Bandenspanning
De functie Vehicle Information (Voertuiginformatie)
Beeldschermweergaven voor waarschuwingsmel-dingen
Menu uitschakelen
Met dit systeem kan de bestuurder informatie selecte-
ren door op de volgende knoppen op het stuur te
drukken: (afb. 9)
OMHOOG-knop Druk op de OMHOOG-knop en laat deze
weer los om omhoog te bladeren door de
hoofdmenu's (Fuel Economy (Brandstofver-
bruik), Vehicle Info (Voertuiginformatie), Tire PSI (Ban- denspanning), Cruise (Cruisecontrol), Messages (Be-
richten), Units (Eenheden)) en de submenu's.
OMLAAG-knop
Druk kort op de OMLAAG-knop om omlaag
te bladeren door de hoofdmenu's en de
submenu's.
Selectieknop Druk op de selectieknop en laat deze weer
lost om hoofdmenu's of submenu's te ope-
nen. Druk op de selectieknop in en houd
deze twee seconden ingedrukt om de functies te
resetten.
Knop BACK (terug)
Druk op knop BACK (terug) om terug te
gaan naar een voorgaand menu of submenu.
SCHERM VAN ELEKTRONISCH
VOERTUIGINFORMATIECENTRUM (EVIC)
Het EVIC-scherm bestaat uit drie gedeelten:
1. De bovenste regel, waarin de kompasrichting, de snelheidsmeter en de buitentemperatuur worden
weergegeven.
2. Het hoofdscherm waarin de menu's en de berichten worden getoond.(afb. 9) Stuurwielknoppen voor EVIC
22
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
lampje gaat branden, zet dan de auto veilig stil aan de
kant van de weg. Schakel vervolgens naar NEUTRAL en
laat de motor stationair of met een hoger toerental
draaien tot het lampje dooft.
Als u door blijft rijden terwijl het lampje
voor de versnellingsbaktemperatuur
brandt , kan de versnellingsbak ernstig
beschadigd of defect raken.
WAARSCHUWING!
Als u door blijft rijden terwijl het lampje
v
oor de versnellingsbaktemperatuur
brandt , kan onder bepaalde omstandigheden de
vloeistof overkoken, in aanraking komen met de
hete motor- of uitlaatonderdelen en brand ver-
oorzaken.
OLIEVERVERSING VEREIST
Uw auto is uitgerust met een indicator voor oliever-
versing. Het bericht "Oil change due"(olie verversen)
knippert ongeveer 10 seconden in het EVIC-scherm na
één geluidsignaal om de volgende oliebeurt aan te
geven. De indicator voor olieverversing is gebaseerd op
de belasting van de motor, wat betekent dat de perio-
dieke oliebeurten afhankelijk zijn van uw persoonlijke
rijstijl. Als dit bericht niet wordt gereset, verschijnt dit bericht
telkens wanneer u de contactschakelaar in de stand
ON/RUN zet. Om het bericht tijdelijk uit te schakelen,
drukt u kort op de knop BACK (terug). Raadpleeg uw
Fiat dealer om het olieverversingsindicatielampje te
resetten.
BRANDSTOFVERBRUIK
Druk kort op de OMHOOG- of OMLAAG-knop tot-
dat de melding "Fuel Economy" (Brandstofverbruik)
wordt gemarkeerd in het EVIC en druk dan op de
selectieknop. De volgende functies voor brandstofver-
bruik worden in het EVIC getoond:
Average Fuel Economy (Gemiddeld brandstofver-
bruik)
Distance To Empty (DTE) (Bereik tot lege tank)
l/100 km
Gemiddeld brandstofverbruik
Geeft het gemiddelde brandstofverbruik sinds de laat-
ste reset weer. Wanneer het brandstofverbruik wordt
gereset, worden op het scherm gedurende twee secon-
den het bericht "RESET" of streepjes weergegeven. De
historische gegevens worden dan gewist en het nieuwe
gemiddelde wordt berekend op basis van het laatste
gemiddelde brandstofverbruik van voor de reset.
28
UW AUTO VEILIGHEID
S
TARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Bereik tot lege tank
Geeft de geschatte afstand weer die nog kan worden
afgelegd met de brandstof die in de tank aanwezig is.
Deze geschatte afstand wordt bepaald door een gewo-
gen gemiddelde van het huidige en gemiddelde brand-
stofverbruik in relatie tot het huidige brandstofpeil in
de tank. Het bereik tot lege tank kan niet worden
gereset met de selectieknop.
OPMERKING:Aanmerkelijke veranderingen in de
rijstijl of de belading van de auto zullen een groot effect
hebben op de afstand die de auto kan afleggen, onge-
acht het getoonde bereik tot lege tank.
Als het bereik tot lege tank lager is dan de geschatte
rijafstand van 48 km, verandert het scherm en ver-
schijnt het bericht "LOW FUEL" (laag brandstofpeil).
Dit bericht wordt continu getoond totdat brandstof-
tank leeg is. Het bericht "LOW FUEL" (laag brandstof-
peil) verdwijnt en er verschijnt een nieuw bereik tot
lege tank nadat voldoende brandstof is getankt.
l/100 km
Deze weergave toont tijdens het rijden het huidige
verbruik in l/100 km in een staafdiagram. Hierdoor
wordt het brandstofverbruik continu tijdens het rijden
bewaakt, zodat u uw rijstijl kunt aanpassen om minder
brandstof te verbruiken. (afb. 10) VOERTUIGSNELHEID
Druk op de OMHOOG- of OMLAAG-knop en houd
deze ingedrukt totdat de melding "Vehicle Speed"
(Voertuigsnelheid) verschijnt in het EVIC. Druk op de
selectieknop om de huidige snelheid weer te geven
in mph of km/h. Door nogmaals op de selectieknop te
drukken schakelt u tussen weergave in mph of km/u.
OPMERKING:
Als u de maateenheid wijzigt in het
menu "Vehicle Speed" (voertuigsnelheid), verandert de
maateenheid niet in het EVIC.
RITINFORMATIE
Druk op de OMHOOG- of OMLAAG-knop en houd
deze ingedrukt totdat de melding "Trip info" (ritinfor-
matie) verschijnt in het EVIC en druk dan op de
(afb. 10) Staafdiagram l/100 km
29
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
selectieknop. Door op de selectieknop te drukken
terwijl "Trip Info" (Ritinformatie) wordt gemarkeerd,
zal het EVIC op één scherm zowel Trip A (Rit A), als
Trip B (Rit B), als de Elapsed Time (Verstreken tijd)
tonen. Als u één van deze drie functies wilt terugstel-
len, drukt u op de OMHOOG- of OMLAAG-knop om
de functie die u wilt resetten te markeren (selecteren).
Door op de selectieknop te drukken wordt alleen de
geselecteerde functie teruggesteld. De drie functies
kunnen alleen één voor één worden teruggesteld. De
volgende ritfuncties worden getoond in het EVIC:
Trip A (Rit A)
Trip B (Rit B)
Elapsed Time (Verstreken tijd)
In de tripfunctiemodus wordt de volgende informatie
weergegeven:
Trip A (Rit A)
Toont de totale afstand voor Trip A die werd afgelegd
sinds de laatste reset.
Trip B (Rit B)
Toont de totale afstand voor Trip B die werd afgelegd
sinds de laatste reset.Elapsed Time (Verstreken tijd)
Toont de totale reistijd die is verstreken sinds de
laatste reset. De verstreken tijd neemt toe wanneer
het contact in de stand ON/RUN staat.
Het scherm resetten
Reset vindt alleen plaats als er een resetbare functie
wordt getoond. Druk eenmaal kort op de selectieknop
om de resetbare functie tw wissen.
BANDENSPANNING
Druk de OMHOOG- of OMLAAG-knop en houd deze
ingedrukt totdat het bericht "Tire BAR" (Bandenspan-
ning in BAR) verschijnt in het EVIC. Druk op de
selectieknop om een grafiek van de auto weer te geven
waar in de hoeken de waarde van de bandenspanning is
aangegeven.
VOERTUIGINFORMATIE
(INFORMATIEFUNCTIES VOOR DE KLANT)
(voor bepaalde uitvoeringen/landen)
Druk op de OMHOOG- of OMLAAG-knop en houd
deze ingedrukt totdat de melding "Vehicle Info" (infor-
matie over de auto) verschijnt in het EVIC en druk dan
op de selectieknop. Druk op de OMHOOG- en
OMLAAG-knop om door de beschikbare informatie-
schermen te bladeren.
Koelvloeistoftemperatuur
Toont de huidige temperatuur van de koelvloeistof.
30
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Calibration (Kalibratie)
(voor bepaalde uitvoeringen/landen)
Druk op de knop Calibration om deze instelling te
veranderen. Het kompas is zelfijkend, zodat u het niet
handmatig hoeft te resetten. Mogelijk geeft het kompas
onjuiste waarden weer wanneer de auto nieuw is. In
dat geval geeft het EVIC het bericht CAL weer totdat
het kompas is gekalibreerd. U kunt ook het kompas
kalibreren door op de schermtoets ON (Aan) te druk-
ken en een of meerdere keren in een cirkel van 360
graden te rijden (in een gebied zonder grote metalen of
metaalhoudende objecten) tot de CAL indicator in het
EVIC uitgaat. Het kompas werkt dan normaal.
OPMERKING:Voor juiste ijking is een vlak wegdek
en een omgeving zonder grote metalen voorwerpen
zoals gebouwen, bruggen, ondergrondse kabels, spoor-
rails enz. vereist.
Audio
Equalizer (voor bepaalde uitvoeringen/landen)
Druk op de schermtoets Equalizer om dit scherm te
veranderen. In dit scherm kunt u Bass (bas), Mid (mid-
dentonen) en Treble (hoge tonen) instellen. Wijzig de
instellingen met de schermtoetsen + en - of door een
punt op de schaal tussen de schermtoetsen + en - te
selecteren en op schermtoets met de pijl naar links te
drukken. OPMERKING:
Met Bass/mid/treble kunt u door
eenvoudig uw vinger naar boven/beneden te schuiven
de instelling veranderen. U kunt ook direct op de
gewenste instelling drukken.
Balance / Fade (Balans links/rechts - voor/
achter) (voor bepaalde uitvoeringen/landen)
Druk op de schermtoets Balance / Fade om dit scherm
te veranderen. In dit scherm kunt u de balans links/
rechts (Balance) en de balans voor/achter (Fade) instel-
len.
Speed Adjusted Volume
(snelheidsafhankelijke volumeregeling)
(voor bepaalde uitvoeringen/landen)
Druk op de schermtoets Speed Adjusted Volume (snel-
heidsafhankelijke volumeregeling) om dit scherm te
veranderen. Geluid wordt zachter afhankelijk van de
rijsnelheid. Druk op de schermtoets Off, 1, 2 of 3 om
de snelheidsafhankelijke volumeregeling te veranderen.
Druk daarna op de schermtoets met de pijl naar links.
Surround Sound
(voor bepaalde uitvoeringen/landen)
Druk op de schermtoets Surround Sound om dit
scherm te veranderen. Er wordt een ruimtelijke sur-
round sound gesimuleerd. Druk, om uw keuze te
maken, op de schermtoets Surround Sound. Druk
vervolgens op de schermtoets met de pijl naar links.
40
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Perform Compass Calibration (kompaskalibra-
tie uitvoeren) (voor bepaalde uitvoeringen/
landen)
Druk op de knop Calibration om deze instelling te
veranderen. Het kompas is zelfijkend, zodat u het niet
handmatig hoeft te resetten. Mogelijk geeft het kompas
onjuiste waarden weer wanneer de auto nieuw is. In
dat geval geeft het EVIC het bericht CAL weer totdat
het kompas is gekalibreerd. U kunt ook het kompas
kalibreren door op de schermtoets ON (Aan) te druk-
ken en een of meerdere keren in een cirkel van 360
graden te rijden (in een gebied zonder grote metalen of
metaalhoudende objecten) tot de CAL indicator in het
EVIC uitgaat. Het kompas werkt dan normaal.
Audio
Balance/Fade (balans links/rechts, balans voor/
achter) (voor bepaalde uitvoeringen/landen)
In dit scherm kunt u de balans links/rechts (Balance) en
de balans voor/achter (Fade) instellen.
Equalizer (voor bepaalde uitvoeringen/landen)
In dit scherm kunt u Bass (bas), Mid (middentonen) en
Treble (hoge tonen) instellen. Wijzig de instellingen
met de schermtoetsen + en - of door een punt op de
schaal tussen de schermtoetsen + en - te selecteren en
op schermtoets met de pijl naar links te drukken.OPMERKING:
Met Bass/mid/treble kunt u door
eenvoudig uw vinger naar boven/beneden te schuiven
de instelling veranderen. U kunt ook direct op de
gewenste instelling drukken.
Speed Adjusted Volume (snelheidsafhankelijke
volumeregeling) (voor bepaalde uitvoeringen/
landen)
Geluid wordt zachter afhankelijk van de rijsnelheid.
Druk op de schermtoets Off (Uit), 1, 2 of 3 om de
snelheidsafhankelijke volumeregeling te veranderen.
Druk daarna op de schermtoets met de pijl naar links.
Music Info Cleanup (Muziekinformatie oprui-
men) (voor bepaalde uitvoeringen/landen)
Deze functie helpt u bij het organiseren van muziekbe-
standen voor een optimale muzieknavigatie. Maak uw
uw keuze door op de schermtoets Music Info Cleanup
(Muziekinformatie opruimen) te drukken en vervol-
gens op de schermtoets met de pijl naar links.
Telefoon / Bluetooth
Gekoppelde apparaten
Deze functie toont welke telefoons zijn gekoppeld aan
het telefoon/Bluetooth-systeem. Raadpleeg de aanvul-
lende handleiding van Uconnect Touch™ voor meer
informatie hierover.
49
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Automatische sluitfunctie met klembeveiliging
(voor bepaalde uitvoering/landen)
Bij sommige modellen zijn de ramen van het
bestuurders- en passagiersportier voorzien van de
functie "Automatisch sluiten". Zet de raamschakelaar
naar de tweede klikstand, laat deze los, dan gaat het
raam automatisch dicht.
Als u tijdens het gebruik van de automatische sluitfunc-
tie het raam wilt stoppen voordat het volledig is geslo-
ten, duwt u de schakelaar kort omlaag.
Wanneer u het raam gedeeltelijk wilt sluiten, trekt u de
raamschakelaar naar de eerste klikstand en laat u de
schakelaar los wanneer u het raam wilt laten stoppen.
OPMERKING:
Als het raam tijdens het automatisch sluiten op eenobstakel stuit, wordt eerst de bewegingsrichting om-
gekeerd en schuift het raam volledig open. Verwijder
in dat geval het obstakel en trek nogmaals aan de
schakelaar om het raam te sluiten.
Tijdens het automatisch sluiten kunnen schokken vanwege een slecht wegdek de automatische omke-
ringsfunctie tijdens het sluiten onverwachts active-
ren. Als dat gebeurt, trekt u de schakelaar iets
omhoog tot aan het eerste drukpunt en houdt u de
schakelaar vast om het raam handmatig te sluiten.
WAARSCHUWING!
De obstakeldetectie wordt uitgescha-
k
eld wanneer het raam bijna gesloten is.
Om persoonlijk letsel te voorkomen moet u zor-
gen dat er zich geen armen, handen, vingers of
andere voorwerpen in het pad van het naar
boven draaiende raam bevinden voordat het
raam gesloten wordt . Bij een dergelijke beknel-
ling kan ernstig of dodelijk letsel ontstaan.
Resetten
Soms moet de functie "Automatisch omhoog/
Automatisch omlaag" opnieuw in werking worden ge-
steld. Daartoe volgt u de volgende stappen:
1. Trek de raambedieningschakelaar omhoog tot het raam volledig gesloten is en houd de schakelaar
vervolgens nog twee seconden langer vast.
2. Duw de raambedieningschakelaar helemaal omlaag tot het raam volledig geopend is en houd de scha-
kelaar vervolgens nog twee seconden langer vast.
Raamblokkeerschakelaar
Met de raamblokkeerschakelaar in het bekledings-
paneel van de bestuurdersportier kunt u de raambe-
diening van de achterportieren blokkeren. Als u de
ruitschakelaars wilt deactiveren, drukt u kort op de
ruitblokkeerschakelaar om deze in de stand Omlaag te
zetten. Als u de ruitschakelaars wilt activeren, drukt u
120
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
De waarschuwingsknipperlichten inschakelen zo langde accu energie heeft of het contact wordt afgezet.
De interieurverlichting inschakelen zolang de accu werkt of totdat de contactsleutel wordt verwijderd.
De portieren automatisch ontgrendelen.
Om de functies van het uitgebreide ongelukkenres-
ponssysteem na een incident te resetten, moet u de
contactschakelaar van de stand IGN ON in de stand
IGN OFF zetten.
Als een airbag wordt opgeblazen
Het ontwerp van de geavanceerde frontairbags is zo-
danig uitgevoerd, dat deze airbags na het opblazen
onmiddellijk leeglopen.
OPMERKING: De front- en/of zijairbags worden
niet bij alle botsingen opgeblazen. Dit houdt echter niet
in dat het airbagsysteem niet werkt.
Bij een aanrijding waarbij de airbags worden opgebla-
zen, kan zich het volgende voordoen:
Het nylon van de airbag kan soms schaafwonden en/of een rode huid veroorzaken bij de bestuurder
en de voorpassagier tijdens het opblazen van de
airbags. De schaafwonden lijken op de wonden die u
oploopt als u zich schaaft aan een touw, de vloerbe-
dekking of op de vloer van een gymnastiekzaal. Deze
schaafwonden worden niet veroorzaakt door con- tact met chemische stoffen. De schaafwonden zijn
niet blijvend en genezen normaal gesproken snel. Als
uw schaafwonden echter na enkele dagen nog niet
zijn genezen of als u last hebt van blaren, raadpleeg
dan onmiddellijk een arts.
Wanneer de airbags leeglopen ziet u mogelijk zwe- vende stofdeeltjes die op rook lijken. Dit stof is een
normaal bijproduct van het activeringsproces voor
het niet-giftige opblaasgas. Deze zwevende stofdeel-
tjes kunnen de huid, ogen, neus of keel irriteren.
Spoel met koud water als u last hebt van geïrriteerde
ogen of huid. Zorg voor frisse lucht bij neus- of
keelirritaties. Raadpleeg uw huisarts als de irritatie
blijvend is. Als deze deeltjes op uw kleding terecht-
komen, volg dan de gebruikelijke wasvoorschriften
van de kledingfabrikant om de kleding te reinigen.
Rijd niet in uw auto nadat de airbags zijn geactiveerd.
Als u dan opnieuw bij een aanrijding betrokken raakt,
zullen de airbags geen enkele bescherming bieden.
216
UW AUTO
VEILIGHEID STARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD