Page 153 of 384

worden door banden zijn voorzien van bandenspan-
ningssensoren. Rij daarna minstens 20 minuten met een
snelheid van meer dan 25 km/u. Het bandenspannings-
controlesysteem geeft een geluidssignaal en het waar-
schuwingslampje voor lage bandenspanning gaat gedu-
rende 75 seconden knipperen, waarna het aanhoudend
blijft branden. Bovendien verschijnt op het Elektro-
nisch voertuiginformatiecentrum (EVIC) het bericht
"CHECK TPM SYSTEM" (BANDENSPANNINGS-
CONTROLESYSTEEM CONTROLEREN) en de grafi-
sche voorstelling geeft "- -" weer in plaats van de
spanningswaarde van de vier banden. Wanneer de auto
opnieuw wordt gestart, geeft het bandenspanningscon-
trolesysteem geen geluidssignaal meer, gaat het waar-
schuwingslampje voor lage bandenspanning niet meer
branden en verschijnt er geen bericht meer op het
EVIC. In de afeelding wordt echter nog steeds “- -“
weergegeven
Om het bandenspanningscontrolesysteem weer in te
schakelen, moeten alle vier de banden met wielen weer
vervangen worden door banden die voorzien zijn van
bandenspanningssensoren. Rij daarna tot 20 minuten
met een snelheid van meer dan 25 km/u. Het banden-
spanningscontrolesysteem geeft een geluidssignaal af,
het verklikkerlampje knippert gedurende 75 seconden,
op het EVIC-scherm verschijnt het bericht "CHECK
TPM SYSTEM" (BANDENSPANNINGSCONTROLE-
SYSTEEM CONTROLEREN) en de grafiek toont dewaarden voor de bandenspanning om aan te geven dat
het systeem de sensorsignalen ontvangt.
ALGEMENE INFORMATIE
De afstandsbediening en ontvangers werken op een
draaggolffrequentie van 433,92 MHz, zoals is voorge-
schreven door EU-richtlijnen. Deze apparatuur moet
zijn gecertificeerd conform de specifieke regelgeving in
het desbetreffende land. Er gelden twee normen: ETS
(European Telecommunication Standard) 300–220, van
toepassing in de meeste landen, en de Duitse richtlijn
BZT 225Z125, die is gebaseerd op de norm ETC
300–220, maar daarnaast enkele unieke eisen stelt. De
overige eisen worden vermeld in de Europese Richtlijn
95/56/EC, Bijlage VI. De apparatuur moet voldoen aan
de volgende twee voorwaarden:
De apparatuur mag geen schadelijke interferentie
veroorzaken.
De apparatuur moet eventuele ontvangen interfe- rentie tolereren, ook interferentie die mogelijk een
ongewenste werking veroorzaakt.
147
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 154 of 384

PARKSENSE® PARKEERSENSOREN
ACHTER (voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
ParkSense
®parkeersensoren achter zorgt voor zicht-
bare en hoorbare aanwijzingen m.b.t. de afstand tussen
de achterzijde van de auto en een gedetecteerd obsta-
kel bij het achteruitrijden, bijv. tijdens een parkeerma-
noeuvre. Raadpleeg "Voorzorgsmaatregelen bij gebruik
van het ParkSense
®" voor de beperkingen van dit
systeem en adviezen.
Wanneer u de contactschakelaar in de stand ON/RUN
zet, wordt door ParkSense
®automatisch de systeem-
status (ingeschakeld of uitgeschakeld) hersteld die ac-
tief was voordat het contact werd uitgeschakeld.
ParkSense
®kan uitsluitend worden geactiveerd wan-
neer de schakelhendel in de stand REVERSE staat.
Wanneer ParkSense
®bij deze stand van de schakel-
hendel wordt ingeschakeld, blijft het systeem actief
totdat de rijsnelheid is toegenomen tot ongeveer
11 km/u of hoger. Het systeem wordt weer actief als de
rijsnelheid is gedaald tot minder dan ongeveer 9 km/u. PARKSENSE
®SENSOREN
De vier ParkSense®sensoren die zich in achterkant/
achterbumper bevinden, bewaken het gebied achter de
auto dat binnen het zichtveld van de sensoren valt. De
sensoren kunnen obstakels detecteren tot een afstand
van ongeveer 30 tot 200 cm van de achterkant/
achterbumper in horizontale richting, afhankelijk van
de plaats, het type en de stand van het obstakel.
PARKSENSE
®WAARSCHUWINGSSCHERM
Het ParkSense®
waarschuwingsscherm wordt alleen
weergegeven als Sound and Display (beeld en geluid) is
geselecteerd met het Uconnect Touch™ systeem.
Raadpleeg “Uconnect Touch™ instellingen” voor meer
informatie.
Het ParkSense
®waarschuwingsscherm bevindt zich in
het elektronische voertuiginformatiecentrum (EVIC).
Het zorgt voor visuele waarschuwingen om de afstand
tussen de achterzijde - bumper en het gedetecteerde
obstakel weer te geven. Raadpleeg "Instellingen Elek-
tronisch voertuiginformatiecentrum (EVIC)" voor
meer informatie.
148
UW AUTO VEILIGHEID
S
TARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 155 of 384
PARKSENSE
®scherm
Als de versnellingsbak in de stand REVERSE (achteruit)
staat, wordt het waarschuwingsscherm ingeschakeld
en geeft het de systeemstatus weer. (afb. 101) (afb. 102)
(afb. 101)
Parkeerhulpsysteem gereed
(afb. 102) Parkeerhulpsysteem uit
149
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 156 of 384
Het systeem geeft een gedetecteerd obstakel aan met
drie boogjes en laat gedurende een halve seconde een
toon horen. Als de auto het object nadert, zal het
EVIC-display minder bogen laten zien en de geluids-
toon zal veranderen van langzaam naar snel tot onon-
derbroken.(afb. 103) (afb. 104) (afb. 105)(afb. 103)
Langzame toon
(afb. 104) Snelle toon(afb. 105)
Continue toon
150
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 157 of 384
De auto is dichtbij het obstakel als het EVIC-display
een knipperende boog laat zien en een ononderbroken
toon laat horen. De volgende tabel illustreert de wer-king van het waarschuwingssysteem wanneer een ob-
stakel wordt gedetecteerd:
WAARSCHUWINGEN
Afstand achter (cm) Groter dan
200 cm 200-100 cm 100-65 cm 65-30 cm Kleiner dan
30 cm
Geluidssignaal Geen Eerste 1/2
tweede toon Langzaam
SnelContinu
Boogjes Geen 3 brandend
(continu) 3 langzaam
knipperend 2 langzaam
knipperend 1 langzaam
knipperend
151
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 158 of 384

PARKSENSE
®IN- EN UITSCHAKELEN
ParkSense
®kan met het Uconnect Touch™ systeem
worden in- en uitgeschakeld. De beschikbare keuzemo-
gelijkheden zijn: OFF (uit), Sound Only (alleen geluid)
of Sound and Display (beeld en geluid). Raadpleeg
“Uconnect Touch™ instellingen” voor meer informa-
tie.
Wanneer de schermtoets ParkSense
®wordt gekozen
om het systeem uit te schakelen, verschijnt op het
EVIC gedurende vijf seconden het bericht "PARK AS-
SIST SYSTEM OFF" (parkeerhulpsysteem uit).. Raad-
pleeg het hoofdstuk "Elektronisch voertuiginformatie-
centrum (EVIC)" voor meer informatie hierover. Als de
schakelhendel in de stand REVERSE (achteruit) wordt
gezet en het systeem is uitgeschakeld, verschijnt op het
EVIC het bericht "PARK ASSIST OFF" (parkeerhulp
uitgeschakeld) zolang de schakelhendel in REVERSE
(achteruit) staat bij een rijsnelheid van 11 km/u of lager.
ONDERHOUD VAN PARKSENSE®
PARKEERHULPSYSTEEM
Wanneer de ParkSense
®parkeersensoren achter niet
correct werken, geeft het elektronische voertuiginfor-
matiecentrum (EVIC) eenmaal per contactcyclus een
geluidssignaal weer en verschijnt op de display het
bericht "CLEAN PARK ASSIST" (parkeersensoren rei-
nigen), "SERVICE PARK ASSIST" (parkeersensoren re-
pareren) of "SERVICE PARK ASSIST SYSTEM" (onder- houd parkeerhulp noodzakelijk). Raadpleeg het
hoofdstuk "Elektronisch voertuiginformatiecentrum
(EVIC)" voor meer informatie hierover. Wanneer de
schakelhendel in de stand REVERSE wordt gezet en het
systeem een storing heeft gedetecteerd, geeft het
EVIC het bericht "CLEAN PARK ASSIST" (parkeersen-
soren reinigen) of "SERVICE PARK ASSIST SYSTEM"
(onderhoud parkeerhulp noodzakelijk) weer zolang de
schakelhendel in de stand REVERSE staat. In een der-
gelijk geval werkt ParkSense
®niet.
Als de melding "CLEAN PARK ASSIST" (parkeersenso-
ren reinigen) wordt weergegeven in het elektronische
voertuiginformatiecentrum (EVIC), moet u ervoor zor-
gen dat het buitenoppervlak en de onderkant van het
achterpaneel/de achterbumper vrij is van sneeuw, ijs,
modder, vuil of andere obstakels en vervolgens het
contact uit- en weer inschakelen. Als het bericht nog
steeds wordt weergegeven, breng dan een bezoek aan
uw erkende dealer.
Als het bericht "SERVICE PARK ASSIST SYSTEM" (on-
derhoud parkeerhulp noodzakelijk) in het EVIC wordt
weergegeven, breng dan een bezoek aan uw erkende
dealer.
PARKSENSE
®SYSTEEM REINIGEN
Reinig de ParkSense
®
sensoren met water, een
schoonmaakmiddel voor auto's en een zachte doek.
Gebruik geen ruwe of harde doeken. Maak de sensoren
152
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 159 of 384

voorzichtig schoon (niet hard drukken of borstelen).
Anders kunnen de sensoren beschadigd raken.
VOORZORGSMAATREGELEN VOOR
GEBRUIK VAN HET PARKSENSE
®SYSTEEM
OPMERKING:
Zorg ervoor dat de achterbumper vrij is van sneeuw, ijs, modder en vuil om te zorgen dat het ParkSense
®
systeem correct werkt.
Drilboren, grote vrachtwagens en andere bronnen van trillingen kunnen de werking van ParkSense
®
nadelig beïnvloeden.
Wanneer u ParkSense
®
uitschakelt, wordt op het
EVIC het bericht "PARK ASSIST SYSTEM OFF" (par-
keerhulpsysteem uitgeschakeld) weergegeven. Het
systeem blijft dan uitgeschakeld, totdat u het sys-
teem opnieuw inschakelt, ook als u het contact
opnieuw inschakelt.
Als u de schakelhendel in de stand REVERSE (achter- uit) zet en ParkSense
®is uitgeschakeld, zal het EVIC
het bericht "PARK ASSIST DISABLED" (parkeerhulp
uitgeschakeld) weergeven zolang de schakelhendel in
de stand REVERSE staat.
Reinig de ParkSense
®sensoren regelmatig, maar let
daarbij op dat u geen krassen of andere schade
toebrengt. De sensors mogen niet bedekt zijn met ijs, sneeuw, modder, vuil of afval. Verontreiniging van
de sensoren kan ertoe leiden dat het systeem niet
goed werkt. Het ParkSense
®systeem kan obstakels
achter de auto/bumper over het hoofd zien of abu-
sievelijk aangeven dat er een obstakel achter de
auto/bumper aanwezig is.
Objecten zoals fietsendragers, trekhaken, etc. mo- gen niet binnen een afstand van 30 cm van de
achterkant/achterbumper worden geplaatst. Als dit
wel het geval is, zal het systeem een nabijgelegen
object mogelijk interpreteren als een sensorpro-
bleem en de melding "SERVICE PARK ASSIST" (on-
derhoud parkeerhulp noodzakelijk) tonen op het
EVIC.
ParkSense
®is uitsluitend bedoeld als
hulpmiddel tijdens het parkeren en is niet
in staat ieder voorwerp, inclusief kleine
obstakels, waar te nemen. Stoepranden worden
mogelijk tijdelijk of helemaal niet gedetecteerd.
Op kleine afstanden worden obstakels boven of
onder de sensoren niet gedetecteerd.
Bij gebruik van ParkSense
®moet u langzaam
rijden, zodat u tijdig kunt stoppen wanneer een
obstakel wordt gedetecteerd. Het is raadzaam om
over uw schouder te kijken, ook wanneer u ge-
bruik maakt van ParkSense
®.
153
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 160 of 384

WAARSCHUWING!
De
bestuurder moet altijd voorzichtig
blijven bij het achteruitrijden, zelfs bij
het gebruik van de parkeersensoren achter. Con-
troleer het gebied achter de auto altijd zorgvul-
dig, kijk naar achteren en wees bedacht op voet-
gangers, dieren, andere voertuigen, obstakels en
dode hoeken, voordat u achteruitrijdt . U bent
verantwoordelijk voor de veiligheid en dient uw
aandacht voortdurend op de omgeving te rich-
ten. Anders bestaat er een risico op ernstig of
zelfs dodelijk letsel.
Het wordt sterk aanbevolen de afneembare
trekhaak te verwijderen voordat u de parkeer-
sensoren achter gaat gebruiken, wanneer u de
trekhaak niet nodig heeft .Als u dit niet doet , kan
persoonlijk letsel of schade aan voertuigen ont-
staan doordat de trekhaakkogel zich veel dichter
bij het obstakel bevindt dan de achterkant van de
auto, wanneer via de luidspreker een continue
toon klinkt . Afhankelijk van de afmetingen en
vorm van de trekhaak is het ook mogelijk dat de
sensors de trekhaak detecteren en abusievelijk
aangeven dat er een obstakel achter de auto
aanwezig is. PARKVIEW® ACHTERUITRIJCAMERA
(voor bepaalde uitvoeringen/
landen)
Uw auto is mogelijk voorzien van een ParkView
®
achteruitrijcamera. Hiermee kunt u het gebied achter
de auto op het scherm zien wanneer de schakelhendel
in de stand REVERSE is gezet. Het beeld wordt op het
aanraakscherm van de radio weergegeven, samen met
een waarschuwing dat u op de hele omgeving moet
blijven letten. Na vijf seconden verdwijnt deze waar-
schuwing. De ParkView
®camera bevindt zich aan de
achterzijde van de auto, boven de kentekenplaat.
Als u uit de achteruitversnelling schakelt, wordt de
achteruitrijcamera uitgeschakeld en wordt opnieuw
het navigatie- of audioscherm weergegeven.
154
UW AUTO VEILIGHEID
S
TARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD