Page 329 of 622

3284-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Als het systeem wordt uitgescha-
keld, gaat het waarschuwingslampje
PCS branden en wordt er een mel-
ding weergegeven op het multi-infor-
matiedisplay.
■Wijzigen van de timing van de
Pre-Crash-waarschuwing
De timing van de Pre-Crash-waar-
schuwing kan worden gewijzigd via
het scherm (→Blz. 149) van het
multi-informatiedisplay.
De instelling van de timing van de waar-
schuwing blijft behouden als het contact UIT wordt gezet. Als het Pre-Crash
Safety-systeem echter is uitgeschakeld
en weer is ingeschakeld, wordt de timing
weer ingesteld op de standaardinstelling
(gemiddeld).
1
Vroeg
2 Gemiddeld
Dit is de standaardinstelling.
3Laat
■Werkingsvoorwaarden
Het Pre-Crash Safety-systeem w ordt ingeschakeld en het systeem oordeelt dat de kans
op een frontale aanrijding met een obstakel groot is.
Voor de werking van elke functie gelden de volgende snelheden:
●Pre-Crash-waarschuwing
●Pre-Crash Brake Assist
Signaleerbare objectenRijsnelheidSnelheidsverschil tussen uw
auto en het object
VoertuigenOngeveer 10 - 180 km/hOngeveer 10 - 180 km/h
Fietsers en voetgangers*Ongeveer 10 - 80 km/hOngeveer 10 - 80 km/h
Signaleerbare objectenRijsnelheidSnelheidsverschil tussen uw
auto en het object
VoertuigenOngeveer 30 - 180 km/hOngeveer 30 - 180 km/h
Fietsers en voetgangers*Ongeveer 30 - 80 km/hOngeveer 30 - 80 km/h
pM_RAV4-HV_OM_OM42D12E_(EE) .book Page 328 Friday, March 22, 2019 11:40 AM
Page 330 of 622

329
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
●Pre-Crash Brake-systeem
*: Van toepassing op uitvoeringen voor landen waar voetgangers en/of fietsers kunnen
worden gesignaleerd ( →Blz. 325)
Het systeem werkt in de volgende situaties mogelijk niet:
●Als een accupool is losgenomen en weer aangesloten en er vervolgens gedurende een
bepaalde tijd niet met de auto is gereden
●Als de selectiehendel in stand R staat
●Als het controlelampje VSC OFF b randt (alleen de Pre-Crash-waarschuwingsfunctie
werkt)
■Objectdetectiefunctie
Het systeem signaleert obstakels op basis
van hun formaat, vorm, beweging, enz.
Afhankelijk van de helderheid van het
omgevingslicht en de beweging, het pos-
tuur en de hoek van het gesignaleerde
object wordt een object mogelijk niet
gesignaleerd, waardoo r het systeem niet
goed werkt. ( →Blz. 331)
De afbeelding geeft aan welke objecten
gesignaleerd kunnen worden.
Regio A
Regio B
■Uitschakelen van de Pre-Crash
Brake-functie
Als zich een van de volgende situaties
voordoet terwijl de Pre-Crash Brake-func-
tie in werking is, wordt deze functie uitge-
schakeld:
●Het gaspedaal wordt diep ingetrapt.
●Er wordt een scherpe stuurbeweging
gemaakt of het stuurwiel wordt plotse-
ling gedraaid.
Signaleerbare objectenRijsnelheidSnelheidsverschil tussen uw auto en het object
VoertuigenOngeveer 10 - 180 km/hOngeveer 10 - 180 km/h
Fietsers en voetgangers*Ongeveer 10 - 80 km/hOngeveer 10 - 80 km/h
pM_RAV4-HV_OM_OM42D12E_(EE) .book Page 329 Friday, March 22, 2019 11:40 AM
Page 331 of 622

3304-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
■Omstandigheden waaronder het sys-
teem in werking kan treden, zelfs als
er geen kans is op een aanrijding
●In bepaalde situaties, zoals de onder-
staande, oordeelt het systeem mogelijk
dat een aanrijding aan de voorzijde
waarschijnlijk is en treedt het in werking.
• Wanneer een signaleerbaar object
wordt gepasseerd
• Bij het veranderen van rijstrook om een signaleerbaar object in te halen
• Wanneer het signaleerbare object dat wordt genaderd zich op een naastlig-
gende rijstrook of langs de weg bevindt,
bijvoorbeeld bij het veranderen van
koers of bij het rijden op een bochtige
weg
• Wanneer u een signaleerbaar object snel nadert
• Bij het naderen van objecten in de berm, zoals signaleerbare objecten, vangrails,
telefoonpalen, bomen of muren
• Als er een signaleerbaar object of ander object langs de weg staat aan het begin
van een bocht
• Als er (geverfde) patronen vóór uw auto aanwezig zijn die ten onrechte aange-
zien kunnen worden voor een signaleer-
baar object
• Als de voorzijde van uw auto wordt geraakt door water, sneeuw, stof, enz.
• Bij het inhalen van een signaleerbaar
object dat van rijstrook verandert of een
bocht naar rechts/links maakt • Bij het passeren van een signaleerbaar
object dat stilstaat op de rijstrook voor
het tegemoetkomend verkeer om
rechtsaf of linksaf te slaan
• Als een signaleerbaar object uw auto zeer dicht nadert en vervolgens stopt
voordat het zich in de rijrichting van uw
auto bevindt
• Als de voorzijde van uw auto omhoog of
omlaag gaat, bijvoorbeeld op een onef-
fen of golvend wegdek
• Bij het rijden op een weg omringd door
een constructie, zoals een tunnel of een
stalen brug
• Als er zich metalen objecten (putdeksel, staalplaat, enz.), opstaande randen of
uitstekende delen voor uw auto bevin-
den
• Wanneer onder een object (verkeers- bord, billboard, enz.) door wordt gere-
den
• Bij het naderen van een slagboom van een elektronische tolpoort, slagboom bij
een parkeerterrein of andere afschei-
ding die open en dicht gaat
• Wassen in een autowasstraat
pM_RAV4-HV_OM_OM42D12E_(EE) .book Page 330 Friday, March 22, 2019 11:40 AM
Page 332 of 622

331
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
• Bij het rijden door of onder objecten die
in contact kunnen komen met uw auto,
zoals hoog gras, boomtakken of een
spandoek
• Bij het rijden door stoom of rook
• Wanneer dicht bij een object wordt gere- den dat radiogolven weerkaatst, zoals
een grote vrachtwagen of een vangrail
• Als wordt gereden in de buurt van een
televisiezendmast, radiozender, elektri-
citeitscentrale of andere locatie waar
sterke radiogolven of elektromagneti-
sche velden aanwezig zijn
■Situaties waarin het systeem moge-
lijk niet goed werkt
●In sommige situaties, zoals onder-
staande, wordt een object mogelijk niet
gesignaleerd door de radarsensor en de
camera voor, waardoor het systeem niet
goed werkt:
• Wanneer een signaleerbaar object uw auto nadert
• Wanneer uw auto of een signaleerbaar
object een schommelende beweging
maakt
• Als een signaleerbaar object een
abrupte beweging maakt (zoals een uit-
wijkmanoeuvre, plotseling versnellen of
afremmen)
• Wanneer uw auto een signaleerbaar object snel nadert
• Wanneer een signaleerbaar object zich
niet direct voor uw auto bevindt
• Wanneer een signaleerbaar object zich vlak bij bijvoorbeeld een muur, hek, vangrail, putdeksel, voertuig of stalen
rijplaat bevindt
• Wanneer een signaleerbaar object zich onder een constructie bevindt
• Wanneer een signaleerbaar object gedeeltelijk verborgen is achter een
object zoals een groot stuk bagage, een
paraplu of een vangrail
• Wanneer zich meerdere signaleerbare objecten dicht bij elkaar bevinden
• Als de zon of ander licht rechtstreeks op een signaleerbaar object schijnt
• Wanneer een signaleerbaar object wit is
en er extreem licht uitziet
• Wanneer een signaleerbaar object bijna dezelfde kleur heeft of even licht is als
zijn omgeving
• Wanneer een signaleerbaar object uw auto afsnijdt of plotseling opduikt voor
uw auto
• Als de voorzijde van uw auto wordt geraakt door water, sneeuw, stof, enz.
• Wanneer een zeer fel licht, bijvoorbeeld de zon of de koplampen van tegemoet-
komend verkeer, rechtstreeks in de
camera voor schijnt
• Bij het naderen van de zijkant of voor- kant van een voorligger
• Als de voorligger een fiets
*1 of een
motorfiets is
• Als de voorligger smal is, zoals een
scootmobiel
• Als een voorligger een smalle achter- zijde heeft, zoals een onbeladen vracht-
wagen
• Als een voorligger een lage achterzijde heeft, zoals een oprijwagen
pM_RAV4-HV_OM_OM42D12E_(EE) .book Page 331 Friday, March 22, 2019 11:40 AM
Page 333 of 622

3324-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
• Als een voorligger een extreem grote bodemvrijheid heeft
• Als een voorligger een lading vervoert die uitsteekt voorbij de achterbumper
• Als de voorligger een onregelmatige vorm heeft, zoals een tractor of een
zijspan
• Als de voorligger een kinderfiets, een fiets met bepakking, een fiets met
iemand achterop of een fiets met een
bijzondere vorm (fiets met een kinder-
zitje, tandem, enz.) is
*2
• Als een voetganger of de rijhoogte van een fietser korter is dan ongeveer 1 m of
langer is dan ongeveer 2 m
*2
• Als een voetganger of fietser breed val-
lende kleding (regenjas, lange rok, enz.)
draagt, waardoor zijn of haar silhouet
onduidelijk wordt
*2
• Als een voetganger vooroverbuigt of
gehurkt zit of een fietser vooroverbuigt*2
• Als een voetganger of fietser zich snel voortbeweegt*2
• Als een voetgangers een wandelwagen-tje, rolstoel, fiets of ander voertuig voort-
duwt
*2
• Bij slecht weer zoals bij hevige regen, mist, sneeuw of een zandstorm
• Bij het rijden door stoom of rook
• Als er weinig omgevingslicht is, zoals tij- dens de schemering, of 's nachts of in
een tunnel, waardoor een signaleerbaar
object bijna dezelfde kleur lijkt te hebben
als zijn omgeving
• Wanneer er wordt gereden op een plek
waar de helderheid van het omgevings-
licht plotseling verandert, zoals bij het in-
of uitrijden van een tunnel
• Nadat het hybridesyst eem is gestart en
de auto een poosje heeft stilgestaan
• Bij het afslaan naar links/rechts en
gedurende een paar seconden na het
afslaan naar links/rechts
• Bij het rijden in een bocht en een paar
seconden na het rijden in een bocht • Als uw auto in een slip raakt
• Wanneer de voorzijde van de auto is
verhoogd of verlaagd
• Als de wielen niet goed zijn uitgelijnd
• Als een ruitenwisserblad de camera voor blokkeert
• Er wordt met extreem hoge snelheden gereden
• Als op een helling wordt gereden
• Wanneer de radarsensor of de camera voor niet goed is uitgelijnd
●In sommige situaties, zoals de onder-
staande, kan wellicht onvoldoende rem-
kracht worden gerealiseerd, waardoor
het systeem mogelijk niet goed werkt:
• Als de remfuncties niet optimaal kunnen
functioneren, bijvoorbeeld doordat
onderdelen van het remsysteem
extreem koud of warm, of nat zijn
• Als de auto niet goed wordt onderhou- den (extreem versleten remdelen of
banden, onjuiste bandenspanning, enz.)
• Als er met de auto gereden wordt op grind of een andere gladde ondergrond
*1: Van toepassing op uitvoeringen voor
landen waar geen fietsers kunnen wor-
den gesignaleerd ( →Blz. 325)
*2: Van toepassing op uitvoeringen voor
landen waar voetgangers en/of fietsers
kunnen worden gesignaleerd
(→ Blz. 325)
■Als de VSC wordt uitgeschakeld
●Als de VSC wordt uitgeschakeld
(→Blz. 407), worden ook de Pre-Crash
Brake Assist-functie en de Pre-Crash
Brake-functie uitgeschakeld.
●Het waarschuwingslampje PCS gaat
branden en “VSC Turned Off Pre-Colli-
sion Brake System Unavailable” (VSC
uitgeschakeld, Pre-Crash Brake-sys-
teem niet beschikbaar) wordt weergege-
ven op het multi-informatiedisplay.
pM_RAV4-HV_OM_OM42D12E_(EE) .book Page 332 Friday, March 22, 2019 11:40 AM
Page 334 of 622

333
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
*: Indien aanwezig
LTA (Lane Tracing
Assist)*
Als wordt gereden op autowe-
gen en snelwegen met witte
(gele) rijstrookmarkeringen,
waarschuwt deze functie de
bestuurder als de auto de rij-
strook of rijbaan
* dreigt te verla-
ten en helpt hij om de auto op de
rijstrook of rijbaan
* te houden
door het stuurwiel te bedienen.
Daarnaast biedt het systeem
stuurassistentie om de auto in
de rijstrook te houden als de
Dynamic Radar Cruise Control
met volledig snelheidsbereik is
ingeschakeld.
Het LTA-systeem herkent witte
(gele) rijstrookmarkeringen of de
rijbaan
* met behulp van de
camera voor. Het detecteert ook
voorliggers met behulp van de
camera voor en de radar.
*: De grens tussen asfalt en de kant van de weg, zoals gras, grond of een
stoeprand
WAARSCHUWING
■Voordat u het LTA-systeem
gebruikt
●Vertrouw niet uitsluitend op het LTA-
systeem. Het LTA-systeem is geen
systeem dat de aut o automatisch
bestuurt of de hoeveelheid aandacht
die moet worden besteed aan het
gebied vóór de auto beperkt. De
bestuurder dient altijd volledige ver-
antwoordelijkheid te nemen voor een
veilig rijgedrag door de omgeving
steeds goed in de gaten te houden en
het stuurwiel te bedienen om de rij-
richting van de auto te corrigeren. De
bestuurder moet ook zorgen voor vol-
doende pauzes als hij moe is, bijvoor-
beeld als hij langere tijd heeft
gereden.
●Als u niet op de juiste manier rijdt en
niet goed oplet, kunt u een ongeval
veroorzaken, waardoor ernstig letsel
kan ontstaan.
●Als u het LTA-systeem niet gebruikt,
zet het systeem dan uit met de toets
LTA .
■Situaties die niet geschikt zijn voor
gebruik van het LTA-systeem
Gebruik in de volgende gevallen de
toets LTA om het systeem uit te schake-
len. Als u dat wel doet, kan dat leiden
tot een ongeval, met ernstig letsel tot
gevolg.
●Er wordt gereden op een wegdek dat
glad is door regenachtig weer,
sneeuwval, vorst, enz.
●Er wordt gereden op een met sneeuw
bedekte weg.
●Witte (gele) lijnen zijn moeilijk te zien
door regen, sneeuw, mist, stof, enz.
●Er wordt gereden in een tijdelijke rij-
strook of een smalle rijstrook door
wegwerkzaamheden.
●Er wordt gereden in een gebied met
wegwerkzaamheden.
●Er is/zijn een reservewiel, sneeuwket-
tingen, enz. gemonteerd.
pM_RAV4-HV_OM_OM42D12E_(EE) .book Page 333 Friday, March 22, 2019 11:40 AM
Page 335 of 622

3344-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
WAARSCHUWING
●Als de banden erg versleten zijn of
als de bandenspanning te laag is.
●Als er een andere maat banden dan
voorgeschreven is gemonteerd
●Er wordt gereden op andere wegen
dan autowegen en snelwegen.
●Bij het rijden met een aanhangwagen*
of tijdens het slepen in een noodgeval
*: Auto's die een aanhangwagen kun-
nen trekken. ( →Blz. 274)
■Voorkomen van storingen in het
LTA-systeem en onbedoeld uitge-
voerde handelingen
●Breng geen wijzigingen aan de kop-
lampen aan en plak geen stickers op
het lampglas.
●Breng geen wijzigingen aan de wiel-
ophanging, enz. aan. Als onderdelen
van de wielophanging moeten wor-
den vervangen, neem dan contact op
met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uit-
geruste deskundige.
●Monteer of plaats geen voorwerpen
op de motorkap of de grille. Monteer
ook geen accessoires aan de voor-
zijde van de auto (bullbars, enz.).
●Als uw voorruit gerepareerd moet
worden, neem dan contact op met
een erkende Toyota-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige.
■Omstandigheden waaronder de
functies mogelijk niet goed werken
In de volgende situaties werken de
functies mogelijk niet goed, waardoor
de auto zijn rijstrook zou kunnen verla-
ten. Houd om veilig te rijden de omge-
ving steeds goed in de gaten, bedien
het stuurwiel om de rijrichting van de
auto te corrigeren en vertrouw niet uit-
sluitend op de werking van het systeem.
●Wanneer het display voor rijden met
de volgregeling wordt weergegeven
(→ Blz. 338) en de voorligger van rij-
strook wisselt. (Uw auto volgt moge-
lijk de voorligger en wisselt ook van
rijstrook.)
●Wanneer het display voor rijden met
de volgregeling wordt weergegeven
(→ Blz. 338) en de voorligger slingert.
(Mogelijk gaat uw auto dienovereen-
komstig ook slingeren en verlaat
mogelijk de rijstrook.)
●Wanneer het display voor rijden met
de volgregeling wordt weergegeven
(→ Blz. 338) en de voorligger zijn rij-
strook verlaat. (Uw auto volgt moge-
lijk de voorligger en verlaat mogelijk
de rijstrook.)
●Wanneer het display voor rijden met
de volgregeling wordt weergegeven
(→ Blz. 338) en de voorligger zeer
dicht op de rijstrookmarkering
links/rechts rijdt. (Uw auto volgt
mogelijk de voorligger en verlaat
mogelijk de rijstrook.)
●Er wordt gereden in een scherpe
bocht.
pM_RAV4-HV_OM_OM42D12E_(EE) .book Page 334 Friday, March 22, 2019 11:40 AM
Page 336 of 622

335
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
WAARSCHUWING
●Er bevinden zich naast de weg objec-
ten die onterecht kunnen worden
aangezien voor witte (gele) lijnen
(vangrails, stoepranden, reflecte-
rende palen, enz.).
●Er wordt met de auto gereden op een
plaats waar de weg zich splitst,
wegen samenkomen, enz.
●Vanwege wegwerkzaamheden bevin-
den zich asfaltreparatiemarkeringen,
witte (gele) lijnen enz. op de weg.
●Er zijn schaduwen op de weg die
parallel lopen aan de witte (gele) lij-
nen of deze bedekken.
●Er wordt met de auto gereden in een
gebied zonder witte (gele) lijnen,
zoals voor een tolboom of kaartauto-
maat of op een kruising.
●De witte (gele) lijnen zijn onderbroken
of er zijn verhoogde rijstrookmarkerin-
gen of stenen aanwezig.
●De witte (gele) lijnen zijn niet of moei-
lijk te zien door zand, enz.
●Er wordt met de auto gereden op een
wegdek dat nat is door regen, plas-
sen, enz.
●De verkeerslijnen zijn geel (waardoor
ze mogelijk moeilijker te herkennen
zijn dan witte lijnen).
●De witte (gele) lijnen lopen over een
stoeprand, enz.
●Er wordt met de auto gereden op een
helder oppervlak, zoals beton.
●Als de rand van de weg niet duidelijk
of niet recht is.
●Er wordt met de auto gereden op een
oppervlak dat helder is als gevolg van
gereflecteerd licht, enz.
●Er wordt met de auto gereden in een
gebied waar de helderheid plotseling
verandert, zoals bij in- en uitgangen
van tunnels.
●Licht van de koplampen van een
tegenligger, de zon, enz. dringt de
camera binnen.
●Er wordt gereden op een helling.
●Er wordt gereden op een weg die
naar links of rechts helt of op een
bochtige weg.
●Er wordt gereden op een onverharde
of ongelijkmatige weg.
●De rijstrook is zeer smal of breed.
pM_RAV4-HV_OM_OM42D12E_(EE)
.book Page 335 Friday, March 22, 2019 11:40 AM