met de hand de aanjager en luchtverdeling in. Zorg ook
dat u alleen de stand Instrumentenpaneel, Ventilatie op
twee niveaus of Vloer kiest.
OPMERKING:
Als het systeem bij handmatige klimaatregeling in destand Mengen, Vloer of Ontdooien/ontwasemen
staat, kan de A/C worden uitgeschakeld, maar blijft
het aircosysteem actief om te voorkomen dat de
ruiten beslaan.
Wanneer zich wasem of condens vormt op de voor- ruit of zijramen, kiest dan de ontdooistand en ver-
hoog het aanjagertoerental.
Als het lijkt of de airco minder goed werkt dan verwacht, controleer dan of de voorzijde van de
airco-condensor (vóór in de radiateur) is verstopt
door vuil of insecten. Maak schoon door voorzichtig
water te spuiten vanaf de achterzijde van de radiator
en door de condensor heen.
MAX A/C
Met MAX A/C wordt maximaal gekoeld.
Druk kort op de knop om te schakelen tussen MAX
A/C en de voorgaande instellingen. De schermtoets
gaat branden wanneer MAX A/C is ingeschakeld (ON).
De gebruiker kan in de modus MAX A/C het gewenste
aanjagertoerental en de gewenste stand kiezen. Als andere instellingen worden gekozen, schakelt de MAX
A/C-functie naar de vorige instellingen en gaat het
indicatielampje MAX A/C uit.
Recirculatietoets
Wanneer de buitenlucht rook, onprettige
luchtjes of veel vocht bevat, of wanneer een
snelle koeling gewenst is, kunt u de binnen-
lucht laten circuleren door op de recircula-
tieknop te drukken. Wanneer deze knop is ingedrukt,
brandt de het indicatielampje voor recirculatie. Druk
nogmaals op de knop om de recirculatiestand uit te
schakelen en buitenlucht in het interieur te laten
stromen.
OPMERKING: Bij koud weer kunnen de ruiten, bij
gebruik van de recirculatiestand, sneller beslaan. De
recirculatiefunctie is mogelijk niet beschikbaar
(schermtoets grijs weergegeven) bij omstandigheden
waarin de voorruit aan de binnenkant kan beslaan. In de
modus Ontwasemen mag de recirculatiestand niet
worden gebruikt om de ramen sneller vrij te maken. De
recirculatiestand wordt automatisch geannuleerd zo-
dra u deze ventilatiestanden selecteert. Als u de
recirculatiestand probeert in te schakelen terwijl een
van deze standen actief is, gaat de LED in de bedie-
ningsknop knipperen om vervolgens uit te gaan.
76
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
MOTORCOMPARTIMENT — 2,4-LITER BENZINE
(afb. 174)(afb. 174)1 — Reservoir koelvloeistof7 — Volledig geïntegreerde voedingsmodule (zekeringen)
2 — Reservoir stuurbekrachtigingsvloeistof 8 — Peilstaaf automatische versnellingsbak
3 — Vulopening motorolie 9 — Reservoir ruitensproeiervloeistof
4 — Reservoir remvloeistof 10 — Radiatordop koelvloeistof
5 — Aansluiting startkabel (pluspool) 11 — Peilstok motorolie
6 — Aansluiting startkabel (minpool)
317
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
OPMERKING:Opzettelijk knoeien aan het uitlaat-
gasregelsysteem is strafbaar en kan leiden tot straf-
rechtelijke vervolging.
WAARSCHUWING!
Een heet uitlaatsysteem kan brand ver-
oor
zaken wanneer u boven brandbaar
materiaal parkeert . Denk bijvoorbeeld aan
droog gras of bladeren die in aanraking komen
met de hete uitlaat . Parkeer daarom nooit op
een ondergrond waar uw uitlaat in aanraking
kan komen met brandbaar materiaal.
In uitzonderlijke situaties (bij zeer ernstige motor-
schade) kan een doordringende geur duiden op een
ernstige en abnormale oververhitting van de katalysa-
tor. Als dat gebeurt, breng de auto dan veilig tot
stilstand, zet de motor uit (OFF) en laat deze afkoelen.
Laat de auto zo spoedig mogelijk controleren en afstel-
len volgens de specificaties van de fabrikant.
Houd rekening met het volgende om mogelijke schade
aan de katalysator tot een minimum te beperken:
U mag nooit de motor uitzetten of het contact afzetten terwijl de versnellingsbak is ingeschakeld en
de auto rijdt.
Probeer de auto niet te starten door deze te duwen of te slepen. De motor niet voor langere tijd in zijn vrij laten lopen
terwijl de aansluitingen van de bobine zijn losgekop-
peld.
KOELSYSTEEM
WAARSCHUWING!
Als
u werkzaamheden gaat verrichten
in de buurt van de radiatorventilator,
moet u de ventilatormotor loskoppelen of de
contactschakelaar in de stand LOCK zetten. De
ventilator is temperatuurgeregeld en kan op elk
moment gaan draaien indien de contactschake-
laar in de stand ON staat .
Hete koelvloeistof (antivries) en stoom uit de
radiateur kunnen ernstige brandwonden veroor-
zaken. Als u stoom van onder de motorkap hoort
of ziet komen, mag u de motorkap pas openen
nadat de radiateur voldoende is afgekoeld. Open
nooit de vuldop van het koelsysteem als de radi-
ateur heet is.
330
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
(Vervolgd)
Gebruik geen gewoon water of koelvloeistof
(antivries) op basis van alcohol. Gebruik geen
roestremmers of andere anticorrosie-producten,
omdat deze mogelijk niet geschikt zijn voor de
gebruikte koelvloeistof (antivries) en verstopping
van de koelvloeistof kunnen veroorzaken.
Deze auto is niet ontworpen voor het gebruik
van motorkoelvloeistof (antivries) op basis van
propyleenglycol. Het gebruik van motorkoelvloei-
stof (antivries) op basis van propyleenglycol
wordt afgeraden.
Keuze van koelvloeistof – dieselmotor
Gebruik uitsluitend door de fabrikant aanbevolen koel-
vloeistof (antivries). Raadpleeg "Vloeistoffen, smeer-
middelen en originele onderdelen" in "Technische ge-
gevens" voor meer informatie.
Gebruik geen HOAT (Hybride Organi-
sche Additief Technologie) producten in
dieselmotoren.
Gebruik geen OAT-producten (Organische ad-
ditieventechnologie) die 2-EH (2–ethylhexanol)
bevatten.
(Vervolgd)(Vervolgd)
Gebruik niet gewoon water of een product op
basis van alcohol (antivries). Gebruik geen anti-
corrosieadditieven of andere corrosiewerende
middelen, omdat deze producten mogelijk niet
geschikt zijn voor de koelvloeistof en de radiator
kunnen verstoppen.
Deze auto is niet ontworpen voor gebruik met
koelvloeistoffen op basis van propyleenglycol. De
toepassing van koelvloeistof op propyleenglycol-
basis wordt afgeraden.
Koelvloeistof bijvullen – benzinemotor
Uw auto wordt af-fabriek geleverd met een verbeterde
koelvloeistof (antivries) die grotere onderhouds-
intervallen mogelijk maakt. Deze koelvloeistof (anti-
vries) kan maximaal tien jaar of 240.000 km worden
gebruikt voordat deze moet worden ververst. Om te
vermijden dat dit grotere onderhoudsinterval wordt
verkleind, moet u altijd dezelfde koelvloeistof gebrui-
ken.
Gebruik uitsluitend zeer zuiver water, zoals gedistil-
leerd of gedeïoniseerd water, voor het verdunnen van
de koelvloeistof (antivries). Water van lagere kwaliteit
kan de corrosiebescherming in het motorkoelsysteem
verminderen.
332
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
binnenkrijgt, moet u onmiddellijk een arts raadplegen.
Verwijder gemorste vloeistof onmiddellijk.
Koelvloeistofpeil
De radiator is normaliter helemaal gevuld. Het is dus
niet nodig de radiatordop te openen, behalve om de
antivriesconcentratie te controleren of de koelvloei-
stof te verversen. Maak uw monteur hierop attent.
Zolang de bedrijfstemperatuur van de motor in orde is,
hoeft u het koelvloeistofreservoir slechts eenmaal per
maand te controleren. Wanneer u koelvloeistof moet
bijvullen, moet u dat doen via de vulopening van het
expansiereservoir. Vul nooit te veel vloeistof bij.
Belangrijk
OPMERKING:Wanneer u na enkele kilometers de
auto tot stilstand brengt, ziet u mogelijk waterdamp
opstijgen vanuit de voorzijde van het motorcomparti-
ment. Dat is gewoonlijk het gevolg van een hoge
luchtvochtigheid, of van regen of sneeuw die bij de
radiator is achtergebleven en die verdampt zodra de
thermostaatklep opengaat en hete koelvloeistof de
radiator binnenstroomt.
Wanneer bij een inspectie van het motorcomparti-
ment blijkt dat de radiateur en de slangen geen defec-
ten vertonen, kunt u gerust met de auto gaan rijden.
De damp zal snel verdwijnen. Vul niet te veel vloeistof bij in het koelvloeistofreser-
voir.
Controleer het antivriesgehalte in de radiator en het expansiereservoir. Als koelvloeistof moet worden
bijgevuld, moet ook de inhoud van het expansiere-
servoir tegen bevriezing worden beschermd.
Als u regelmatig koelvloeistof moet bijvullen of het peil in het expansiereservoir niet daalt zodra de
motor afkoelt, dient het koelsysteem via een druk-
test op lekkage te worden gecontroleerd.
Zorg ervoor dat de overloopslangen van de radiateur en het koelvloeistofreservoir niet geknikt of geblok-
keerd zijn.
Houd de voorzijde van de radiateur schoon. Als uw auto is uitgerust met airconditioning, houd dan de
voorzijde van de condensor schoon.
Vervang nooit de thermostaat door een zomer- of wintertype. Wanneer vervanging noodzakelijk is,
mag UITSLUITEND het voorgeschreven type ther-
mostaat worden ingebouwd. Andere modellen kun-
nen onvoldoende koelprestaties leveren en een ho-
ger brandstofverbruik en hogere emissiewaarden
teweegbrengen.
334
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
vulhoeveelheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .357
Motorolie, viscositeit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .322
Multifunctionele bedieningshendel. . . . . . . . . . . . . . . .86
Muntenhouder . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .99
Navigatiesysteem (Uconnect™ gps) . . . . . . . . . .154, 157
Neerklapbare achterbank . . . . . . . . . . . . . . . . . . .59, 64
Noodgevallen, slepen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .306
starten met startkabels . . . . . . . . . . . . . . . . . . .269
vastgelopen voertuig vrijmaken . . . . . . . . . . . . . .302
waarschuwingsknipperlichten . . . . . . . . . . . . . . . .99
Octaangehalte, benzine (brandstof ) . . . . . . . . . .354, 358
Olie, motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .320, 358
Onderhoud, algemeen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .320
Onderhoudsprocedures . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .320
Onderhoudsschema . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .309
Onderhoudsvrije accu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .323
Onderhoud van de bekleding . . . . . . . . . . . . . . . . . .341
Onderhoud van de wielen en velgen . . . . . . . . . . . . .340
Onderhoud van zonnedak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .110
Onderhoud, zonnedak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .110
Ontgrendeling, motorkap. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .126
Ontwarringsprocedure, autogordel . . . . . . . . . . . . . .188
Ontwasemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .82
Opbergruimte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .343
Openen van de motorkap . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .126
Opslag van het voertuig . . . . . . . . . . . . . . . . . . .82, 343
Parkeerhulp achter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .148
Passagiersbeveiliging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .183 Peilstokken,
automatische versnellingsbak . . . . . . . . . . . . . . . .337
(motor)olie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .320, 321
stuurbekrachtiging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .139
Portierontgrendeling met afstandsbediening . . . . . . . . .13
Portiersloten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .111
Portiersloten, automatisch . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .112
Programmeerzenders (afstandsbediening portiervergrendeling). . . . . . . . . .13
Radiaalbanden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .347
Radiatorvuldop (koelvloeistofdop) . . . . . . . . . . . . . . .333
Radio, afstandsbediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .157
Radio (geluidssystemen) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .156
Ramen, elektrisch bediend . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .119
Reinigen van glasoppervlakken . . . . . . . . . . . . . . . . .342
Reiniging, ruitenwisserbladen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .327
wielen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .340
Rembekrachtiging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .129, 132
Remmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .129, 335
Rem, parkeer- . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .229
Remregelsysteem, elektronisch . . . . . . . . . . . . . . . . .130
Remsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .129, 335
Remsysteem, antiblokkeersysteem (ABS) . . . . . . . . . . . . . .129, 130
handrem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .229
hoofdremcilinder . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .335
remvloeistofpeil controleren . . . . . . . . . . . . . . . .335
waarschuwingslampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .266
Reservewiel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .272, 348, 349
Resetten controlelampje olie verversen . . . . . . . . .28, 264
370
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD