Page 97 of 384

Zet de ruitenwissers uit als u door een
automatische autowasstraat gaat . De
ruitenwissers kunnen beschadigd raken
als u ze niet uitschakelt .
Zet bij koud weer de ruitenwisserschakelaar
eerst in de stand OFF en laat de ruitenwissers de
ruststand terugkeren voordat u het contact afzet
(OFF). Als de ruitenwisserschakelaar in de stand
ON blijft staan, vriezen de ruitenwissers aan de
voorruit vast en kan de ruitenwissermotor door-
branden wanneer de motor weer wordt gestart .
Verwijder altijd achtergebleven sneeuw als die
verhindert dat de wisserbladen terugkeren naar
de ruststand. Wanneer u de ruitenwisserschake-
laar uitzet (OFF) en de ruitenwisserbladen kun-
nen niet terugkeren in de ruststand, kan de rui-
tenwissermoto worden beschadigd.
RUITENSPROEIERS
Druk de ruitenwisserschakelaar op het uiteinde van de
multifunctionele schakelaar tot de tweede stand in om
de ruitensproeiers in te schakelen.
Als u de ruitensproeiers inschakelt, terwijl de ruiten-
wissers in de intervalstand staan, maken de ruitenwis-
sers twee volledige, langzame wisbewegingen nadat u
de hendel hebt losgelaten en hervatten daarna het
gekozen interval. Als u de ruitensproeiers inschakelt als de ruitenwissers
zijn uitgeschakeld (OFF), maken deze twee of drie
wisbewegingen en schakelen weer uit (OFF).
WAARSCHUWING!
Een plotselinge verslechtering van het
zi
cht door de voorruit kan tot aanrijdin-
gen leiden. Mogelijk ziet u andere voertuigen of
obstakels over het hoofd. Voorkom plotselinge
ijsvorming op de voorruit door de voorruit eerst
te verwarmen met de ontdooi-inrichting voordat
u de ruitensproeier gebruikt .
MIST-FUNCTIE
Druk de ruitensproeierschakelaar op het uiteinde van
de multifunctionele schakelaar tot de eerste stand in
om de ruitenwissers een wisbeweging te laten maken
en de ruit schoon te vegen. De wisbewegingen stoppen
pas als u de hendel loslaat.
OPMERKING: De MIST-functie schakelt de sproei-
erpomp niet in. Er wordt daarom geen ruitensproeier-
vloeistof op de voorruit gesproeid. De wisfunctie moet
worden gebruikt om ruitensproeiervloeistof op de
voorruit te sproeien.
91
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 98 of 384

KOPLAMPSPROEIERS (voor
bepaalde uitvoeringen/landen)
De koplampsproeiers zijn verzonken in de bovenkant
van het spatbord, in het midden onder de koplamp.
Met de bedieningshendel voor de ruitenwissers/
sproeiers bedient u de koplampsproeiers als de con-
tactschakelaar in de stand ON staat en de koplampen
zijn ingeschakeld. De hendel bevindt zich aan de linker-
zijde van de stuurkolom.
Druk de koplampsproeierschakelaar op het uiteinde
van de multifunctionele schakelaar tot de tweede stand
in om de koplampsproeiers in te schakelen, en laat hem
los. Hierbij sproeien de twee stationaire sproeiers van
de koplampen een krachtige straal reinigingsvloeistof
op de koplampen. Ook de ruitensproeiers treden in
werking en de ruitenwissers maken een wisbeweging.
OPMERKING:Nadat de contactschakelaar in de
stand ON is gezet en de koplampen zijn ingeschakeld,
treden de koplampsproeiers bij de eerste straal van de
ruitensproeiers in werking en vervolgens bij elke elfde
straal. ACHTERRUITFUNCTIE
SCHAKELAAR ACHTERRUITWISSER/-
SPROEIER
De bedieningshendel voor de ruitenwissers/sproeier
bevindt zich rechts op de stuurkolom.
(afb. 56)
Draai de schakelaar in de eerste stand naar
boven om de achterruitwisser in te schakelen.
OPMERKING: De achterruitwisser werkt uitslui-
tend in de intervalstand.
(afb. 56) Achterruitwisser/-sproeier
92
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 99 of 384

Draai de schakelaar tot voorbij de eerste stand
om de achterruitsproeier in te schakelen. De
ruitensproeierpomp blijft werken zolang u de schake-
laar in deze stand houd. Na loslaten maakt de ruiten-
wisser nog drie wisbewegingen en keert vervolgens in
de ruststand terug. (afb. 57)
Als de achterruitwisser is ingeschakeld wanneer het
contactslot in de stand LOCK wordt gezet, keert de
ruitenwisser automatisch in de ruststand terug. Wan-
neer u de motor weer wordt gestart, zal de wisser
weer gaan werken volgens de stand van de schakelaar.
Schakel de achterruitwisser uit als u
door een autowasstraat rijdt . Er kan
schade aan de achterruitwisser worden
veroorzaakt als de achterruitwisser ingeschakeld
blijft .
Laat bij koud weer de achterruitenwisser eerst
in de beginstand terugkeren vóór u het contact
uitzet en zorg dat de achterruitenwisserschake-
laar uitstaat . Als u de schakelaar van de achter-
ruitenwisser niet uitzet en de wisser vastvriest aan
de ruit , kan de wissermotor beschadigd raken
wanneer de auto weer wordt gestart .
Verwijder altijd opeengehoopte sneeuw als dit
verhindert dat de wisserbladen terugkeren naar
de ruststand. Wanneer u de ruitenwisserschake-
laar uitzet en de wisserbladen kunnen niet terug-
keren naar de ruststand, kan dit schade toebren-
gen aan de achterruitenwissermotor.
ACHTERRUITVERWARMING
De knop van de achterruitverwarming bevindt
zich op het bedieningspaneel van de klimaatre-
geling. Druk op deze knop om de achterruitverwar-
ming en de buitenspiegelverwarming (voor bepaalde
uitvoeringen/landen) in te schakelen. Een controle-
lampje in de knop gaat branden om aan te geven dat de
(afb. 57) Achterruitwisser/-sproeier bedienen
93UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 100 of 384

achterruitverwarming is ingeschakeld. De achterruit-
verwarming wordt na ongeveer 10 minuten automa-
tisch uitgeschakeld.
OPMERKING:Gebruik de achterruitverwarming
uitsluitend wanneer de motor draait, om ontladen van
de accu te voorkomen.
Het negeren van de volgende waarschu-
wingen kan leiden tot schade aan de
verwarmingselementen:
Wees voorzichtig bij het wassen van de binnen-
kant van de achterruit . Gebruik geen schurende
schoonmaakmiddelen om de binnenzijde van de
ruit te reinigen. Gebruik een zachte doek en een
mild schoonmaakmiddel en wrijf evenwijdig aan
de verwarmingselementen. U kunt stickers verwij-
deren met warm water.
Gebruik geen schrapers, scherpe voorwerpen
of schurende schoonmaakmiddelen om de bin-
nenzijde van de ruit te reinigen.
Zorg ervoor dat alle voorwerpen zich op veilige
afstand van de ruit bevinden. CRUISECONTROL
Indien ingeschakeld neemt de cruisecontrol bij snelhe-
den boven 40 km/u de werking van het gaspedaal over.
De knoppen voor de cruisecontrol bevinden zich aan
de rechterzijde van het stuur. (afb. 58)
(afb. 58)
Cruisecontrol-knoppen1 — ON/OFF 2 — RES +
4 — CANCEL 3 — SET -
94
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 101 of 384

OPMERKING:Om de correcte werking te waar-
borgen, is de cruisecontrol zodanig uitgevoerd dat het
systeem wordt uitgeschakeld als u gelijktijdig meerdere
functies van de cruisecontrol bedient. Als dit gebeurt,
kan het systeem opnieuw in werking worden gesteld
door op de knop ON/OFF van de cruisecontrol te
drukken en de gewenste snelheid opnieuw in te stellen.
INSCHAKELEN
Druk op de knop ON/OFF. Het indicatielampje van de
cruisecontrol gaat branden in de instrumentengroep.
Druk nogmaals op de knop ON/OFF om het systeem
uit te schakelen. Het indicatielampje van de cruisecon-
trol gaat uit. Het systeem moet worden uitgeschakeld
wanneer het niet wordt gebruikt.
WAARSCHUWING!
Het is gevaarlijk om de cruisecontrol
in
geschakeld te laten wanneer u deze
niet gebruikt . U kunt het systeem dan per onge-
luk instellen en sneller rijden dan u wilt . U kunt
anders de controle over het stuur verliezen en
een ongeval veroorzaken. Laat het systeem altijd
uitgeschakeld als u het niet gebruikt . DE GEWENSTE SNELHEID INSTELLEN
Schakel de cruisecontrol in. Wanneer de auto de ge-
wenste snelheid heeft bereikt, drukt u kort op de knop
SET (-). Laat het gaspedaal los. De auto zal nu automa-
tisch de gekozen snelheid handhaven.
OPMERKING:
U mag pas op de knop SET drukken
als de auto met een gelijkmatige snelheid op een vlakke
weg rijdt.
UITSCHAKELEN
Als u het rempedaal licht indrukt, op de knop CANCEL
(annuleren) drukt of normale remdruk uitoefent tij-
dens het afremmen, wordt de cruisecontrol uitgescha-
keld zonder dat de ingestelde snelheid uit het geheugen
wordt gewist. Wanneer u op de knop ON/OFF drukt
of de contactschakelaar in de stand OFF zet, wordt de
ingestelde snelheid uit het geheugen gewist.
SNELHEID HERVATTEN
Als u een eerder ingestelde snelheid opnieuw wilt
aanhouden, drukt u kort op de knop RES (+). Dit is
alleen mogelijk als u met een snelheid boven 32 km/u
rijdt.
95
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 102 of 384

INGESTELDE SNELHEID AANPASSEN
Wanneer de cruisecontrol is ingesteld, kunt u de snel-
heid verhogen door op de knop RES (+) te drukken. Als
u de knop ingedrukt houdt, wordt de ingestelde snel-
heid continu verhoogd totdat u de knop loslaat. De
nieuwe snelheid wordt dan ingesteld.
Als u eenmaal op de knop RES (+) drukt, wordt de
ingestelde snelheid verhoogd met 2 km/u. Telkens
wanneer u opnieuw kort op de knop drukt, wordt de
snelheid met 2 km/u verhoogd.
Als u de snelheid wilt verlagen terwijl de cruisecontrol
is ingesteld, drukt u op de knop SET (-). Als u de knop
SET (-) ingedrukt houdt, wordt de ingestelde snelheid
continu verlaagd totdat u de knop loslaat. Laat de knop
los zodra de gewenste snelheid is bereikt. De nieuwe
snelheid zal vervolgens worden ingesteld.
Als u eenmaal op de knop SET (-) drukt, wordt de
ingestelde snelheid verhoogd met 2 km/u. Met ieder
volgend tikje op de toets verlaagt u de snelheid met
2 km/u.
ACCELEREREN OM IN TE HALEN
Trap het gaspedaal in op dezelfde wijze als u normaal
gesproken zou doen. Wanneer u het pedaal loslaat,
keert de auto terug naar de ingestelde rijsnelheid.Gebruik van de cruisecontrol op hellingen
De versnellingsbak schakelt op hellingen mogelijk terug
om de ingestelde snelheid van de auto te handhaven.
OPMERKING:
De cruisecontrol houdt de snelheid
op hellingen en bij afdalingen constant. Een kleine
snelheidsverandering op lichte hellingen is normaal.
Op steile berghellingen kan de snelheid veel hoger of
lager worden, waardoor het in die gevallen beter is om
zonder cruisecontrol te rijden.
WAARSCHUWING!
De cruisecontrol kan gevaarlijk zijn in
si
tuaties waar het systeem geen con-
stante snelheid kan aanhouden. Uw auto kan
gezien de omstandigheden te snel gaan, waar-
door u de controle over de auto kunt verliezen en
mogelijk een ongeval veroorzaakt . Gebruik de
cruisecontrol nooit in druk verkeer of op boch-
tige, beijzelde, besneeuwde of anderszins gladde
wegen.
96
UW AUTO VEILIGHEID
S
TARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 103 of 384

DAKCONSOLE
De dakconsole bevat de interieurverlichting, leeslamp-
jes, een bergvakje voor zonnebrillen, een observatie-
spiegel en een schakelaar voor het optionele, elektrisch
bedienbare zonnedak. (afb. 59)
INTERIEURVERLICHTING/LEESLAMPJES
De dakconsole is voorzien van twee lampjes voor de
interieurverlichting. De verlichting gaat aan wanneer u
een portier of de achterklep opent. Als uw auto is
uitgerust met een afstandsbediening, gaat de verlich-
ting ook aan wanneer u de ontgrendelknop op de
afstandsbediening indrukt. De interieurverlichting fun-
geert ook als leeslamp. Druk op de lens om deze
lampen aan te zetten als u in de auto zit. Om een lampweer uit te schakelen, drukt u opnieuw op de lens van
de lamp. U kunt de richting van deze lampen verande-
ren door de op buitenring met vier pijlen te drukken.
(afb. 60)
OPBERGVAKJE ZONNEBRIL
Om het bergvakje te openen drukt u de reliëfstangen
op het klepje van het bergvak in het midden van de
console kort in, dan zwaait het klepje open.
(afb. 61)(afb. 59)
Dakconsole
(afb. 60)Interieurverlichting / leeslampje
97
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 104 of 384

OBSERVATIESPIEGEL INTERIEUR
De bolle achteruitkijkspiegel biedt de bestuurder en de
passagier voorin een breed zicht op de inzittenden
achterin. Als u de observatiespiegel wilt gebruiken,
drukt u op uitstekende staven van de klep voor het
opbergvak, waarna u de klep loslaat om deze naar
beneden te laten klappen. Vervolgens tilt u de klep
omhoog tot het opbergvak bijna is afgesloten en laat u
de klep los. De klep blijft in die stand staan zodat u in de
observatiespiegel kunt kijken.
OPMERKING:Vanuit de "observatiespiegelpositie"
kan de klep alleen worden gesloten. Om de klep weer volledig te openen, moet hij eerst
worden gesloten en vervolgens opnieuw worden ge-
opend door nogmaals de vergrendeling in te drukken.
(afb. 62)
SCHAKELAAR ELEKTRISCH BEDIENBAAR
'ZONNEDAK (voor bepaalde uitvoeringen/
landen)
Raadpleeg “Elektrisch bedienbaar zonnedak" voor
meer informatie.(afb. 61)
Opbergvakje zonnebril
(afb. 62) Observatiespiegel
98
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD