Page 97 of 522

Sluit de portieren, de achterklep en de
motorkap en vergrendel alle portieren
met de instapfunctie (indien aanwezig) of
de afstandsbediening. Na 30 seconden
wordt het systeem automatisch
ingeschakeld.
Het systeem is ingeschakeld zodra het
controlelampje niet meer constant
brandt maar knippert.
Deactiveren of uitschakelen van het
alarm
Het alarm kan op een van de volgende
manieren worden gedeactiveerd.
• Ontgrendel de portieren met de
instapfunctie (indien aanwezig) of de
afstandsbediening.
• Schakel het hybridesysteem in. (Het
alarm wordt na enkele seconden
gedeactiveerd of uitgeschakeld.)
Onderhoud van het systeem
De auto is voorzien van een
onderhoudsvrij alarmsysteem.
Zaken die gecontroleerd moeten
worden alvorens de auto te
vergrendelen
Controleer onderstaande zaken om
ongewild activeren van het alarm en
diefstal te voorkomen.
• Er is niemand in de auto.
• De zijruiten zijn gesloten voordat het
alarm wordt ingeschakeld.
• Er zijn geen waardevolle spullen of
persoonlijke zaken in de auto
achtergebleven.
Activeren van het alarm
Het alarm kan in de volgende situaties
geactiveerd worden:
(Door het stopzetten van het alarm
wordt het systeem gedeactiveerd.)• De portieren worden ontgrendeld met
de mechanische sleutel.
• Een persoon in de auto opent een
portier, de achterklep of de motorkap
of ontgrendelt de auto met de
vergrendelknop aan de binnenzijde.
• De 12V-accu wordt opgeladen of
vervangen terwijl de auto is
vergrendeld. (→Blz. 483)
2ZR-FXE motor
1 .5 Antidiefstalsysteem
95
1
Veiligheid en beveiliging
Page 98 of 522

M20A-FXS motor
Door alarmsysteem bediende
portiervergrendeling
In de volgende gevallen worden,
afhankelijk van de situatie, de portieren
automatisch vergrendeld om potentiële
indringers buiten de auto te houden:
• Wanneer een in de auto
achtergebleven persoon het portier
ontgrendelt en het alarm wordt
geactiveerd.
• Terwijl het alarm is geactiveerd,
ontgrendelt een in de auto
achtergebleven persoon het portier.
• Bij het opladen of vervangen van de
12V-accu
OPMERKING
Ervoor zorgen dat het systeem goed
werkt
Verander of verwijder het systeem niet.
Na veranderen of verwijderen kan de
juiste werking van het systeem niet
worden gegarandeerd.
Inbraaksensor (indien aanwezig)
De inbraaksensor signaleert indringers of
een beweging in de auto.
Dit systeem is ontworpen om diefstal te
voorkomen, maar een optimale
beveiliging tegen elke vorm van inbraak
kan niet worden gegarandeerd.Inschakelen van de inbraaksensor
Als het alarm wordt ingeschakeld, wordt
de inbraaksensor automatisch
ingeschakeld. (→Blz. 94)
Uitschakelen van de inbraaksensor
Als u huisdieren of bewegende
voorwerpen in de auto achterlaat, moet u
ervoor zorgen dat u de inbraaksensor
uitschakelt voordat u het alarm instelt,
omdat deze sensor reageert op
bewegingen in de auto.
1. Zet het contact UIT.
2. Druk op de schakelaar voor het
uitschakelen van de sensor van het
antidiefstalsysteem.
Er verschijnt een melding op het
multi-informatiedisplay.
De inbraaksensor zal iedere keer dat
het contact AAN wordt gezet, worden
ingeschakeld.
Uitschakelen en automatisch opnieuw
inschakelen van de inbraaksensor
• Het alarm kan zelfs worden
ingeschakeld wanneer de
inbraaksensor is uitgeschakeld.
• Druk op de startknop of ontgrendel de
portieren met de instapfunctie (indien
aanwezig) of de afstandsbediening
om de inbraaksensor opnieuw in te
schakelen.
• De inbraaksensor wordt automatisch
opnieuw ingeschakeld wanneer het
alarmsysteem is uitgeschakeld.
1 .5 Antidiefstalsysteem
96
Page 99 of 522

Informatie over de inbraaksensor
De sensor activeert in de volgende
gevallen mogelijk het alarm:
• Er bevinden zich nog personen of
huisdieren in de auto.
• Er is een zijruit geopend.
In dit geval registreert de sensor
mogelijk het volgende:
–
Wind of beweging van voorwerpen,
zoals bladeren en insecten, in de auto
– Ultrasoongolven van apparaten,
zoals de inbraaksensoren van
andere auto's
– Het bewegen van mensen buiten de
auto• Loshangende voorwerpen in de auto,
zoals accessoires die los aan de
handgrepen hangen.
• De auto is geparkeerd op een plek
waar extreme trillingen of geluiden
optreden, zoals in een parkeergarage.
• Er wordt ijs of sneeuw van de auto
verwijderd, waardoor de auto
herhaaldelijk wordt blootgesteld aan
schokken of trillingen.
• De auto staat in een wasstraat of een
hogedruk-wasinstallatie.
• De auto is blootgesteld aan schokken
die het gevolg zijn van hagel, onweer
of andere van buitenaf komende
herhaalde schokken of trillingen.
OPMERKING
Ervoor zorgen dat de inbraaksensor
goed werkt
• Raak de sensoren niet aan en bedek ze
ook niet, omdat hierdoor de werking
van de sensoren in negatieve zin
beïnvloed kan worden.
1 .5 Antidiefstalsysteem
97
1
Veiligheid en beveiliging
Page 100 of 522
OPMERKING(Vervolg)
• Spuit geen luchtverfrisser of andere
producten rechtstreeks in de
openingen van de sensoren.
• Als u andere accessoires installeert
dan originele Toyota-onderdelen of
wanneer u voorwerpen achterlaat
tussen de bestuurdersstoel en de
stoel van de voorpassagier, werkt de
inbraaksensor mogelijk minder goed.
1.5.4 Antidiefstallabels*
*: Indien aanwezig
Deze labels moeten de kans op diefstal van
de auto beperken door het vergemakkeli-
jken van de opsporing van onderdelen van
gestolen auto's.
Deze mogen wettelijk niet worden
verwijderd.
1 .5 Antidiefstalsysteem
98
Page 101 of 522
2.1 Instrumentenpaneel...........100
2.1.1 Waarschuwingslampjes en
controlelampjes..........100
2.1.2Metersentellers..........107
2.1.3 Multi-informatiedisplay......109
2.1.4 Energiemonitor/verbruiksscherm .114
Instrumentenpaneel2
99
Page 102 of 522
2.1 Instrumentenpaneel
2.1.1 Waarschuwingslampjes en controlelampjes
De waarschuwingslampjes en controlelampjes op het instrumentenpaneel, het
middenpaneel en de buitenspiegels informeren de bestuurder over de status van de
diverse systemen van de auto. Om de functie van alle lampjes uit te leggen, zijn in de
volgende afbeelding alle waarschuwingslampjes en controlelampjes brandend
afgebeeld.
De eenheden op de snelheidsmeter en enkele controlelampjes kunnen, afhankelijk van
het beoogde land van aflevering, afwijken.
Waarschuwingslampjes
Waarschuwingslampjes informeren de bestuurder over storingen in de aangegeven
systemen van de auto.
Waarschuwingslampjes Bladzijde
*1Waarschuwingslampje remsysteem (rood)Blz. 442
*1MotorcontrolelampjeBlz. 443
*1Waarschuwingslampje SRSBlz. 443
*1Waarschuwingslampje ABSBlz. 443
2.1 Instrumentenpaneel
100
Page 103 of 522
Waarschuwingslampjes Bladzijde
*1Waarschuwingslampje elektrische stuurbe-
krachtiging (rood)Blz. 443
*1Waarschuwingslampje elektrische stuurbe-
krachtiging (geel)Blz. 443
*1, 2Controlelampje Toyota Parking Assist-sensor
OFF (indien aanwezig)Blz. 443
*1, 2Controlelampje PKSB OFF (indien aanwezig)Blz. 443
*2Controlelampje RCTA OFF (indien aanwezig)Blz. 444
*1, 3Controlelampje Traction ControlBlz. 444
*1Waarschuwingslampje remsysteem (geel)Blz. 444
*1, 4Waarschuwingslampje PCS (indien aanwezig)Blz. 444
*2Waarschuwingslampje parkeerremBlz. 445
Waarschuwingslampje laag brandstofniveauBlz. 445
Controlelampje bestuurders- en voorpassa-
giersgordelBlz. 445
Controlelampje achterpassagiersgordels (op
het centrale paneel)Blz. 445
2.1 Instrumentenpaneel
101
2
Instrumentenpaneel
Page 104 of 522
Waarschuwingslampjes Bladzijde
*1Waarschuwingslampje lage bandenspanningBlz. 445
*1: Deze lampjes gaan branden als het contact AAN wordt gezet om aan te geven dat er
een systeemcontrole wordt uitgevoerd. Ze gaan uit nadat het hybridesysteem is
ingeschakeld of na enkele seconden. Er kan een storing in een systeem aanwezig zijn als
een lampje niet gaat branden of niet uitgaat. Laat de auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
*2: Het lampje knippert om een storing aan te geven.
*3: Het lampje gaat branden om een storing aan te geven.
*4: Het lampje knippert of brandt om een storing aan te geven.
2.1 Instrumentenpaneel
102