achterin
80
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 87 of 384

het symbool Temperatuur achterin geblokkeerd op de
temperatuurregelknop en alle instellingen via de dak-
console worden genegeerd.
REGELKNOP LUCHTDISTRIBUTIE
ACHTERIN
Auto
Het achtersysteem handhaaft automatisch de correcte
luchtdistributie en het comfortniveau zoals gewenst
door de inzittenden achterin.
Dakbekleding standEr komt lucht naar binnen via de ventilatieroos-
ters in de dakbekleding. U kunt deze roosters
afzonderlijk verstellen om zo de luchtstroming te rege-
len. Als de lamellen van de roosters naar één kant
worden gezet, wordt de luchtstroom onderbroken.
Stand Twee niveaus
Er stroomt lucht naar binnen via de dakventila-
tieroosters en de vloerroosters.
OPMERKING: Bij veel temperatuurinstellingen is
de tweeledige ventilatiestand bedoeld om koelere
lucht toe te voeren via de dakventilatieroosters en
warmere lucht via de vloerroosters. Vloerstand
Lucht stroomt uit de luchtroosters in de vloer.
AANWIJZINGEN VOOR BEDIENING
OPMERKING: Zie de tabel aan het eind van dit
hoofdstuk voor de juiste instellingen voor de verschil-
lende weersomstandigheden.
Rijden in de zomer
Het motorkoelsysteem in auto's met airconditioning
moet worden beschermd met een koelvloeistof met
antivries van uitstekende kwaliteit om een goede be-
scherming te bieden tegen roestvorming en oververhit-
ting van de motor. Een oplossing van 50% ethyleenlycol
(antivries) en 50% water wordt aanbevolen. Raadpleeg
"Onderhoudsprocedures" in "Service en onderhoud"
voor de juiste koelvloeistof.
Rijden in de winter
Het gebruik van de recirculatiestand in de wintermaan-
den wordt afgeraden, omdat daardoor de ruiten kun-
nen beslaan.
81UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 88 of 384

Stalling
Wanneer u de auto twee weken hebt gestald of niet
hebt gebruikt (bijv. in de vakantie), laat het aircosys-
teem daarna dan gedurende vijf minuten werken bij
stationair toerental in de buitenlucht en met een hoog
aanjagertoerental. Zo wordt het systeem voldoende
gesmeerd en wordt de kans op schade aan de airco-
compressor tot een minimum beperkt wanneer u het
systeem weer start.
Ontwasemen
U kunt de voorruit snel ontwasemen door de ontdooi-
stand te kiezen. Met de ontdooistand/vloerstand kunt
u de voorruit helder houden en daarnaast zorgen voor
voldoende verwarming. Als u last krijgt van beslagen
zijruiten, kunt u de aanjagersnelheid verhogen. Vooral
bij zacht maar regenachtig of vochtig weer is de kans
groot dat de autoruiten aan de binnenzijde beslaan.
OPMERKING:Gebruik de circulatiestand niet lang-
durig zonder de airconditioning aan te zetten, omdat
dan de ruiten kunnen beslaan. Luchtinlaat aan buitenzijde
Zorg dat de luchtinlaat, direct vóór de voorruit, niet
wordt verstopt door achtergebleven bladeren e.d.
Wanneer bladeren achterblijven in de luchtinlaat wordt
de luchtstroming belemmerd en als ze in de luchtkamer
terechtkomen kunnen de waterafvoeren verstopt ra-
ken. Zorg in de wintermaanden dat de luchtinlaat niet
wordt afgedekt door ijs of sneeuw.
Aircoluchtfilter
Het klimaatregelsysteem filtert stof, pollen en som-
mige geuren uit de buitenlucht. Sterke stank kan niet
volledig worden gefilterd. Raadpleeg "Onderhoudspro-
cedures" in "Service en onderhoud" voor het vervan-
gen van het filter.
82
UW AUTO VEILIGHEID
S
TARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD