Page 337 of 522

stuurwiel bedient, wordt de
ondersteuningsregeling op die positie
gestopt.
• De ondersteuningsregeling kan niet
worden gebruikt als er geen auto's
geparkeerd staan vóór de auto of als
er te veel ruimte zit tussen de
voorzijde van uw auto en de auto die
vóór u geparkeerd staat.
• Bij het gebruik van de modus
parkeerplaats fileparkeren verlaten
werkt afhankelijk van de omgeving de
ondersteuningsmodus mogelijk niet.
Gebruik van de modus parkeerplaats
fileparkeren verlaten om weg te rijden
Gebruik de modus parkeerplaats
fileparkeren verlaten niet in de volgende
situaties:
• Als het wegdek onverhard of slecht is,
zoals op grind.
• Bij een groef of gat in het wegdek aan
de kant van uw auto.
• Als het wegdek aan de kant van uw
auto overhelt.
• Als een van de volgende zaken achter
de auto aanwezig is binnen het gebied
waaruit de auto wegrijdt:
– Bomen of palen
– Brandkranen
– Hoog gras, bloemperken, enz.
– Muren die de auto omringen
– Auto's die wachten in de buurt van
het parkeervak
– Metalen I-balken
– Muren met uitsteeksels
– Gaten
WAARSCHUWING!
Gebruik van de modus parkeerplaats
fileparkeren verlaten
Rijd in de volgende situatie voorzichtig
omdat de sensoren opzij objecten
mogelijk niet juist detecteren,
waardoor er een ongeval kan ontstaan.
Als er een object aanwezig is in een
gebied dat buiten het detectiebereik
van de sensoren opzij valt.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
1Object
OPMERKING
• Gebruik de modus parkeerplaats
fileparkeren verlaten niet in een
andere situatie dan bij het verlaten
van een fileparkeerplek. Trap het
rempedaal in, breng de auto tot
stilstand en druk vervolgens de
S-IPA-schakelaar in om de
ondersteuningsregeling uit te
schakelen als de
ondersteuningsregeling onbedoeld
in werking treedt.
• Het detectiebereik van de sensoren
(→blz. 304) is beperkt. Controleer of
het gebied rondom uw auto veilig is.
Breng, als de kans bestaat dat er iets
wordt geraakt, de auto tot stilstand
door het rempedaal in te trappen.
• Mogelijk kunnen objecten die zich
dicht bij de grond bevinden niet
worden gesignaleerd. Controleer of
het gebied rondom uw auto veilig is
en breng de auto tot stilstand door
het rempedaal in te trappen als het
lijkt alsof de auto mogelijk iets zal
raken.
• Controleer bij het wegrijden of het
gebied rondom uw auto veilig is.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
335
4
Rijden
Page 338 of 522

Naast andere auto's parkeren (modus
automatisch haaks inparkeren)
Overzicht van functies
Stop op het punt waarbij het midden van
de beoogde parkeerplaats vrijwel haaks
op de auto staat. Als de parkeerplaats kan
worden gesignaleerd, kan de
begeleidingsfunctie voor vooruitrijden
worden gebruikt. Bovendien wordt er
afhankelijk van de parkeerplaats en
andere omstandigheden en indien nodig
ondersteuning verleend bij het maken
van meerdere keermanoeuvres.
1Stop op het punt waarbij het midden
van de beoogde parkeerplaats vrijwel
haaks op de auto staat. Druk vervolgens
2 keer op de S-IPA-schakelaar om de
modus automatisch haaks inparkeren te
selecteren.
2De automatische bediening van het
stuurwiel begint wanneer de auto begint
te rijden.
3Er is een geluid te horen en er wordt
een display weergegeven om u te laten
weten wanneer de auto de positie bereikt
van waaruit achteruit kan worden
gereden.
Als de gesignaleerde parkeerplaats ofde weg (afstand tot de rand van de
weg tegenover de parkeerplaats)
smal is of als er zich obstakels voor de
auto bevinden, wordt er geen
begeleiding gegeven.
4Het parkeren is voltooid.
Hiermee is de ondersteuningsmodus
voltooid. Afhankelijk van de conditie
van de parkeerplaats worden de
begeleiding voor de beginpunten
voor naar voren rijden en
achteruitrijden en de automatische
bediening van het stuurwiel telkens
wanneer meerdere keermanoeuvres
nodig zijn, herhaald vanaf het
moment dat de auto achteruit begint
te rijden totdat het parkeren is
voltooid.
Parkeren
1. Stop op het punt waarbij het midden
van de beoogde parkeerplaats vrijwel
haaks op de auto staat. Druk
vervolgens 2 keer op de
S-IPA-schakelaar en controleer of het
display op het multi-
informatiedisplay terugkeert naar
“Back-in Parking” (achteruit
inparkeren).
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
336
Page 339 of 522

• Controleer het gebied in de richting
van de pijl die de richting van de
automatische bediening van het
stuurwiel en de beoogde
parkeerplaats op het display
aangeeft visueel.
• Iedere keer dat er op de
S-IPA-schakelaar wordt gedrukt,
wijzigt de modus. (→Blz. 326)
• Als de selectiehendel niet in D, S
(M20A-FXS motor) of B (2ZR-FXE
motor) staat of als de rijsnelheid te
hoog is, zal door het indrukken van
de S-IPA-schakelaar het scherm niet
wijzigen naar het scherm “Back-in
Parking” (achteruit inparkeren).
• De richtingaanwijzerschakelaar (→
blz. 215) kan worden bediend om te
selecteren of u linksaf of rechtsaf
wilt parkeren.
• Het systeem kan niet worden
gebruikt wanneer de parkeerplaats
smal is of wanneer de
ondersteuningsregeling
onvoldoende ruimte heeft om te
werken. Raadpleeg de informatie op
het multi-informatiedisplay om naar
een andere parkeerplaats te gaan.
2. Neem een normale zithouding aan,
laat uw handen lichtjes en zonder
kracht te gebruiken op het stuurwiel
rusten, controleer of het gebied voor
en rondom de auto veilig is en rijd
langzaam vooruit terwijl u de
rijsnelheid regelt met het rempedaal.
Vervolgens klinkt een hoog
piepsignaal en gaat tegelijkertijd eenindicator op het instrumentenpaneel
branden, waarna de
ondersteuningsregeling start.
• Wanneer de automatische bediening
van het stuurwiel begint, worden de
weergave van de automatische
bediening van het stuurwiel en de
indicator die de mate van assistentie
aangeeft (→blz. 326) op de
displayzone weergegeven.
• Druk op de S-IPA-schakelaar om de
ondersteuningsregeling te stoppen.
• Wanneer de rijsnelheid te hoog is,
klinkt er een schril piepsignaal en
stopt de ondersteuningsregeling.
(→Blz. 326)
• Als na het starten van de
ondersteuningsregeling de ruimte te
smal blijkt te zijn, klinkt er een schril
piepsignaal en stopt de
ondersteuningsregeling.
3. Breng de auto tot stilstand wanneer
een gelijkmatig piepsignaal te horen is
en de stopweergave (→blz. 326) op
het display wordt weergegeven.
4. Zet de selectiehendel in stand R.
5. Neem een normale zithouding voor
achteruitrijden aan, laat uw handen
lichtjes en zonder kracht te gebruiken
op het stuurwiel rusten, controleer of
het gebied achter en rondom de auto
veilig is, controleer of er zich geen
obstakels bevinden op de
parkeerplaats en rijd langzaam
achteruit terwijl u de rijsnelheid regelt
met het rempedaal.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
337
4
Rijden
Page 340 of 522

• Wanneer de auto niet netjes in één
keer de beoogde parkeerplaats kan
worden ingereden en er meerdere
keermanoeuvres nodig zijn, ga dan
naar stap
6.
• Wanneer er niet meerdere
keermanoeuvres nodig zijn, ga dan
naar stap
12.
6. Breng de auto tot stilstand wanneer
een gelijkmatig piepsignaal te horen is
en de stopweergave (→blz. 326) op
het display wordt weergegeven.
7. Zet de selectiehendel in stand D, S
(M20A-FXS motor) of B (2ZR-FXE
motor).
Wanneer u de
ondersteuningsregeling wilt
beëindigen op uw huidige positie, zet
dan de selectiehendel in stand P.
8. Neem een normale zithouding aan,
laat uw handen lichtjes en zonder
kracht te gebruiken op het stuurwiel
rusten, controleer of het gebied voor
en rondom de auto veilig is en rijd
langzaam vooruit terwijl u de
rijsnelheid regelt met het rempedaal.9. Breng de auto tot stilstand wanneer
een gelijkmatig piepsignaal te horen is
en de stopweergave (→blz. 326) op
het display wordt weergegeven.
10. Zet de selectiehendel in stand R.
11. Neem een normale zithouding voor
achteruitrijden aan, laat uw handen
lichtjes en zonder kracht te gebruiken
op het stuurwiel rusten, controleer of
het gebied achter en rondom de auto
veilig is en rijd langzaam achteruit
terwijl u de rijsnelheid regelt met het
rempedaal.
Afhankelijk van de situatie van de
parkeerplaats moeten er mogelijk
stappen worden herhaald.
12. Wanneer de auto zich bijna geheel
binnen de beoogde parkeerplaats
bevindt, klinkt er een hoog
piepsignaal en wordt de
stopweergave op het display
(→blz. 326) weergegeven. Breng de
auto tot stilstand.
Hiermee is de modus automatisch
haaks inparkeren voltooid.
• Uit veiligheidsoverwegingen klinkt
de zoemer net voordat de auto
volledig op de beoogde
parkeerplaats staat. Bovendien
wordt op dat moment de werking
van het systeem ook beëindigd.
Houd, om op de gewenste
parkeerplaats te komen, het
stuurwiel stevig vast en rijd
langzaam achteruit terwijl u de
rijsnelheid regelt met het
rempedaal.
• Houd bij het achteruitrijden de
omgeving voor en achter de auto in
de gaten. Controleer de omgeving
ook via de (buiten)spiegels.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
338
Page 341 of 522

Werkingsvoorwaarden modus
automatisch haaks inparkeren
•
Rijd langzaam (met een snelheid waarbij
de auto snel tot stilstand kan worden
gebracht) om de functie goed te laten
werken. Breng de auto volledig tot
stilstand op het punt waarbij het midden
van de parkeerplaats vrijwel haaks op de
auto staat en druk op de
S-IPA-schakelaar.
• De functie kan niet worden gebruikt
wanneer de rijsnelheid ongeveer
30 km/h of hoger is.
• De zijsensoren voor en zijsensoren
achter worden gebruikt om
geparkeerde auto's te signaleren en
de parkeerplaats te bepalen. Daarom
wordt er geen begeleiding gegeven
wanneer signalering niet mogelijk is
(→blz. 347).
• Als er geen geparkeerde auto's zijn,
kan de parkeerplaats niet worden
bepaald. Daardoor kan de modus
automatisch haaks inparkeren niet
worden bediend.
•
Wanneer de omgeving van de parkeer-
plaats niet kan worden gesignaleerd,
werkt de modus automatisch haaks
inparkeren mogelijk niet.
•Als er, afhankelijk van de conditie van de
parkeerplaats, onvoldoende ruimte is
vóór de auto om de parkeerprocedure uit
te voeren, kan de beoogde parkeerplaats
mogelijk niet worden bereikt.
1Beoogde parkeerplaats
2Muur
Tips voor het gebruik van de modus
automatisch haaks inparkeren
1. Laat een ruimte van ongeveer 1 m
tussen uw auto en de geparkeerde
auto's en rijd richting de beoogde
parkeerplaats. Als de ruimte tussen
uw auto en de geparkeerde auto's te
groot is, kunnen de zijsensoren voor
en zijsensoren achter de geparkeerde
auto's mogelijk niet signaleren.
2. Stop op het punt waarbij het midden
van de beoogde parkeerplaats vrijwel
haaks op de auto staat. Druk
bovendien pas op de S-IPA-
schakelaar wanneer de auto volledig
tot stilstand is gebracht.
OPMERKING
• Als er kuilen of hellingen in de weg
zitten, kan de beoogde parkeerplaats
niet goed worden ingesteld. Daardoor
wordt de auto mogelijk schuin of
deels buiten de parkeerplaats
geparkeerd. Gebruik in deze gevallen
de modus automatisch haaks
inparkeren niet.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
339
4
Rijden
Page 342 of 522

OPMERKING(Vervolg)
• Bij het parkeren in een smalle ruimtekomt de auto dicht bij nabij
geparkeerde auto's. Als het lijkt alsof
de auto mogelijk iets zal raken, breng
de auto dan tot stilstand door het
rempedaal in te trappen.
• Mogelijk kunnen objecten die zich dicht bij de grond bevinden niet
worden gesignaleerd. Controleer of
het gebied rondom uw auto veilig is en
OPMERKING(Vervolg)
breng de auto tot stilstand door het
rempedaal in te trappen als het lijkt
alsof de auto mogelijk iets zal raken.
• Afhankelijk van de omgeving, zoals andere geparkeerde auto's, wordt de
auto mogelijk schuin of deels buiten
de parkeerplaats geparkeerd. Pas de
positie van de auto indien nodig
handmatig aan.
Meldingen multi-informatiedisplay
Wanneer het Simple Intelligent Parking Assist-systeem niet kan worden bediend of
wanneer de werking is beëindigd, het systeem is uitgeschakeld, enz., wordt een van de
onderstaande meldingen weergegeven op het multi-informatiedisplay. Neem de juiste
maatregelen overeenkomstig de weergave op het display.
Wanneer bediening niet mogelijk is
Melding Situatie/oplossing
“IPA System Check Visit Your
Dealer” (IPA-systeemcontrole.
Ga naar uw dealer.) Er is mogelijk een storing in het systeem aanwezig.
Zet het contact UIT en start vervolgens het hybridesys-
teem. Laat de auto nakijken door een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een andere naar beho-
ren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige als de
melding opnieuw wordt weergegeven.
“Currently Unavailable” (mo-
menteel niet beschikbaar) Er zit mogelijk een storing in het systeem.
De stuurbekrachtiging is tijdelijk oververhit.
Zet het contact UIT, wacht een poosje en start vervol-
gens het hybridesysteem weer.
Het hybridesysteem werkt niet.
Schakel het hybridesysteem in.
Er zit mogelijk ijs, sneeuw, vuil, o.i.d. op een sensor.
Verwijder het ijs, de sneeuw, het vuil, enz.
De sensor is bevroren.
Zodra de sensor ontdooit, zal het systeem weer normaal
werken.
De 12V-accu is verwijderd en weer geplaatst.
Rijd gedurende ten minste 5 seconden recht vooruit met
een snelheid van ongeveer 35 km/h of hoger.
“Excessive Speed” (snelheid te
hoog) De S-IPA-schakelaar wordt bediend wanneer de rijsnelheid
hoger is dan 30 km/h.
Bedien de schakelaar wanneer de rijsnelheid ongeveer
30 km/h of lager is.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
340
Page 343 of 522

Melding Situatie/oplossing
“Unavailable” (niet beschikbaar)
“Try Another Location” (probeer
andere locatie)De S-IPA-schakelaar wordt bediend in een gebied zonder
parkeerplaatsen of in een gebied waar de ruimte om te par-
keren smal is.
De ondersteuningsregeling kan niet worden gebruikt,
aangezien er geen parkeerplaatsen zijn. Rijd door naar
een parkeerplaats waarvan de breedte ongeveer 2,6 m of
meer is.
De ondersteuningsregeling kan niet worden gebruikt,
aangezien de weg te smal is. Rijd door naar een parkeer-
plaats waar de breedte van de weg ongeveer 4,5 m of
meer is.
“Narrow Space” (smalle ruimte)
“Try Another Location” (probeer
andere locatie)De S-IPA-schakelaar wordt bediend wanneer er onvol-
doende ruimte voor en achter de auto is bij het wegrijden
van een parkeerplaats na het fileparkeren.
De ondersteuningsregeling kan niet worden gebruikt,
aangezien er geen parkeerplaatsen zijn. Rijd door naar
een parkeerplaats die ongeveer 2,6 m of breder is.
“Obstruction” (obstructie)
“Try Another Location” (probeer
andere locatie)De S-IPA-schakelaar wordt bediend in een gebied waar
obstakels aanwezig zijn vóór de auto en de auto kan niet
naar voren rijden tot het beginpunt voor achteruitrijden.
De ondersteuningsregeling kan niet worden gebruikt,
aangezien er obstakels aanwezig zijn vóór de auto. Ge-
bruik parkeerplaatsen waar zich geen obstakels voor
bevinden.
“Narrow Space” (smalle ruimte)De S-IPA-schakelaar wordt bediend wanneer er onvol-
doende ruimte voor en achter de auto is bij het wegrijden
van een parkeerplaats na het fileparkeren.
De auto kan niet wegrijden met behulp van de onder-
steuningsregeling, aangezien er onvoldoende ruimte
voor en achter de auto is. Controleer vóór het wegrijden
of de omgeving veilig is.
“Unavailable” (niet beschikbaar)De S-IPA-schakelaar wordt bediend in een gebied waar
geen obstakels aanwezig zijn vóór de auto of waar obsta-
kels aanwezig zijn naast de auto en de auto kan niet wegrij-
den van de parkeerplaats na het fileparkeren.
De ondersteuningsregeling kan niet worden gebruikt bij
het wegrijden, aangezien er obstakels aanwezig zijn
naast de auto of het wegrijden kan eenvoudig handma-
tig worden uitgevoerd. Controleer vóór het wegrijden of
de omgeving veilig is.
“Pressure Applied to Steering
Wheel” (stuurwiel wordt vast-
gehouden)De ondersteuningsregeling wordt gestart terwijl het stuur-
wiel wordt vastgehouden.
Laat uw handen op het stuurwiel rusten zonder druk uit
te oefenen. De ondersteuningsregeling treedt in wer-
king.
“Stop the Vehicle” (breng de
auto tot stilstand)De auto rijdt en de ondersteuningsregeling wordt gestart
terwijl het stuurwiel wordt vastgehouden.
Breng de auto tot stilstand en volg de aanwijzingen van
het systeem om de ondersteuningsregeling te starten.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
341
4
Rijden
Page 344 of 522

Wanneer de bediening wordt geannuleerd
Melding Situatie/oplossing
“Park Assist Cancelled” (Parking
Assist-systeem uitgeschakeld)De bestuurder zet de selectiehendel in stand P of bedient
de S-IPA-schakelaar terwijl de ondersteuningsregeling in
werking is.
“Excessive Speed” (snelheid te
hoog)De rijsnelheid wordt tijdens het zoeken van een parkeer-
plaats in de modus fileparkeren hoger dan 30 km/h.
“Narrow Space” (smalle ruimte)De ondersteuningsregeling wordt gestart in een gebied
met smalle parkeerplaatsen.
“No Exit Direction Specified”
(geen wegrijrichting geselec-
teerd)De schakelstand wordt gewijzigd zonder dat de richting-
aanwijzerschakelaar is gebruikt om een wegrijrichting te
selecteren terwijl de modus parkeerplaats fileparkeren ver-
laten wordt gebruikt.
Volg de aanwijzingen van het systeem.
“Wrong Direction” (onjuiste
richting)Wanneer de ondersteuningsregeling start, rijdt de auto in
een richting die tegenovergesteld is aan de begeleiding.
Volg de aanwijzingen van het systeem om naar voren te
rijden.
“Cannot Reach Desired Posi-
tion” (kan gewenste positie niet
bereiken)Het maximale aantal manoeuvres voor meerdere keerma-
noeuvres wordt bereikt tijdens de ondersteuningsregeling
of de beoogde parkeerplaats kan niet worden bereikt door-
dat de regeling wordt gebruikt op een weg met een steile
helling.
Volg de aanwijzingen van de ondersteuningsregeling en
gebruik het systeem op een brede plaats waar geen
steile hellingen zijn.
Wanneer de bediening tijdelijk wordt onderbroken
Melding Situatie/oplossing
“Steering Wheel Turned” (stuur-
wiel gedraaid)De bestuurder houdt het stuurwiel vast tijdens de onder-
steuningsregeling.
Breng de auto tot stilstand en laat uw handen op het
stuurwiel rusten zonder druk uit te oefenen. Druk ver-
volgens op de S-IPA-schakelaar om de ondersteunings-
regeling weer te starten.
“Excessive Speed” (snelheid te
hoog)De rijsnelheid wordt tijdens de ondersteuningsregeling
hoger dan 7 km/h
Breng de auto tot stilstand en laat uw handen op het
stuurwiel rusten zonder druk uit te oefenen. Druk ver-
volgens op de S-IPA-schakelaar om de ondersteunings-
regeling weer te starten.
“Pressure Applied to Steering
Wheel” (stuurwiel wordt vast-
gehouden)De S-IPA-schakelaar wordt ingedrukt terwijl de ondersteu-
ningsregeling tijdelijk is onderbroken en het stuurwiel ste-
vig wordt vastgehouden.
Laat uw handen op het stuurwiel rusten zonder druk uit
te oefenen. Breng vervolgens de auto tot stilstand om de
ondersteuningsregeling weer te starten.
“Stop the Vehicle” (breng de
auto tot stilstand)De S-IPA-schakelaar wordt ingedrukt terwijl de ondersteu-
ningsregeling tijdelijk is onderbroken en de auto rijdt.
Laat uw handen op het stuurwiel rusten zonder druk uit
te oefenen. Breng vervolgens de auto tot stilstand om de
ondersteuningsregeling weer te starten.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
342