Page 73 of 384

SPIEGELS
BINNENSPIEGEL MET DAG/NACHTSTAND
Via een dubbel scharniersysteem kunt u de spiegel
horizontaal en verticaal verstellen. Stel de spiegel zo in
dat u door het midden van de achterruit kijkt.
U kunt hinderlijke weerspiegeling van koplampen ver-
minderen door het bedieningshendeltje onder de spie-
gel in de nachtstand te zetten (hendel naar de achter-
kant van de auto gekanteld). Stel de spiegel af terwijl
deze in de dagstand staat (naar de voorruit toe).
(afb. 36)BINNENSPIEGEL MET AUTOMATISCHE
DIMSTAND (voor bepaalde uitvoeringen/
landen)
Deze spiegel wordt automatisch aangepast aan hinder-
lijke weerspiegeling van de koplampen van achterlig-
gers. Deze functie is standaard ingeschakeld en wordt
alleen uitgeschakeld als het voertuig achteruit rijdt.
(afb. 37)
Om tijdens reinigen de spiegel niet te
beschadigen mag reinigingsvloeistof
nooit rechtstreeks op de spiegel worden
gespoten. Breng de vloeistof aan op een schone
doek en wrijf de spiegel daarmee schoon.
(afb. 36) Binnenspiegel verstellen
(afb. 37)Binnenspiegel met automatische dimstand
67
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 74 of 384

BUITENSPIEGELS
Voor een optimaal resultaat dient u de spiegels zo af te
stellen dat u de naastliggende rijbaan goed in het zicht
hebt en er tevens een geringe overlapping is met het
zicht in de binnenspiegel.
OPMERKING:Het bolle oppervlak van de buiten-
spiegel aan de passagierszijde biedt een veel bredere
kijkhoek met name op de rijbaan naast uw auto.
WAARSCHUWING!
Auto's en andere voorwerpen lijken in de
bolle
spiegel aan passagierszijde kleiner
en verder weg dan ze in werkelijkheid zijn.Als u te
veel op de passagiersspiegel vertrouwt , kunt u in
botsing komen met een ander voertuig of object .
Gebruik uw binnenspiegel om de grootte van of
de afstand tot een voertuig te schatten dat u in
de rechterspiegel ziet . Als u deze waarschuwing
niet opvolgt , kan dit ernstig en zelfs dodelijk
letsel tot gevolg hebben.
ELEKTRISCH BEDIENDE BUITENSPIEGELS
De schakelaar voor de elektrisch bediende buitenspie-
gels bevindt zich op het bekledingspaneel in het be-
stuurdersportier. (afb. 38) Modellen zonder de functie "Ruit snel openen/
sluiten"
Druk op de spiegelkeuzetoets met de letter L (links) of
R (rechts) en druk vervolgens op één van de vier
pijltjestoetsen om de spiegel in de richting van de pijl te
verstellen.
Modellen met de functie "Ruit snel openen/
sluiten"
Druk op de spiegelkeuzetoets met de letter L (links) of
R (rechts) en laat deze weer los. Druk vervolgens op
één van de vier pijltjestoetsen om de spiegel in de
richting van de pijl te verstellen. De keuzeschakelaar
slaat na 30 seconden af om te vermijden dat de spiegel-
stand na het verstellen onverhoeds wordt veranderd.(afb. 38)
Elektrische spiegelschakelaars.
68
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 75 of 384

OPMERKING:Een lampje in de knop geeft dan aan
dat de spiegel is geactiveerd en kan worden versteld.
ELEKTRISCH INKLAPBARE SPIEGELS
(voor bepaalde uitvoeringen/landen)
De schakelaar voor de elektrische inklapbare spiegels
bevindt zich tussen de spiegelschakelaars L (links) en R
(rechts). Druk eenmaal op de schakelaar om de spie-
gels in te klappen en druk nogmaals op de schakelaar
om de spiegels naar de normale rijstand terug te
klappen.
OPMERKING: Als de rijsnelheid hoger is dan
16 km/u, is de inklapfunctie van de spiegels uitgescha-
keld.
Als de spiegels zich in de ingeklapte stand bevinden en
de snelheid van het voertuig is gelijk aan of hoger dan
8 km/u, worden ze automatisch uitgeklapt.
HANDMATIG INKLAPBARE SPIEGELS
Sommige modellen beschikken over scharnierende bui-
tenspiegels. Door het scharnier kan de spiegel naar
voren en naar achteren worden geklapt om schade te
voorkomen. Het scharnier kent drie standen: naar
voren, naar achteren en normaal. VERWARMDE BUITENSPIEGELS
(voor bepaalde uitvoeringen/landen)
Deze buitenspiegels worden verwarmd om ijs te
ontdooien. Deze functie wordt geactiveerd
wanneer u de achterruitverwarming inschakelt. Raad-
pleeg “Functies achterruit” voor meer informatie.
VERLICHTE MAKE-UPSPIEGELS
(voor bepaalde uitvoeringen/landen)
Beide zonnekleppen zijn voorzien van een verlichte
make-upspiegel. Als u deze spiegel wilt gebruiken, klapt
u de zonneklep omlaag en het spiegelklepje omhoog.
Het lampje gaat automatisch branden. Als het spiegel-
kapje wordt gesloten, gaat het licht uit. (afb. 39)
(afb. 39)
Verlichte make-upspiegel
69
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 76 of 384

