Page 217 of 522

Als het controlelampje S niet gaat
branden of als het controlelampje D
brandt nadat de selectiehendel in
stand S is gezet
Dit kan duiden op een storing in de
transmissie. Laat de auto onmiddellijk
nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige. (In deze situatie werkt de
transmissie alsof de selectiehendel in
stand D staat.)
WAARSCHUWING!
Tijdens het rijden op een glad wegdek
Accelereer of wijzig de stand van de
selectiehendel niet plotseling. Door
plotseling afremmen op de motor kan
de auto in een slip raken, wat kan leiden
tot een ongeval.
Voorkomen van ongevallen bij het
uitschakelen van de
schakelblokkering
Activeer de parkeerrem en trap het
rempedaal in alvorens de
deblokkeerschakelaar in te drukken.
Als per ongeluk het gaspedaal in plaats
van het rempedaal wordt ingetrapt als
de deblokkeerschakelaar wordt
ingedrukt en de selectiehendel uit
stand P wordt gezet, kan de auto
plotseling wegrijden, hetgeen kan
leiden tot een ongeval met dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg.
OPMERKING
Lading batterijpakket (tractiebatterij)
Als de selectiehendel in stand N staat,
wordt het batterijpakket (tractiebatterij)
niet opgeladen. Houd stand N niet
gedurende langere tijd ingeschakeld, om
te voorkomen dat het batterijpakket
leegraakt.
4.2.5 Richtingaanwijzerschakelaar
Bedieningsinstructies
1Rechts afslaan
2Rijstrookwisseling naar rechts
(beweeg de hendel iets omhoog en laat
hem los)
De richtingaanwijzers aan de
rechterzijde zullen drie keer
knipperen.
3Rijstrookwisseling naar links (beweeg
de hendel iets omlaag en laat hem los)
De richtingaanwijzers aan de
linkerzijde zullen drie keer knipperen.
4Links afslaan
De richtingaanwijzers kunnen bediend
worden als
Het contact AAN staat.
Als het controlelampje sneller knippert
dan normaal
Controleer of er een lamp van de
richtingaanwijzer voor of achter is
doorgebrand.
Als de richtingaanwijzers stoppen met
knipperen voordat van rijstrook is
veranderd
Bedien de hendel nogmaals.
4.2 Rijprocedures
215
4
Rijden
Page 218 of 522

Persoonlijke voorkeursinstellingen
Het aantal keren dat de richtingaanwijzers
tijdens het veranderen van rijstrook
knipperen kan worden aangepast.
(Systemen met mogelijkheden voor
persoonlijke voorkeursinstellingen:
→
blz. 503)
4.2.6 Parkeerrem
U kunt kiezen uit de volgende functies.
Automatische modus
De parkeerrem wordt automatisch
geactiveerd of gedeactiveerd
overeenkomstig de bediening van de
selectiehendel. Ook wanneer de
automatische modus is ingeschakeld, kan de
parkeerrem handmatig worden geactiveerd
en gedeactiveerd. (→
Blz. 217)
1Schakelt de automatische modus in
(houd bij stilstaande auto de
parkeerremschakelaar omhoog getrokken
tot “EPB Shift Interlock Function
Activated.” (Schakelblokkeringsfunctie
EPB geactiveerd) op het multi-
informatiedisplay wordt weergegeven).
• Wanneer u de selectiehendel uit
stand P zet, wordt de parkeerrem
gedeactiveerd en doven het
waarschuwingslampje van de
parkeerrem en het lampje van de
parkeerrem.
•
Wanneer u de selectiehendel in stand Pzet, wordt de parkeerrem geactiveerd
en gaan het waarschuwingslampje van
de parkeerrem en het lampje van de
parkeerrem branden.
Bedien de selectiehendel terwijl u het
rempedaal intrapt.
2Schakelt de automatische modus uit
(houd bij stilstaande auto de parkeerre-
mschakelaar ingedrukt tot “EPB Shift
Interlock Function Deactivated.”
(Schakelblokkeringsfunctie EPB
gedeactiveerd) op het multi-
informatiedisplay wordt weergegeven).
Handmatige modus
De parkeerrem kan handmatig worden
geactiveerd en gedeactiveerd.
1Trek de parkeerremschakelaar omhoog
om de parkeerrem te activeren
Het waarschuwingslampje van de
parkeerrem en het lampje van de
parkeerrem gaan branden.
Houd de parkeerremschakelaar
omhoog getrokken als u in geval van
nood de parkeerrem tijdens het rijden
moet bedienen.
2Druk de parkeerremschakelaar in om
de parkeerrem te deactiveren.
Bedien de parkeerremschakelaar
terwijl u het rempedaal intrapt.
Controleer of het
waarschuwingslampje van de
parkeerrem en het lampje van de
parkeerrem doven.
4.2 Rijprocedures
216
Page 219 of 522

Als het waarschuwingslampje van de
parkeerrem en het lampje van de
parkeerrem knipperen, bedien de
schakelaar dan nogmaals. (→Blz. 445)
Werking van parkeerrem
• Als het contact niet AAN staat, kunt u
de parkeerrem niet met de schakelaar
deactiveren.
• Als het contact niet AAN staat, is de
automatische modus (automatische
activering en deactivering) niet
beschikbaar.
Automatisch deactiveren
De parkeerrem wordt automatisch
gedeactiveerd wanneer u het gaspedaal
langzaam intrapt. De parkeerrem wordt
in de volgende situaties automatisch
gedeactiveerd:
• Het bestuurdersportier is gesloten.
• De veiligheidsgordel van de
bestuurder is vastgemaakt.
• Zet de selectiehendel in een vooruit-
of achteruitversnelling.
• Het motorcontrolelampje of het
waarschuwingslampje van het
remsysteem brandt niet.
Als de functie voor het automatisch
deactiveren niet werkt, deactiveer de
parkeerrem dan handmatig.
Als “EPB Frequently Operated, Wait a
Minute.” (EPB veelvuldig bediend.
Wacht even) op het multi-
informatiedisplay wordt weergegeven
Als de parkeerrem herhaaldelijk
gedurende korte tijd bediend wordt, zal
het systeem de werking beperken om
oververhitting te voorkomen. Gebruik
de parkeerrem niet als dit gebeurt. Na
ongeveer 1 minuut zal de werking weer
normaal zijn.Als “EPB Activation Incomplete.”
(activering EPB niet voltooid) of “EPB
Unavailable” (EPB niet beschikbaar) op
het multi-informatiedisplay wordt
weergegeven
Bedien de parkeerremschakelaar. Als de
melding niet verdwijnt nadat de
schakelaar een aantal keer is bediend, zit
er mogelijk een storing in het systeem.
Laat de auto onmiddellijk nakijken door
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Geluid parkeerrem
Wanneer de parkeerrem geactiveerd is,
kan het geluid van een elektromotor
(zoemend geluid) hoorbaar zijn. Dit is
normaal en duidt niet op een storing.
Waarschuwingslampje parkeerrem en
lampje parkeerrem
• Afhankelijk van de stand van het
contact gaan het
waarschuwingslampje van de
parkeerrem en het lampje van de
parkeerrem branden en blijven ze
branden zoals hieronder beschreven:
AAN: Gaat branden totdat de
parkeerrem wordt gedeactiveerd.
Niet AAN: Blijft gedurende ongeveer
15 seconden branden.
• Wanneer het contact UIT wordt gezet
en de parkeerrem geactiveerd is,
zullen het waarschuwingslampje van
de parkeerrem en het lampje van de
parkeerrem gedurende ongeveer
15 seconden blijven branden. Dit is
normaal en duidt niet op een storing.
Wijzigen van de modus
Wanneer de automatische modus
aan/uit wordt gezet, wordt de melding
op het multi-informatiedisplay
weergegeven en klinkt de zoemer.
Parkeren van de auto
→Blz. 192
4.2 Rijprocedures
217
4
Rijden
Page 220 of 522

Waarschuwingszoemer geactiveerde
parkeerrem
De zoemer klinkt als er met de auto
wordt gereden terwijl de parkeerrem is
geactiveerd. “EPB Applied.” (EPB
geactiveerd) wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
Waarschuwingsmeldingen en zoemers
Waarschuwingsmeldingen en zoemers
worden gebruikt om een systeemstoring
aan te geven of om de bestuurder te
informeren dat hij extra moet opletten.
Lees de op het multi-informatiedisplay
weergegeven waarschuwingsmelding en
volg de aanwijzingen op.
Als het waarschuwingslampje van het
remsysteem gaat branden
→Blz. 445
Gebruik in de winter
→Blz. 355
WAARSCHUWING!
Bij het parkeren
Laat een kind niet alleen in de auto
achter. De parkeerrem kan onbedoeld
worden gedeactiveerd waardoor de
auto in beweging kan komen, hetgeen
kan leiden tot een ongeval met dodelijk
of ernstig letsel tot gevolg.
Parkeerremschakelaar
Plaats geen objecten in de buurt van de
parkeerremschakelaar. Objecten
kunnen de schakelaar hinderen en er
mogelijk toe leiden dat de parkeerrem
onverwachts wordt bediend.
OPMERKING
Bij het parkeren
Zet de selectiehendel in stand P en
activeer de parkeerrem voordat u de
auto verlaat en controleer of de auto
niet beweegt.
OPMERKING(Vervolg)
Wanneer een storing in het systeem
optreedt
Breng de auto op een veilige plaats tot
stilstand en controleer de
waarschuwingsmeldingen.
Wanneer de parkeerrem niet gedeacti-
veerd kan worden door een storing
Als u gaat rijden terwijl de parkeerrem is
geactiveerd, kunnen de onderdelen van
het remsysteem oververhit raken,
waardoor de remprestaties in negatieve
zin kunnen worden beïnvloed en de
onderdelen van het remsysteem sneller
slijten. Laat, als dit gebeurt, de auto
onmiddellijk nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
4.2.7 Brake Hold
Het Brake Hold-systeem houdt na
activering de remmen vast wanneer de
selectiehendel in stand D, S (M20A-FXS
motor) of N staat en het rempedaal
ingetrapt werd om de auto tot stilstand
te brengen. Het systeem laat de rem los
wanneer het gaspedaal ingetrapt wordt
en de selectiehendel in stand D of S
(M20A-FXS motor) staat om zo voor
soepel wegrijden te zorgen.
Activeert het Brake Hold-systeem
Het controlelampje voor de
stand-bystand van het Brake
Hold-systeem (groen) gaat branden.
4.2 Rijprocedures
218
Page 221 of 522

Als het systeem de remmen vasthoudt,
gaat het controlelampje Brake
Hold-systeem in werking (geel) branden.
Voorwaarden voor werking Brake
Hold-systeem
Het Brake Hold-systeem kan onder de
volgende omstandigheden niet
geactiveerd worden:
• Het bestuurdersportier is niet
gesloten.
• De bestuurder draagt geen
veiligheidsgordel.
Als onder een van de bovenstaande
omstandigheden het Brake Hold-systeem
is ingeschakeld, wordt het systeem
uitgeschakeld en gaat het controlelampje
voor de stand-bystand van het Brake
Hold-systeem uit. Wanneer een van deze
omstandigheden zich voordoet terwijl het
systeem de remmen vasthoudt, klinkt een
waarschuwingszoemer en wordt een
melding weergegeven op het
multi-informatiedisplay. De parkeerrem
wordt dan automatisch geactiveerd.
Brake Hold-functie
• Nadat het systeem ongeveer
3 minuten de remmen heeft
vastgehouden en het rempedaal niet
ingetrapt wordt, wordt automatisch
de parkeerrem geactiveerd. In dat
geval klinkt een zoemer en verschijnt
er een waarschuwingsmelding op het
multi-informatiedisplay.
• Trap het rempedaal krachtig in en druk
opnieuw op de schakelaar om het
systeem te deactiveren.
• De Brake Hold-functie kan de auto
mogelijk niet stilhouden op een steile
helling. In deze situatie kan het nodig
zijn dat de bestuurder zelf het
rempedaal ingetrapt houdt. Er klinkt
een waarschuwingszoemer en het
multi-informatiedisplay zal de
bestuurder over de situatie
informeren. Lees de op hetmulti-informatiedisplay weergegeven
waarschuwingsmelding en volg de
aanwijzingen op.
Wanneer de parkeerrem automatisch
geactiveerd wordt terwijl het systeem
de remmen vasthoudt
Voer een van de volgende handelingen
uit om de parkeerrem te deactiveren.
• Trap het gaspedaal in. (De parkeerrem
zal niet automatisch gedeactiveerd
worden als de veiligheidsgordel niet is
vastgemaakt.)
• Bedien de parkeerremschakelaar
terwijl u het rempedaal intrapt.
Controleer of het
waarschuwingslampje van de
parkeerrem uitgaat. (→Blz. 216)
Wanneer een controle door uw
Toyota-dealer nodig is
Als het controlelampje stand-bystand
Brake Hold-systeem (groen) niet brandt
terwijl de Brake Hold-schakelaar wordt
ingedrukt en aan de
werkingsvoorwaarden van het Brake
Hold-systeem is voldaan, is het systeem
mogelijk defect. Laat de auto nakijken
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Als “Brake Hold Fault Depress Brake to
Deactivate Visit Your Dealer” (Storing
Brake Hold. Trap rem in om te
deactiveren. Laat auto bij dealer
controleren) op het multi-
informatiedisplay wordt weergegeven
Er is mogelijk een storing in het systeem
aanwezig. Laat de auto onmiddellijk
nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
4.2 Rijprocedures
219
4
Rijden
Page 222 of 522

Waarschuwingsmeldingen en zoemers
Waarschuwingsmeldingen en zoemers
worden gebruikt om een systeemstoring
aan te geven of om de bestuurder te
informeren dat hij extra moet opletten.
Lees de op het multi-informatiedisplay
weergegeven waarschuwingsmelding en
volg de aanwijzingen op.
Als het controlelampje Brake
Hold-systeem in werking knippert
→Blz. 445
WAARSCHUWING!
Als de auto op een steile helling staat
Wees voorzichtig wanneer u het Brake
Hold-systeem gebruikt op een steile
helling. De Brake Hold-functie kan de
auto in een dergelijke situatie mogelijk
niet stilhouden.
Wanneer u stilhoudt op een glad
wegdek
Het systeem kan de auto niet
stilhouden wanneer de banden hun
grip hebben verloren. Gebruik het
systeem niet wanneer u stilhoudt op
een glad wegdek.
OPMERKING
Bij het parkeren
Het Brake Hold-systeem is niet
ontworpen voor langdurig gebruik bij
het parkeren van de auto. Als u het
contact UIT zet terwijl het systeem de
remmen vasthoudt, worden de remmen
mogelijk gelost, waardoor de auto in
beweging komt. Trap het rempedaal in,
zet de selectiehendel in stand P en
activeer de parkeerrem wanneer u de
startknop bedient.
4.3 Bedienen van
verlichting en ruitenwissers
4.3.1 Lichtschakelaar
De koplampen kunnen handmatig of
automatisch worden bediend.
Bedieningsinstructies
Bedien de schakelaar
om de
verlichting als volgt in te schakelen:
1De koplampen, de
dagrijverlichting (→blz. 223) en alle
verlichting die hieronder genoemd is,
worden automatisch in- en uitgeschakeld.
(Wanneer het contact AAN staat.)
2De parkeerlichten voor,
achterlichten, kentekenplaat- en
dashboardverlichting gaan branden.
3De koplampen en alle verlichting
die hierboven genoemd is, gaan branden.
4.2 Rijprocedures
220
Page 223 of 522

Inschakelen van het grootlicht
1Druk bij ingeschakelde koplampen de
hendel van u af om het grootlicht in te
schakelen.
Door de hendel weer in de
middenstand te zetten, wordt het
grootlicht weer uitgeschakeld.
2Trek de hendel naar u toe en laat deze
meteen weer los om één keer met het
grootlicht te knipperen.
U kunt lichtsignalen geven met de
koplampen in- of uitgeschakeld.
Extended Headlight Lighting-systeem
Dankzij dit systeem kunnen de
koplampen gedurende 30 seconden
worden ingeschakeld wanneer het
contact UIT staat.Trek, nadat u het contact UIT hebt gezet,
de hendel naar u toe en laat hem los
terwijl de lichtschakelaar in de stand
staat.
De lichten doven onder de volgende
omstandigheden:
• Het contact wordt AAN gezet.
• De lichtschakelaar wordt
ingeschakeld.
• U trekt de lichtschakelaar naar u toe
en laat hem los.
Draaiknop koplampverstelling (indien
aanwezig)
De koplamphoogte kan worden
afgestemd op het aantal passagiers in de
auto en de mate van belading.
1Verhogen van de koplamphoogte
2Verlagen van de koplamphoogte
Aanwijzing voor instellen van de koplamphoogte
Aantal inzittenden en hoeveelheid bagage
Stand knop
Inzittenden Hoeveelheid bagage
Bestuurder Geen 0
Bestuurder en voorpassagier Geen 0
Alle zitplaatsen bezet Geen 1,5
Alle zitplaatsen bezet Maximale belading 2
Bestuurder Maximale belading 3,5
4.3 Bedienen van verlichting en ruitenwissers
221
4
Rijden
Page 224 of 522

Adaptive Front Lighting-systeem (AFS)
(indien aanwezig)
Het Adaptive Front Lighting-systeem
zorgt voor uitstekend zicht bij kruisingen
en in bochten door de lichtbundel van de
koplampen automatisch in de gewenste
rijrichting te verstellen op basis van de
rijsnelheid en de hoek waarover de
voorwielen verdraaid worden.
AFS werkt bij een snelheid van 10 km/h
of hoger.
Dagrijverlichting
Om uw auto overdag beter zichtbaar te
maken voor andere weggebruikers, wordt
de dagrijverlichting automatisch
ingeschakeld als het hybridesysteem
wordt gestart en de parkeerrem wordt
gedeactiveerd met de lichtschakelaar in
de stand
. (Brandt helderder dan de
parkeerlichten voor.) Dagrijverlichting is
niet ontworpen voor gebruik in het
donker.
Sensor koplampregeling
De werking van de sensor kan in
negatieve zin beïnvloed worden als er iets
over de sensor heen geplaatst wordt of
als er iets op de ruit wordt aangebracht
waardoor de sensor wordt afgeschermd.
Hierdoor kan de sensor niet op de juiste
manier de hoeveelheid omgevingslicht
signaleren, waardoor het automatische
koplampsysteem mogelijk onjuist
functioneert.Automatisch uitschakelsysteem
verlichting
• Wanneer de lichtschakelaar in de
stand
ofstaat: De
koplampen en mistlampen voor
(indien aanwezig) worden
automatisch uitgeschakeld als het
contact UIT wordt gezet.
• Wanneer de lichtschakelaar in stand
staat: Alle verlichting wordt
automatisch uitgeschakeld als het
contact UIT wordt gezet.
Zet, om de verlichting weer in te
schakelen, het contact AAN of zet de
lichtschakelaar eenmaal in de stand
en daarna weer in de standof.
Zoemer verlichting
Er klinkt een zoemer en er verschijnt een
melding als het contact UIT of in stand
ACC wordt gezet en het
bestuurdersportier wordt geopend
terwijl de verlichting is ingeschakeld.
Automatische verticale
koplampverstelling (auto's zonder
draaiknop koplampverstelling)
De koplamphoogte wordt automatisch
geregeld op basis van het aantal
passagiers in de auto en de mate van
belading om verblinding van andere
weggebruikers door de koplampen te
voorkomen.
Energiebesparende functie 12V-accu
Onder de volgende omstandigheden
gaat de overige verlichting na
20 minuten automatisch uit om te
voorkomen dat de 12V-accu ontladen
raakt:
• De koplampen en/of achterlichten
branden.
• Het contact wordt in stand ACC of UIT
gezet.
• De lichtschakelaar staat in stand
of.
4.3 Bedienen van verlichting en ruitenwissers
222