Page 105 of 522
Controlelampjes
De controlelampjes informeren de bestuurder over de bedrijfsstatus van de verschillende
systemen van de auto.
Controlelampjes Bladzijde
Controlelampje richtingaanwijzersBlz. 216
Controlelampje achterlichtBlz. 221
Controlelampje grootlichtBlz. 222
Controlelampje READYBlz. 205
Controlelampje mistlampen voor (indien aan-
wezig)Blz. 227
Controlelampje mistachterlichtBlz. 227
Controlelampje Automatic High Beam-
systeem (indien aanwezig)Blz. 224
Waarschuwingslampje parkeerremBlz. 217
*1, 2Controlelampje Toyota Parking Assist-sensor
OFF (indien aanwezig)Blz. 302
*1, 2Controlelampje PKSB OFF (indien aanwezig)Blz. 316
Controlelampje S-IPA (indien aanwezig)Blz. 326
*1, 2Controlelampje BSM OFF (indien aanwezig)Blz. 286
2.1 Instrumentenpaneel
103
2
Instrumentenpaneel
Page 106 of 522

Controlelampjes Bladzijde
*1BSM-indicator in de buitenspiegels (indien
aanwezig)Blz. 286, blz. 310
*2Controlelampje RCTA OFF (indien aanwezig)Blz. 310
Controlelampje antidiefstalsysteem (in het
centrale paneel)Blz. 82, blz. 94
*1, 3Controlelampje Traction ControlBlz. 349
*1, 2Controlelampje VSC OFFBlz. 350
*1, 2Waarschuwingslampje PCS (indien aanwezig)Blz. 245
*1Controlelampje PASSENGER AIR BAG (in het
centrale paneel) (indien aanwezig)Blz. 37
*1: Deze lampjes gaan branden als het contact AAN wordt gezet om aan te geven dat er
een systeemcontrole wordt uitgevoerd. Ze gaan uit nadat het hybridesysteem is
ingeschakeld of na enkele seconden. Er kan een storing in een systeem aanwezig zijn als
een lampje niet gaat branden of niet uitgaat. Laat de auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
*2: Het lampje gaat branden wanneer het systeem is uitgeschakeld.
*3: Het lampje knippert om aan te geven dat het systeem in werking is.
2.1 Instrumentenpaneel
104
Page 107 of 522
Op het multi-informatiedisplay weergegeven controlelampjes en symbolen
Controlelampjes Bladzijde*1, 2, 3
Controlelampje Brake Hold-systeem in werkingBlz. 219, blz. 445
*1
Controlelampje stand-bystand Brake Hold-systeemBlz. 219
*4
Controlelampje LTA (indien aanwezig)Blz. 256, blz. 444
Controlelampje snelheidsbegrenzer (indien aanwezig)Blz. 284
Controlelampje cruise controlBlz. 270, blz. 280
Controlelampje cruise control SETBlz. 270, blz. 280
Controlelampje Dynamic Radar Cruise Control (indien
aanwezig)Blz. 270
Controlelampje SPORTBlz. 283
Controlelampje ECO MODEBlz. 283
EV-controlelampjeBlz. 75
Controlelampje EV MODEBlz. 209
Controlelampje lage buitentemperatuurBlz. 107
2.1 Instrumentenpaneel
105
2
Instrumentenpaneel
Page 108 of 522

*1: Deze lampjes gaan branden als het contact AAN wordt gezet om aan te geven dat er
een systeemcontrole wordt uitgevoerd. Ze gaan uit nadat het hybridesysteem is
ingeschakeld of na enkele seconden. Er kan een storing in een systeem aanwezig zijn als
een lampje niet gaat branden of niet uitgaat. Laat de auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
*2: Het lampje gaat branden om aan te geven dat het systeem in werking is.
*3: Het lampje knippert om een storing aan te geven.
*4: Afhankelijk van de bedrijfsconditie wijzigen de kleur en de manier waarop het
controlelampje brandt/knippert.
Symbolen op het multi-informatiedisplay Bladzijde
LaadstroomcontrolelampjeBlz. 440
Waarschuwingslampje lage oliedrukBlz. 440
Waarschuwingslampje hoge koelvloeistoftemperatuurBlz. 443
Smart entry-systeem met startknopBlz. 204
Waarschuwingslampje hybridesysteem oververhitBlz. 486
Brake Override-systeem/wegrijregelingBlz. 443
WAARSCHUWING!
Als een waarschuwingslampje van
een veiligheidssysteem niet gaat
branden
Als een lampje van een
veiligheidssysteem zoals het ABS of het
waarschuwingslampje SRS niet gaat
branden als u het hybridesysteem start,
kan dat betekenen dat deze systemen
niet beschikbaar zijn om u te
beschermen in geval van een ongeval,
waardoor dodelijk of ernstig letsel zou
WAARSCHUWING!(Vervolg)
kunnen ontstaan. Laat de auto nakijken
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
2.1 Instrumentenpaneel
106
Page 109 of 522

2.1.2 Meters en tellers
1Hybridesysteemindicator
Geeft het vermogen of het
regeneratieniveau van het
hybridesysteem weer.
2Multi-informatiedisplay
Geeft de bestuurder een aantal
gegevens met betrekking tot het
rijden. (→Blz. 109)
Geeft bij een storing
waarschuwingsmeldingen weer.
(→Blz. 446)
3Snelheidsmeter
Geeft de rijsnelheid aan.
4Brandstofmeter
Geeft aan hoeveel brandstof er nog in
de tank aanwezig is.
5Display buitentemperatuur
Geeft de buitentemperatuur aan
binnen het bereik -40°C tot 50°C. Het
controlelampje lage
buitentemperatuur gaat branden als
de buitentemperatuur 3°C of lager is.
6Weergave kilometerteller en dagteller:
Geeft de volgende zaken weer.
Kilometerteller:
Geeft de totale afstand weer die met
de auto gereden is.
Dagteller:
Geeft de afstand weer die met de
auto gereden is sinds de teller de
laatste keer op nul is gezet. Dagteller
A en B kunnen onafhankelijk van
elkaar worden gebruikt en
verschillende afstanden weergeven.
7Weergave schakelstand en
schakelprogramma
Geeft de geselecteerde schakelstand
of het geselecteerde schakelbereik
weer. (→Blz. 210, blz. 212)
8Koelvloeistoftemperatuurmeter
Geeft de koelvloeistoftemperatuur
weer.
De eenheden die op de snelheidsmeter zijn aangegeven, kunnen per regio verschillen.
2.1 Instrumentenpaneel
107
2
Instrumentenpaneel
Page 110 of 522

Wijzigen van de weergave
Wanneer u op de toets ODO/TRIP drukt,
wordt geschakeld tussen de
onderwerpen op het display van de
kilometerteller en de dagteller.
Als de dagteller wordt weergegeven,
wordt deze gereset als de toets
ODO/TRIP ingedrukt wordt gehouden.
Tellers en display worden verlicht als
Het contact wordt AAN gezet.
Hybridesysteemindicator
1Laadgebied
Geeft aan dat er energie wordt
teruggewonnen via regeneratief
remmen.
2Hybride eco-gebied
Laat zien dat er niet vaak gebruik
wordt gemaakt van het vermogen van
de benzinemotor. De benzinemotor
wordt automatisch gestopt en
opnieuw gestart onder verschillende
omstandigheden.
3Eco-gebied
Laat zien dat er milieuvriendelijk
wordt gereden.
4Power-gebied
Laat zien dat de grens van een bereik
voor milieuvriendelijk rijden wordt
overschreden (bij rijden op vol
vermogen en dergelijke).
• In de volgende situatie werkt de
hybridesysteemindicator niet.
– Het controlelampje READY brandt
niet.
– De selectiehendel staat in stand P, R
of N.
• Als u probeert om de naald tijdens het
rijden in het Eco-gebied te houden,
rijdt u milieuvriendelijker.
• In het oplaadgebied wordt de
regeneratiestatus
*aangegeven. De
geregenereerde energie wordt
gebruikt om het batterijpakket
(tractiebatterij) te laden.
*: Met “regenereren” wordt in deze
handleiding het omzetten van
bewegingsenergie van de auto in
elektrische energie bedoeld.
Motortoerental
Bij hybrideauto's wordt het motortoerental
nauwkeurig aangestuurd, vooral om het
brandstofverbruik te verlagen en de
uitstoot van schadelijke stoffen te
beperken. Het kan voorkomen dat het
weergegeven motortoerental varieert,
terwijl de rijomstandigheden gelijk blijven.
Weergave buitentemperatuur
• Onder de volgende omstandigheden
wordt mogelijk niet de juiste
buitentemperatuur weergegeven of
duurt het langer voordat de weergave
wordt gewijzigd.
– Wanneer de auto stilstaat of met
lage snelheid rijdt (lager dan
25 km/h)
– Wanneer de buitentemperatuur
plotseling verandert (bijvoorbeeld
bij het in- of uitrijden van een
garage of tunnel)
2.1 Instrumentenpaneel
108
Page 111 of 522

• Wanneer “--” wordt weergegeven, zit
er mogelijk een storing in het
systeem. Laat de auto nakijken door
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Afstellen van de klok (indien aanwezig)
De klok kan worden ingesteld op het
scherm van het multimediasysteem.
Raadpleeg de handleiding voor het
navigatie- en multimediasysteem of de
handleiding voor het multimediasysteem.
OPMERKING
Voorkomen van schade aan de motor
en onderdelen ervan
Als de naald van de
koelvloeistoftemperatuurmeter in het
rode gebied (H) staat, kan de motor
oververhit zijn. Breng in dat geval de
auto zo snel mogelijk op een veilige
plaats tot stilstand en controleer de
motor nadat deze volledig is afgekoeld.
(→Blz. 484)
2.1.3 Multi-informatiedisplay
Informatie op display
Het multi-informatiedisplay verschaft de
bestuurder uiteenlopende gegevens met
betrekking tot de auto.
• Menu-iconen
Geeft de volgende informatie weer
wanneer een icoon is geselecteerd.
(→Blz. 110)Afhankelijk van de situatie wordt
bepaalde informatie mogelijk
automatisch weergegeven.
Rij-informatie
Hiermee kunnen allerlei gegevens met
betrekking tot het rijden worden
weergegeven. (→Blz. 110)
Aan navigatiesysteem gekoppelde
weergave (indien aanwezig)
Hiermee kan de volgende aan het
navigatiesysteem gekoppelde
informatie worden weergegeven.
• Routebegeleiding
• Kompasdisplay (weergave noorden
boven/weergave rijrichting boven)
Aan audiosysteem gekoppelde
weergave (indien aanwezig)
Hiermee kunt u een audiobron of
nummer selecteren op het
instrumentenpaneel met behulp van de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel.
Informatie over ondersteunend
systeem (indien aanwezig)
Hiermee kan de werkingsstatus van de
volgende systemen worden
weergegeven:
• LTA (Lane Tracing Assist) (→blz. 255)
• Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik (→blz. 269)
• RSA (Road Sign Assist) (→blz. 265)
Weergave waarschuwingsmelding
Hiermee kunnen
waarschuwingsmeldingen en te nemen
maatregelen worden weergegeven als
een storing wordt gesignaleerd.
(→Blz. 446)
Weergave instellingen
Hiermee kunnen de instellingen van de
weergave van het instrumentenpaneel
en de bedieningsinstelling van bepaalde
voertuigfuncties worden gewijzigd.
(→Blz. 111)
2.1 Instrumentenpaneel
109
2
Instrumentenpaneel
Page 112 of 522

Bedienen van de bedieningstoetsen van
het instrumentenpaneel
Het multi-informatiedisplay wordt
bediend met de bedieningstoetsen van
het instrumentenpaneel.
1Terugkeren naar het vorige scherm
2Enter/instellen
3Een item selecteren/pagina wijzigen
Rij-informatie
•
Actueel brandstofverbruik
(zoneweergave/numerieke weergave)*1
Geeft het actuele brandstofverbruik weer.
• Gemiddeld brandstofverbruik (sinds resetten*2/sinds starten/sinds tanken)*1
Geeft het gemiddelde brandstofverbruik
weer sinds respectievelijk het resetten
van de functie, het starten van het
hybridesysteem en het tanken
Het weergegeven gemiddelde
brandstofverbruik is een globale waarde.
• Gemiddelde rijsnelheid (
sinds
resetten*2/sinds starten)*1
Geeft de gemiddelde rijsnelheid weer
sinds respectievelijk het resetten van de
functie en het starten van het
hybridesysteem
• Verstreken tijd (
sinds
resetten*2/sinds starten)*1
Geeft de verstreken tijd weer sinds
respectievelijk het resetten van de
functie en het starten van het
hybridesysteem• Afstand (
actieradius/sinds starten)*1
Geeft respectievelijk de berekende
maximale afstand weer die nog kan
worden gereden met de resterende
brandstof en de gereden afstand sinds
het starten van het hybridesysteem.
– Deze afstand wordt berekend op
basis van het gemiddelde
brandstofverbruik. Hierdoor kan de
werkelijke afstand die nog kan
worden gereden, afwijken van de
weergegeven afstand.
– Als er een kleine hoeveelheid
brandstof wordt getankt, wordt de
weergave mogelijk niet bijgewerkt.
Zet bij het tanken het contact UIT.
Als brandstof wordt getankt terwijl
het contact niet UIT staat, wordt de
weergave mogelijk niet bijgewerkt.
• Energiemonitor
→blz. 114
• Snelheidsmeter
Geeft de rijsnelheid aan.
• G-monitor
→blz. 113
• Verhouding rijden in EV-modus
Geeft de verhouding weer van de tijd die
is gereden in EV-modus. (→Blz. 112)
• Display uit
Er wordt een leeg scherm weergegeven.
*1: Kan worden geregistreerd als
Rij-informatie 1 en 2. (→Blz. 111)
*2: Resetprocedures
– Selecteer een te resetten functie
m.b.v. de bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel en houd
vervolgens
ingedrukt om te
resetten.
– Als er meer dan één te resetten
functie is, worden er naast die
functies selectievakjes
weergegeven.
2.1 Instrumentenpaneel
110