"Schuifstangfunctie" zonneklep
(voor bepaalde uitvoeringen/landen)
Met deze functie zijn er meer standen mogelijk om de
zon te weren met de zonneklep.
1. Klap de zonneklep naar beneden.
2. Neem de zonneklep van de klem in het midden af.
3. Trek de zonneklep in de richting van de achteruit-kijkspiegel om het zonwerende vlak te vergroten. KLIMAATREGELING
ALGEMEEN OVERZICHT
Het systeem voor airconditioning en verwarming is
ontworpen voor een optimaal interieurcomfort onder
alle weersomstandigheden. Dit systeem kan worden
bediend met de toetsen van de automatische klimaat-
regeling op het instrumentenpaneel of via het scherm
van het Uconnect Touch™ systeem.
Wanneer het Uconnect Touch™ systeem in een be-
paalde modus (Radio, Player, Settings, More, enz.) staat,
worden de temperatuurinstellingen voor de bestuur-
der en passagier aan de bovenzijde van het scherm
weergegeven.
Toetsen
Toetsen bevinden zich aan de linker- en rechterzijde
van het Uconnect Touch™ 4.3 scherm in het midden
van het instrumentenpaneel. Ook onder het Uconnect
Touch™ scherm bevinden zich toetsen.
(afb. 40)
(afb. 41) (afb. 42)
Schermtoetsen
Schermtoetsen bevinden zich op het Uconnect
Touch™ scherm. (afb. 43) (afb. 44)
70
UW AUTO VEILIGHEID
S
TARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 77 of 384
(afb. 40)Toets voor klimaatregeling op Uconnect Touch™ systeem 4.3(afb. 41)
Automatische temperatuurregeling — toetsen
(afb. 42)Automatische temperatuurregeling — toetsen(afb. 43)
Handmatige klimaatregeling met Uconnect Touch™ systeem 4.3 — schermtoetsen
71
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 78 of 384

Beschrijving van de toetsen en schermtoetsen
1. Knop MAX A/C
Druk kort op deze knop om de huidige instelling te
wijzigen. Het indicatielampje brandt wanneer MAX
A/C is ingeschakeld. Als u nogmaals op deze knop
drukt, schakelt de functie MAX A/C naar de handma-
tige modus en gaat het indicatielampje MAX A/C uit.
2. A/C-knop
Druk kort op deze knop om de huidige instelling te
wijzigen. Het indicatielampje brandt wanneer A/C is
ingeschakeld. Als u nogmaals op deze knop drukt,
schakelt de functie A/C naar de handmatige modus en
gaat het indicatielampje A/C uit.3. Recirculatieknop
Druk kort op deze knop om de huidige instelling te
wijzigen. Het indicatielampje brandt wanneer de func-
tie is ingeschakeld.
4. Knop AUTO
Regelt automatisch de interieurtemperatuur door de
luchtverdeling en de luchthoeveelheid in te stellen.
Door het inschakelen van deze functie, wordt van de
automatische werking naar de handmatige modus ge-
schakeld. Raadpleeg het hoofdstuk "Automatische wer-
king" voor meer informatie hierover.
5. Knop Ontdooien vóór
Druk kort op deze knop om in plaats van de huidige
ingestelde luchtstroom de modus Ontdooien in te
schakelen. Het indicatielampje brandt wanneer deze
functie is ingeschakeld. Door het inschakelen van deze
functie, wordt van de automatische werking naar de
handmatige modus geschakeld. Wanneer de modus
Ontdooien wordt geselecteerd, kan het aanjagertoe-
rental toenemen. Als modus Ontdooien vóór wordt
uitgeschakeld, wordt de opnieuw de vorige instelling
van de klimaatregeling actief.
6. Knop Ontdooien achter
Druk op deze knop om de achterruitverwarming en de
buitenspiegelverwarming in te schakelen (voor be-
paalde uitvoeringen/landen). Een indicatielampje(afb. 44)
Automatische klimaatregeling met Uconnect Touch™ systeem 8.4 — schermtoetsen
72
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 79 of 384

brandt wanneer de achterruitverwarming is ingescha-
keld. De achterruitverwarming wordt na ongeveer 10
minuten automatisch uitgeschakeld.
Het negeren van de volgende waarschu-
wingen kan leiden tot schade aan de
verwarmingselementen:
Wees voorzichtig bij het wassen van de binnen-
kant van de achterruit . Gebruik geen schurende
schoonmaakmiddelen om de binnenzijde van de
ruit te reinigen. Gebruik een zachte doek en een
mild schoonmaakmiddel en wrijf evenwijdig aan
de verwarmingselementen. U kunt stickers verwij-
deren met warm water.
Gebruik geen schrapers, scherpe voorwerpen
of schurende schoonmaakmiddelen om de bin-
nenzijde van de ruit te reinigen.
Zorg ervoor dat alle voorwerpen zich op veilige
afstand van de ruit bevinden.
7. Knop Klimaatregeling achterin
Druk kort op deze knop om de klimaatregeling ach-
terin in te schakelen (voor bepaalde uitvoeringen/
landen). Het indicatielampje gaat branden wanneer de
klimaatregeling achterin is ingeschakeld. Als u de knop
nogmaals kort indrukt, wordt de klimaatregeling ach-
terin uitgeschakeld. 8. Knop temperatuurverhoging passagiers
Biedt de passagiers een onafhankelijke temperatuurre-
geling. Druk op deze toets om de ingestelde tempera-
tuur te verhogen.
OPMERKING:
Als in de modus Sync op deze knop
wordt gedrukt, wordt deze modus automatisch afge-
sloten.
9. Knop temperatuurverlaging passagiers
Biedt de passagiers een onafhankelijke temperatuurre-
geling. Druk op deze knop om de ingestelde tempera-
tuur te verlagen.
OPMERKING: Als in de modus Sync op deze knop
wordt gedrukt, wordt deze modus automatisch afge-
sloten.
10. SYNC
Druk op de schermtoets Sync om de stand Sync in of
uit te schakelen. Het indicatielampje Sync brandt wan-
neer deze functie is ingeschakeld. Sync wordt gebruikt
om de temperatuurinstelling aan passagierszijde te syn-
chroniseren met die aan bestuurderszijde. Als de tem-
peratuurinstelling aan passagierszijde wordt gewijzigd
terwijl de functie Sync actief is, zal deze functie auto-
matisch worden uitgeschakeld.
73
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 80 of 384

11. Aanjagerschakelaar
De aanjagerschakelaar wordt gebruik om de hoeveel-
heid lucht te regelen, die door het klimaatsysteem
stroomt. De schakelaar heeft zeven standen. Als u het
aanjagertoerental wijzigt, schakelt het systeem van au-
tomatische werking naar handmatige bediening. Het
toerental kan als volgt met de toetsen of schermtoet-
sen worden ingesteld:
Toets
Het aanjagertoerental neemt toe wanneer u de scha-
kelaar vanuit de laagste stand rechtsom draait. Het
aanjagertoerental neemt af wanneer u de schakelaar
linksom draait.
Schermtoets
Gebruik het kleine aanjagerpictogram om het aanjager-
toerental te verlagen en het grote pictogram om dit
toerental te verhogen. De aanjager kan ook worden
geselecteerd door op de aanjagerbalk tussen de picto-
grammen te drukken.12. Standen
De luchtverdeling kan zo worden ingesteld dat lucht
vanuit de luchtroosters in het instrumentenpaneel, de
vloerroosters, de ontwasemingsroosters en de ont-
dooiroosters stroomt. De volgende standen zijn be-
schikbaar:
Ventilatie instrumentenpaneel
Er komt lucht naar binnen via de roosters in het
instrumentenpaneel. U kunt deze roosters af-
zonderlijk verstellen om zo de luchtstroming te rege-
len. De lamellen van de uitblaasopeningen in het mid-
den en in de zijpanelen kunnen omhoog en omlaag en
naar links en naar rechts worden bewogen om zo de
richting van de luchtstroom te regelen. Onder de
lamellen bevindt zich een stelwiel waarmee de uitblaas-
opening kan worden afgesloten of aangepast om zo de
uitstromende hoeveelheid lucht te regelen.
Stand Twee niveaus Lucht stroomt uit de luchtroosters in het instru-
mentenpaneel en de roosters in de vloer. Een
geringe hoeveelheid lucht stroomt via de openingen
voor voorruitontdooiing en zijraamontwaseming.
OPMERKING: De stand Twee niveaus is bedoeld
om comfort te bieden door koele lucht uit de lucht-
roosters in het instrumentenpaneel en warme lucht uit
de vloerroosters te laten stromen.
74
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD