Page 57 of 522

Plaatsingsmethode Bladzijde
Bevestiging bevesti-
gingspunt bovenste gor-
del
Blz. 57
Baby- of kinderzitje vastgezet met een
veiligheidsgordel
Een baby- of kinderzitje plaatsen met
behulp van een veiligheidsgordel
Plaats het baby- of kinderzitje aan de
hand van de bijgesloten handleiding. Als
het desbetreffende baby- of kinderzitje
niet binnen de “universele” categorie valt
(of de benodigde informatie staat niet in
de tabel), raadpleeg dan de “voertuiglijst”
van de fabrikant van het baby- of
kinderzitje voor de diverse mogelijke
montageposities of doe navraag naar de
compatibiliteit bij de verkoper van het
zitje. (→Blz. 42, blz. 47, blz. 50)
1. Als het plaatsen van een baby- of
kinderzitje op de voorpassagiersstoel
onvermijdelijk is, raadpleeg dan
blz. 40 voor het afstellen van de
voorpassagiersstoel.
2. Verwijder indien mogelijk de
hoofdsteun indien deze de plaatsing
van het baby- of kinderzitje hindert.
Zet anders de hoofdsteun in de
hoogste stand. (→Blz. 183)3. Voer de veiligheidsgordel door het
baby- of kinderzitje en steek de gesp
in de gordelsluiting. Controleer of de
gordel niet gedraaid is. Maak de
veiligheidsgordel goed vast aan het
baby- of kinderzitje aan de hand van
de bijgesloten handleiding.
4. Als uw baby- of kinderzitje niet is
voorzien van een vergrendelsysteem
voor de veiligheidsgordel, zet het zitje
dan vast met een blokkeerclip.
5. Beweeg het baby- of kinderzitje na
het plaatsen naar achteren en naar
voren om te controleren of het goed
vastzit. (→Blz. 56)
Verwijderen van een baby- of
kinderzitje dat is vastgezet met een
veiligheidsgordel
Druk de ontgrendelknop op de gordelslui-
ting in en laat de gordel helemaal oprollen.
Bij het losmaken van de gordelsluiting
komt het baby- of kinderzitje mogelijk
een stukje omhoog als gevolg van de
terugwerking van de zitting. Maak de
gordelsluiting los terwijl u het baby- en
kinderzitje tegenhoudt.
1 .2 Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
55
1
Veiligheid en beveiliging
Page 58 of 522

De veiligheidsgordel rolt automatisch op.
Houd de gordel vast, zodat het oprollen
rustig gebeurt.
Als er een baby- of kinderzitje wordt
geplaatst
U moet bij het plaatsen van het zitje moge-
lijk gebruikmaken van een blokkeerclip. Volg
de aanwijzingen van de fabrikant van het
baby- of kinderzitje. Als uw zitje niet over
een blokkeerclip beschikt, kunt u deze kopen
bij een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige:
blokkeerclip voor baby- of kinderzitje.
(onderdeelnr. 73119-22010)
WAARSCHUWING!
Als er een baby- of kinderzitje wordt
geplaatst
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen
in acht. Het niet in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg hebben.
• Laat kinderen niet met de
veiligheidsgordel spelen. Als de
veiligheidsgordel om de nek van het
kind draait, kan het kind stikken of
ernstig letsel oplopen. Als dit
gebeurt en de gordelsluiting niet kan
worden losgemaakt, knip de gordel
dan door met een schaar.
• Controleer of de gesp goed in de
gordelsluiting is vergrendeld en of de
veiligheidsgordel niet gedraaid is.
• Beweeg het baby- of kinderzitje naar
links en naar rechts en naar voren en
naar achteren om te controleren of
het goed is geplaatst.
• Verstel de rugleuning niet meer
nadat het baby- of kinderzitje is
geplaatst.
• Controleer als er een zitkussen
geplaatst is altijd of de
schoudergordel over het midden van
de schouder van het kind loopt. De
WAARSCHUWING!(Vervolg)
gordel mag niet langs de nek van het
kind lopen, maar mag ook niet van de
schouder van het kind vallen.
• Volg bij het plaatsen van een baby-
of kinderzitje altijd de
gebruiksaanwijzing van de fabrikant.
Baby- of kinderzitje vastgezet met een
onderste ISOfix-bevestigingspunt
Onderste ISOfix-bevestigingspunten
(ISOfix-baby- of kinderzitje)
Voor de buitenste zitplaatsen achter zijn
lage bevestigingspunten aanwezig.
(Merktekens geven aan waar de bevesti-
gingspunten zich in de stoelen bevinden.)
Plaatsing van onderste ISOfix-
bevestigingspunt (ISOfix-baby- of
kinderzitje)
Plaats het baby- of kinderzitje aan de
hand van de bijgesloten handleiding.
Als het desbetreffende baby- of kinderzitje
niet binnen de “universele” categorie valt
(of de benodigde informatie staat niet in de
tabel), raadpleeg dan de “voertuiglijst” van
de fabrikant van het baby- of kinderzitje
voor de diverse mogelijke montageposities
of doe navraag naar de compatibiliteit bij de
verkoper van het zitje. (→
Blz. 42, blz. 47,
blz. 50)
1. Verwijder indien mogelijk de
hoofdsteun indien deze de plaatsing
van het baby- of kinderzitje hindert.
Zet anders de hoofdsteun in de
hoogste stand. (→Blz. 183)
1 .2 Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
56
Page 59 of 522

2. Verwijder de klepjes van de
bevestigingspunten en plaats het
baby- of kinderzitje op de stoel.
De stangen worden achter de klepjes
van de bevestigingspunten geplaatst.
3. Beweeg het baby- of kinderzitje na
het plaatsen naar achteren en naar
voren om te controleren of het goed
vastzit. (→Blz. 56)
Bij gebruik van een MIDI 2
(Latijns-Amerikaanse landen
*)
Pas de steunpoot en de ISOfix-
koppelingen als volgt aan:
1Vergrendel de ISOfix-koppelingen bij
nr. 2.
2Vergrendel de steunpoot op het punt
waar 6 openingen zichtbaar zijn.
*: Guadeloupe, Martinique en
Frans-Guyana
WAARSCHUWING!
Als er een baby- of kinderzitje wordt
geplaatst
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet
in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg hebben.
• Verstel de rugleuning niet meer
nadat het baby- of kinderzitje is
geplaatst.
• Controleer bij het gebruik van de
onderste bevestigingspunten of er
geen vreemde voorwerpen rond de
bevestigingspunten aanwezig zijn en
of de gordel niet klem zit achter het
zitje.
• Volg bij het plaatsen van een baby-
of kinderzitje altijd de
gebruiksaanwijzing van de fabrikant.
Met een bevestigingspunt voor de
bovenste gordel
Bevestigingspunten bovenste gordel
Voor de buitenste zitplaatsen achter zijn
bevestigingspunten voor de bovenste
gordel aanwezig.
Gebruik de bevestigingspunten voor de
bovenste gordel bij het vastmaken van de
bovenste gordel.
1 .2 Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
57
1
Veiligheid en beveiliging
Page 60 of 522

Bovenste gordel vastmaken aan het
bevestigingspunt voor de bovenste
gordel
Plaats het baby- of kinderzitje aan de
hand van de bijgesloten handleiding.
1.
Zet de hoofdsteun in de hoogste stand.
Verwijder indien mogelijk de
hoofdsteun indien deze de plaatsing
van het baby- of kinderzitje of de
bovenste gordel hindert. (→Blz. 183)
2. Zet de haak vast aan het
bevestigingspunt voor de bovenste
gordel en trek de bovenste gordel aan.
Controleer of de bovenste gordel
goed vastzit. (→Blz. 56) Wanneer u
het baby- of kinderzitje plaatst terwijl
de hoofdsteun omhoog staat, zorg er
dan voor dat de bovenste gordel
onder de hoofdsteun door loopt.
WAARSCHUWING!
Als er een baby- of kinderzitje wordt
geplaatst
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet
in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg hebben.
• Bevestig de bovenste gordel stevig
en controleer of de gordel niet
gedraaid is.
• Bevestig de bovenste gordel
uitsluitend aan het bevestigingspunt
voor de bovenste gordel.
• Verstel de rugleuning niet meer
nadat het baby- of kinderzitje is
geplaatst.
• Volg bij het plaatsen van een baby-
of kinderzitje altijd de
gebruiksaanwijzing van de fabrikant.
• Wanneer u het baby- of kinderzitje
plaatst terwijl de hoofdsteun
omhoog staat, nadat de hoofdsteun
omhoog is gezet en de
bevestigingspunt voor de bovenste
gordel vervolgens is vastgemaakt,
zet de hoofdsteun dan niet in een
lagere stand.
1.3 Noodoproep
1.3.1 eCall*1(indien aanwezig)
*1: Werkt binnen het eCall-
dekkingsgebied. De systeemnaam kan
per land verschillend zijn.
1 .2 Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
58
Page 61 of 522

eCall is een telematicadienst die gebruik-
maakt van gegevens van het Global
Navigation Satellite System (GNSS) en
ingebouwde cellulaire technologie,
waardoor de volgende noodoproepen
mogelijk zijn: automatische noodopro-
epen (automatische melding van een
aanrijding) en handmatige noodoproepen
(door het indrukken van de toets SOS).
Deze dienst is door regelgeving van de
Europese Unie verplicht gesteld.
Systeemonderdelen
1Microfoon
2Toets SOS*
3Controlelampjes
4Luidspreker
*:Deze toets is bestemd voor communicatie
met de eCall-medewerker. Andere
SOS-toetsen van overige systemen van een
auto hebben geen betrekking op het
apparaat en zijn niet bestemd voor
communicatie met de eCall-medewerker.
Noodoproepdiensten
Automatische noodoproepen
Als een airbag wordt geactiveerd, belt het
systeem automatisch het eCall-
controlecentrum.
*De medewerker van
het controlecentrum ontvangt de locatie
van de auto, het tijdstip waarop het
ongeval plaatsvond en het VIN van deauto, en probeert de inzittenden van de
auto te spreken om de ernst van de
situatie te beoordelen. Als de inzittenden
niet in staat zijn om te communiceren,
behandelt de medewerker de oproep als
een noodgeval, neemt hij of zij contact op
met de dichtstbijzijnde hulpdiensten
(112, enz.) en verzoekt hij of zij om
assistentie ter plaatse.
*: In sommige gevallen kan er geen
oproep worden verzonden. (→Blz. 60)
Handmatige noodoproepen
Druk in een noodsituatie op de toets SOS
om het eCall-controlecentrum te bellen.
*
De medewerker van het controlecentrum
zal de locatie van uw auto bepalen, de
situatie beoordelen en de benodigde
hulpdiensten sturen. Open de afdekking
voordat u op de toets SOS drukt.
Als u per ongeluk op de toets SOS hebt
gedrukt, zeg dan tegen de medewerker
dat er geen sprake is van een noodgeval.
*: In sommige gevallen kan er geen
oproep worden verzonden. (→Blz. 60)
Controlelampjes
Wanneer het contact AAN wordt gezet,
gaat het rode controlelampje gedurende
10 seconden branden en gaat vervolgens
het groene controlelampje branden om
aan te geven dat het systeem is
ingeschakeld. De controlelampjes geven
het volgende aan:
• Als het groene controlelampje gaat
branden en blijft branden, is het
systeem ingeschakeld.
1 .3 Noodoproep
59
1
Veiligheid en beveiliging
Page 62 of 522

• Als het groene controlelampje
tweemaal per seconde knippert, wordt
er een automatische of handmatige
noodoproep gedaan.
• Als het rode controlelampje brandt op
een ander moment dan direct na het
AAN zetten van het contact, is er
mogelijk een storing in het systeem
aanwezig of is de back-upbatterij
mogelijk leeg.
• Als het rode controlelampje
gedurende ongeveer 30 seconden
knippert tijdens een noodoproep, is
de verbinding verbroken of is het
signaal van het mobiele netwerk te
zwak.
Vrije software en opensourcesoftware
Dit product bevat vrije software/
opensourcesoftware (FOSS).
Licentie-informatie en/of de broncode
van FOSS is beschikbaar op de volgende
URL:
https://www.denso.com/global/en/
opensource/dcm/toyota/
http://
www.opensourceautomotive.com/
dcm/toyota/19MC/
WAARSCHUWING!
Wanneer er geen noodoproep kan
worden geplaatst
• In de volgende situaties kunnen
mogelijk geen noodoproepen
worden gedaan. Neem in dergelijke
gevallen op een andere wijze contact
op met hulpdiensten (112, enz.).
– Zelfs als de auto zich in het
dekkingsgebied van het
mobiele-telefoonnetwerk bevindt,
kan het moeilijk zijn om contact te
leggen met het eCall-
controlecentrum als de ontvangst
slecht is of de lijn bezet is. In
dergelijke gevallen krijgt u
mogelijk geen contact met het
eCall-controlecentrum en kunt u
dus geen noodoproepen doen en
WAARSCHUWING!(Vervolg)
kunnen hulpdiensten niet worden
ingeschakeld, ook al probeert het
systeem verbinding te maken met
het eCall-controlecentrum.
– Wanneer de auto zich buiten het
dekkingsgebied van het
mobiele-telefoonnetwerk bevindt,
kunnen er geen noodoproepen
worden verzonden.
– Wanneer er een storing aanwezig is
in de bijbehorende apparatuur
(zoals het paneel van de toets SOS,
de controlelampjes, microfoon,
luidspreker, DCM, antenne of op de
apparatuur aangesloten bedrading)
of deze beschadigd of kapot is, kan
er geen noodoproep worden
geplaatst.
– Tijdens een noodoproep doet het
systeem herhaaldelijk een poging
om contact op te nemen met het
eCall-controlecentrum. Als er
echter als gevolg van een slechte
ontvangst geen contact kan worden
gelegd met het eCall-
controlecentrum, kan het systeem
mogelijk geen contact maken met
het mobiele netwerk en wordt de
noodoproep beëindigd zonder dat
er verbinding is gemaakt. Het rode
controlelampje knippert gedurende
ongeveer 30 seconden om aan te
geven dat de verbinding is
verbroken.
• Als de spanning van de 12V-accu
afneemt of als de accu is losgenomen,
kan het systeem mogelijk geen
verbinding maken met het
eCall-controlecentrum.
• Het noodoproepsysteem werkt
mogelijk niet buiten de EU. Dit hangt
af van de beschikbare infrastructuur
in het land.
Als het noodoproepsysteem wordt
vervangen door een nieuw exemplaar
Het noodoproepsysteem moet worden
geregistreerd. Neem contact op met een
erkende Toyota-dealer of
1 .3 Noodoproep
60
Page 63 of 522

WAARSCHUWING!(Vervolg)
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
WAARSCHUWING!
Voor uw veiligheid
• Rijd voorzichtig. De functie van dit
systeem is om u te helpen bij het
plaatsen van een noodoproep bij
ongevallen, zoals een
verkeersongeval of een plotseling
medisch noodgeval. Het systeem
biedt de bestuurder en de passagiers
op geen enkele wijze bescherming.
Rijd voorzichtig en doe voor uw
veiligheid altijd uw veiligheidsgordel
om.
• Geef bij noodgevallen uw leven en de
levens van anderen topprioriteit.
• Wanneer u een branderige lucht of
anderszins een vreemde lucht ruikt,
verlaat dan de auto en zoek
onmiddellijk een veilige plek op.
• Als de airbags worden geactiveerd
terwijl het systeem normaal werkt,
verzendt het systeem een
noodoproep. Het systeem verzendt
ook een noodoproep als de auto van
achteren wordt aangereden of als de
auto over de kop slaat, zelfs als de
airbags niet worden geactiveerd.
• Verstuur om veiligheidsredenen
geen noodoproep tijdens het rijden.
Wanneer u tijdens het rijden belt, kan
het zijn dat u het stuurwiel niet goed
kunt bedienen, waardoor er een
ongeval kan ontstaan. Breng de auto
tot stilstand en controleer of de
omgeving veilig is alvorens een
noodoproep te plaatsen.
• Vervang zekeringen altijd door de
voorgeschreven zekeringen. Als u
andere zekeringen gebruikt, kan er
kortsluiting in het circuit optreden en
kan er brand ontstaan.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Wanneer u het systeem gebruikt
terwijl er rook is of sprake is van een
ongewone geur, kan er brand
ontstaan. Stop onmiddellijk met het
gebruik van het systeem en neem
contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
OPMERKING
Voorkomen van schade
Voorkom dat er vloeistof op het paneel
van de toets SOS, enz. komt en sla er
niet tegenaan.
In geval van een storing in het paneel
van de toets SOS, de luidspreker of de
microfoon tijdens een noodoproep of
een handmatige onderhoudscontrole
Het is wellicht niet mogelijk om
noodoproepen te doen, de
systeemstatus te bevestigen of te
communiceren met de medewerker van
het eCall-controlecentrum. Als de
apparatuur beschadigd is, neem dan
contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
1 .3 Noodoproep
61
1
Veiligheid en beveiliging
Page 64 of 522
Overzicht systeem van toegevoegde diensten
Gegevensverwerkingsschema
1De klant activeert de dienst op het
Toyota-klantenportaal en gaat akkoord
met de voorwaarden van de dienst
conform de AVG.
2De server activeert de dienst in de
DCM en bepaalt welke voertuiggegevens
worden verzameld.
3De desbetreffende voertuiggegevens
worden verzameld door de DCM.
4De gegevens worden gedeeld met de
server.
5De gegevens worden opgeslagen op
de server.
6De gegevens worden verwerkt op de
server om de dienst te kunnen leveren.
7De verwerkte gegevens worden aan de
klant gepresenteerd.
Ga naar het Toyota-klantenportaal
voor de lijst van beschikbare
diensten.
1 .3 Noodoproep
62