
REMSYSTEEMUw auto is uitgerust met een remsysteem met
twee afzonderlijke hydraulische remcircuits. Als
een van deze twee hydraulische remcircuits uitvalt,
blijft het andere systeem functioneren. Wel is de effec-
tieve remwerking dan wat minder. De slag van het
rempedaal wordt langer en er is meer pedaalkracht
nodig om de auto af te remmen of te doen stoppen. Als
het defect wordt veroorzaakt door een lek in het
hydraulische systeem, gaat het waarschuwingslampje
van het remsysteem aan wanneer het remvloeistofpeil
in de hoofdcilinder zakt.
Als de rembekrachtiging wegvalt (bijvoorbeeld als u
herhaaldelijk remt terwijl de motor niet draait), blijven
de remmen functioneren. Er is dan echter wel veel
meer pedaalkracht nodig om de auto af te remmen dan
wanneer de rembekrachtiging wel werkt.
WAARSCHUWING!
Rij
den met uw voet op het rempedaal
is gevaarlijk en kan leiden tot een aan-
rijding. Rijden met uw voet op het rempedaal
veroorzaakt abnormaal hoge remtemperaturen,
verhoogt de slijtage van de remvoering en kan
leiden tot schade aan het remsysteem. U beschikt
dan in noodgevallen niet over het volledige rem-
vermogen.
Het is gevaarlijk om te blijven rijden wanneer
het waarschuwingslampje van het remsysteem
brandt . De remwerking kan aanzienlijk achter-
uitgaan of de auto wordt tijdens remmen minder
stabiel. Het duurt dan langer om de auto tot
stilstand te brengen en u houdt de auto moeilij-
ker onder controle. U kunt een aanrijding veroor-
zaken. Laat de auto onmiddellijk controleren.
ABS-SYSTEEM
Dit systeem helpt de bestuurder het voertuig onder
controle te houden in ongunstige remomstandigheden.
Het systeem regelt de hydraulische remdruk om het
blokkeren van de wielen te voorkomen. Bovendien
helpt het bij het voorkomen van slippen tijdens het
remmen op een glad wegoppervlak. Raadpleeg "Anti-
blokkeerremsysteem (ABS)" in "Uw auto/Elektronisch
remsysteem" voor meer informatie.
129UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD

WAARSCHUWING!
Met het ABS-systeem wordt niet voorko-
m
en dat de auto onderworpen blijft aan
de wetten van de natuur en het systeem zorgt
evenmin voor meer grip op het wegdek. ABS kan
geen ongevallen voorkomen, zeker geen ongeval-
len die worden veroorzaakt door te hoge snelhe-
den in bochten, het rijden op zeer glad wegdek, of
aquaplaning. Gebruik de mogelijkheden van een
auto met ABS nooit op een roekeloze of gevaar-
lijke wijze waardoor de veiligheid van de bestuur-
der of anderen in gevaar wordt gebracht . ELEKTRONISCHE REMREGELING
Uw auto is uitgerust met een geavanceerde elektroni-
sche remkrachtregeling die gewoonlijk ESP wordt ge-
noemd. Dit systeem bestaat uit een antiblokkeersys-
teem (ABS), een remassistent (Brake Assist System
(BAS)), een tranctieregelsysteem (Traction Control
System (TCS)), elektronische kantelbeveiliging (Elec-
tronic Roll Mitigation (ERM)), elektronische stabili-
teitsregeling (ESP), en stabilsatieregeling voor aanhan-
gers (Trailer Sway Control (TSC)). Deze systemen
werken samen zodat de auto stabiel en bestuurbaar is
bij verschillende rijomstandigheden.
ABS-SYSTEEM
Het ABS-systeem zorgt voor extra voertuigstabiliteit
en meer remwerking onder de meeste remomstandig-
heden. Het systeem gaat automatisch "pompend rem-
men" in moeilijke remsituaties, om zo het blokkeren
van de wielen te voorkomen.
Wanneer u sneller rijdt dan 11 km/u hoort u mogelijk
ook een zacht klikkend geluid, samen met enkele mo-
torgeluiden. Deze geluiden horen bij een zelftest die
het systeem uitvoert om te controleren of het ABS
naar behoren functioneert. Deze zelftest wordt elke
keer uitgevoerd nadat u de motor hebt gestart, zodra u
de snelheid van 11 km/u overschrijdt.
ABS wordt geactiveerd onder bepaalde weg- en rem-
omstandigheden. ABS grijpt mogelijk in als de auto
130
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD

over ijs, sneeuw, grint, kuilen, spoorrails of voorwer-
pen rijdt of wanneer u een noodstop maakt.
Wanneer het ABS-systeem actief is, kunt u dit als volgt
merken:
de ABS-pompmotor draait (deze kan nog korte tijdblijven draaien nadat de auto al tot stilstand is geko-
men),
de magneetkleppen maken klikgeluiden,
u voelt pulsaties in het rempedaal,
het rempedaal daalt iets of kan iets verder ingetrapt worden bij de eindaanslag.
Dit zijn normale kenmerken van het ABS-systeem.
WAARSCHUWING!
H
et ABS-systeem bevat geavanceerde
elektronica die mogelijk gevoelig is voor
storingen van onjuist geïnstalleerde of krachtige
zendapparatuur. Dergelijke storingen kunnen er-
toe leiden dat de werking van het ABS-systeem
volledig uitvalt . Dergelijke apparatuur mag uit-
sluitend door bevoegde vakmensen worden geïn
stalleerd.
(Vervolgd)(Vervolgd)
Pompend remmen heeft op het ABS-systeem
een averechtse uitwerking. De effectieve rem-
kracht wordt hierdoor verminderd en het risico
van een ongeval neemt toe. Pompend remmen
verlengt de remweg. Wanneer u moet afremmen
of stoppen, trap dan alleen stevig het rempedaal
in.
Met het ABS-systeem wordt niet voorkomen
dat de auto onderworpen blijft aan de wetten
van de natuur. De effectiviteit van de remmen
wordt door ABS niet verder verhoogd dan de
remmen, banden en grip van de auto toelaten.
Het ABS-systeem voorkomt geen ongevallen
ten gevolge van bijvoorbeeld te hoge snelheden in
bochten, te weinig afstand houden of aquapla-
ning.
Gebruik de mogelijkheden van een auto met
ABS nooit op een roekeloze of risicovolle wijze
die de veiligheid van uzelf of anderen in gevaar
brengt .
Alle wielen en banden van de auto moeten van dezelfde
maat en hetzelfde type zijn en de bandenspanning moet
correct zijn, zodat de regeleenheid correcte signalen
ontvangt.
131
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD

ABS-lampjeHet ABS-lampje dient ter controle van het
ABS-systeem. Dit lampje gaat branden wan-
neer u de contactschakelaar in de stand ON
zet en kan daarna nog vier seconden blijven
branden.
Als het ABS-lampje tijdens het rijden aan blijft of gaat
branden, wijst dit erop dat het ABS-gedeelte van het
remsysteem niet functioneert en dat onderhoud nodig
is. Het gewone remsysteem zal echter normaal functi-
oneren, zolang het remwaarschuwingslampje niet
brandt.
Wanneer het ABS-lampje brandt, moet u het remsys-
teem zo spoedig mogelijk laten controleren om weer
voordeel te hebben van de antiblokkeerremmen. Als
het ABS-lampje niet gaat branden wanneer u de con-
tactschakelaar in de stand ON zet, moet dit lampje zo
snel mogelijk worden gerepareerd.
Als zowel het remwaarschuwingslampje als het ABS-
lampje aan blijven, zijn de systemen voor antiblokkering
van de remmen (ABS) en elektronische remkrachtver-
deling (EBD) uitgevallen. Het ABS-systeem moet dan
onmiddellijk worden gerepareerd. REMASSISTENT (BAS)
De remassistent (BAS) is ontworpen om de remwer-
king van de auto te optimaliseren tijdens noodremsitu-
aties. Het systeem herkent een noodremsituatie aan de
hand van de snelheid en kracht waarmee het rempedaal
wordt ingetrapt en optimaliseert de remdruk dienover-
eenkomstig. Dit draagt bij aan een verkorting van de
remweg. Het BAS vult het ABS aan. Wanneer u het
rempedaal zeer snel intrapt, is de assistentie van het
BAS-systeem optimaal. Om van het systeem te profi-
teren moet u aanhoudend remdruk uitoefenen tijdens
het stoppen (niet "pompend" remmen). Verminder de
druk op het rempedaal niet, tenzij u niet langer hoeft te
remmen. Zodra u het rempedaal loslaat, wordt het
BAS-systeem uitgeschakeld.
132UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD

VEILIGHEID
BEVEILIGINGSSYSTEMEN VOOR
INZITTENDEN
Een zeer belangrijke veiligheidsvoorziening in uw auto
zijn de beveiligingssystemen voor inzittenden:
Driepuntsgordels voor alle zitplaatsen.
Geavanceerde frontairbags voor de bestuurder en voorpassagier
Extra actieve hoofdsteunen (AHR) op de bovenkant van de voorstoelen (geïntegreerd in de hoofdsteun)
(voor bepaalde uitvoeringen/landen)
Gordijn-zijairbags (SABIC) langs de voorstoelen, de tweede en derde zitrij voor de bestuurder en passa-
giers die naast een raam zitten.
Extra zijairbags in de stoelen
Krachtabsorberende stuurkolom en stuur.
Kniebescherming/-blokkering voorpassagiers.
De veiligheidsgordels vóór zijn voorzien van gor- delspanners, die de inzittenden betere bescherming
bieden, doordat tijdens aanrijdingen de door inzit-
tenden uitgeoefende krachten gecontroleerd wor-
den opgevangen.
Als u kinderen vervoert die te klein zijn voor de
normale veiligheidsgordels, kunt u de veiligheidsgordels of de ISOFIX-voorziening ook gebruiken om baby- en
kinderzitjes te bevestigen. Raadpleeg voor meer infor-
matie de paragraaf "ISOFIX — Bevestigingssysteem
voor kinderzitjes".
OPMERKING:
Het opblaasmechanisme van de ge-
avanceerde frontairbags heeft verschillende stadia. De
airbag kan zo meer of minder krachtig worden opge-
blazen, afhankelijk van factoren zoals de soort aanrij-
ding en de ernst ervan.
Lees de informatie in dit hoofdstuk aandachtig door.
Hierin wordt uitgelegd hoe u het beveiligingssysteem
voor inzittenden op de juiste wijze gebruikt om uw
passagiers en uzelf optimaal te beschermen.
WAARSCHUWING!
Bij een aanrijding bestaat het risico dat
u
en uw passagiers aanmerkelijk ernsti-
ger letsel oplopen wanneer de veiligheidsgordels
niet op de juiste wijze worden gedragen. U kunt in
aanraking komen met de binnenkant van uw
auto of met andere passagiers of uit de auto
worden geslingerd. Zorg altijd dat u en uw passa-
giers in de auto de veiligheidsgordels op de juiste
wijze dragen.
183
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD

(Vervolgd)
Breng altijd veiligheidskettingen aan tussen
uw auto en de aanhanger. Maak de kettingen
altijd vast aan het frame of de daarvoor be-
stemde bevestigingspunten op de trekhaak.Voer
de kettingen kruiselings onder de dissel door en
zorg voor voldoende speling voor het nemen van
bochten.
Parkeer een auto met aanhanger nooit op een
helling. Als u een auto met aanhanger parkeert ,
trek dan altijd de handrem aan. Plaats altijd
blokken voor de wielen van de aanhanger.
Overschrijd nooit het GCWR.
Het totale gewicht moet worden verdeeld over
de auto en de aanhanger, zodat de volgende vier
waarden niet worden overschreden:
1. Maximaal toelaatbaar totaalgewicht
2. GTW
3. GAWR
4. Disselgewicht voor de gebruikte trekhaak.
Vereisten voor het trekken van een aanhanger
– banden
– Probeer de aanhanger niet te trekken wanneer een compact reservewiel is gemonteerd. – Voor een comfortabel en veilig gebruik van uw auto
is een juiste bandenspanning absoluut noodzakelijk.
Zie "Banden – algemene informatie" in "Technische
gegevens" voor het op de juiste wijze op spanning
brengen van de banden.
– Controleer de spanning van de banden van de aan- hanger voordat u de aanhanger gebruikt.
– Controleer de banden op slijtage of zichtbare be- schadigingen voordat u de aanhanger gebruikt. Zie
"Banden — algemene informatie" in "Technische
gegevens" voor het op de juiste wijze inspecteren
van de banden.
– Raadpleeg bij het verwisselen van banden het ge- deelte "Banden – algemene informatie" in "Techni-
sche gegevens" voor het op de juiste wijze verwisse-
len van banden. Het vervangen van banden door
exemplaren met een hogere belastingscapaciteit
leidt niet tot verhoging van de GVWR- en GAWR-
limieten van de auto.
Vereisten voor het trekken van een aanhanger
– aanhangerremmen
– Sluit het hydraulische remsysteem of vacuümsys teem van uw auto nietaan op dat van de aanhanger.
Dit kan leiden tot onjuist remgedrag en lichamelijk
letsel.
253
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD

10. Waarschuwingslampje voor
de veiligheidsgordelsDit lampje gaat ter controle vier tot acht secon-
den branden nadat u de contactschakelaar de
eerste keer in de stand ON/RUN hebt gezet.
Als tijdens deze gloeilampcontrole de veiligheidsgordel
voor de bestuurder niet is vastgegespt, hoort u een
geluidssignaal. Als de gordel ook na de gloeilamptest of
tijdens het rijden nog is losgegespt, gaat het waarschu-
wingslampje voor de autogordel knipperen of continu
branden. Raadpleeg “Veiligheidsgordelsystemen” in
“Veiligheid” voor meer informatie.
11. Waarschuwingslampje voor het remsysteem Dit lampje geeft verschillende functies van
het remsysteem aan, zoals het remvloeistof-
peil en het aantrekken van de handrem. Als
het waarschuwingslampje voor het remsys-
teem gaat branden, is het mogelijk dat de handrem is
aangetrokken, het vloeistofpeil in het remvloeistofre-
servoir te laag is of dat zich een probleem voordoet in
het reservoir van het ABS-systeem. Als het lampje blijft branden wanneer de handrem niet
is aangetrokken en het remvloeistofpeil in het reservoir
van de hoofdremcilinder zich ter hoogte van het merk-
teken "FULL" bevindt, kan er sprake zijn van een
storing in het hydraulisch remcircuit of is er een pro-
bleem met de rembekrachtiging gedetecteerd door het
antiblokkeersysteem (ABS)/elektronische stabiliteits-
programma (ESP). In dat geval blijft het lampje branden
tot de oorzaak is verholpen. Als het probleem verband
houdt met de rembekrachtiging, zal de ABS-pomp
actief zijn tijdens het remmen en voelt u mogelijk een
trilling in het rempedaal.
De dubbel uitgevoerde remcircuits zorgen voor
reserve-remvermogen als ergens een storing optreedt
in het hydraulisch systeem. Als er in één helft van het
dubbele remsysteem sprake is van lekkage, geeft het
waarschuwingslampje voor het remsysteem dit aan;
het lampje gaat branden wanneer het remvloeistofpeil
in de hoofdremcilinder is gedaald tot onder een be-
paald niveau.
Het lampje blijft branden tot de oorzaak is verholpen.
266UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD

OPMERKING:Het lampje kan bij het nemen van
een scherpe bocht even knipperen, doordat dan het
vloeistofpeil verandert. Breng de auto naar de dealer
voor onderhoud en laat het remvloeistofpeil controle-
ren.
Als een storing van het remsysteem wordt aangegeven,
laat de auto dan onmiddellijk repareren.
WAARSCHUWING!
Blijven doorrijden terwijl het rode waar-
s
chuwingslampje voor het remsysteem
brandt , is gevaarlijk. Een deel van het remsys-
teem is mogelijk defect . De remweg wordt dan
langer. U kunt een aanrijding veroorzaken. Laat
de auto onmiddellijk controleren. Auto’s die met een ABS-systeem zijn uitgerust, be-
schikken ook over elektronische remkrachtverdeling
(EBD). Bij een storing van EBD, gaat het waarschu-
wingslampje voor het remsysteem branden, samen
met het ABS-lampje. Het ABS-systeem moet dan on-
middellijk worden gerepareerd.
U kunt de werking van het waarschuwingslampje voor
het remsysteem controleren door de contactschake-
laar van de stand OFF in de stand ON/RUN te zetten.
Het lampje moet dan gedurende ongeveer twee se-
conden branden. Het lampje moet vervolgens doven,
tenzij de handrem is aangetrokken of een storing van
het remsysteem is gedetecteerd. Als het lampje niet
gaat branden, moet u het lampje door een erkende
dealer laten controleren.
Het lampje gaat ook branden als de handrem wordt
aangetrokken wanneer de contactschakelaar in de
stand ON/RUN staat.
OPMERKING: Dit lampje geeft dan alleen aan dat
de handrem is aangetrokken. Het geeft niet aan hoe
krachtig de handrem is aangetrokken.
267
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD