Page 313 of 522

Als “RCTA Unavailable.” (RCTA niet
beschikbaar) wordt weergegeven op
het multi-informatiedisplay
Water, sneeuw, modder, enz. hopen zich
mogelijk op in de buurt rondom de sensor
in de bumper (→blz. 297). Wanneer het
water, de sneeuw, de modder, enz.
rondom de sensor in de bumper wordt
verwijderd, moet het systeem weer
normaal gaan werken. Ook werkt
mogelijk de sensor niet normaal bij
extreem warm of koud weer.Wanneer “RCTA Malfunction Visit Your
Dealer.” (Storing in RCTA. Ga naar uw
dealer) op het multi-informatiedisplay
wordt weergegeven
Er zit mogelijk een storing in de sensor of
de sensor is niet goed uitgelijnd. Laat de
auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
Radarsensoren opzij achter
→Blz. 297
RCTA
De RCTA werkt wanneer de achteruitversnelling is ingeschakeld. Hij kan andere auto's
signaleren die van rechts of links achter naderen. Hij maakt gebruik van radarsensoren om
de bestuurder te waarschuwen voor de aanwezigheid van andere auto's: de indicatoren in
de buitenspiegels gaan knipperen en er klinkt een zoemer.
1Naderende auto's
2Detectiegebieden
WAARSCHUWING!
Waarschuwingen met betrekking tot
het gebruik van het systeem
Vertrouw niet blindelings op het
systeem, aangezien er een grens is aan
de mate van nauwkeurigheid bij de
herkenning en de ondersteunende
mogelijkheden die dit systeem kan
bieden. Het is altijd de
verantwoordelijkheid van de
bestuurder om de omgeving van de
auto in de gaten te houden en veilig te
rijden. (→Blz. 299)
WAARSCHUWING!(Vervolg)
Ervoor zorgen dat het systeem goed
werkt
→Blz. 297
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
311
4
Rijden
Page 314 of 522

Detectiegebieden RCTA
Hieronder staan de gebieden aangegeven waarin voertuigen kunnen worden
gesignaleerd.
Om ervoor te zorgen dat de bestuurder een consistente reactietijd heeft, kan de zoemer
een waarschuwing geven voor snellere auto's die verder weg zijn.
Bijvoorbeeld:
Naderende auto Snelheid1
Afstand waarschuwing (bij
benadering)
Snel 28 km/h 20 m
Langzaam 8 km/h 5,5 m
De RCTA werkt wanneer
De RCTA werkt wanneer aan alle
onderstaande voorwaarden wordt
voldaan:
• Het RCTA-systeem is ingeschakeld.
(→Blz. 310)
• De selectiehendel staat in stand R.
• De rijsnelheid lager is dan ongeveer
8 km/h.
•
De rijsnelheid van de naderende auto
tussen ongeveer 8 km/h en 28 km/h ligt.
Aanpassen van het zoemervolume
→Blz. 304
Dempen van het geluid van een
zoemer
→Blz. 304Situaties waarin het systeem geen
auto signaleert
De RCTA is niet ontworpen om de
volgende typen voertuigen en/of
objecten te signaleren:
• Auto's die direct van achteren naderen
• Voertuigen die achteruit inparkeren in
een parkeerruimte naast uw auto
• Voertuigen die niet kunnen worden
gesignaleerd door de sensoren als
gevolg van obstakels
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
312
Page 315 of 522

• Vangrails, muren, bebording,
geparkeerde auto's en vergelijkbare
stilstaande objecten
*
• Kleine motorfietsen, fietsen,
voetgangers, enz.*
•Voertuigen die van de auto af bewegen
• Voertuigen die naderen vanuit
parkeerruimtes naast uw auto*
• De afstand tussen de sensor en de
naderende auto wordt te klein
*: Afhankelijk van de omstandigheden
wordt er mogelijk een auto en/of object
gesignaleerd.
Situaties waarin het systeem mogelijk
niet goed werkt
Onder de volgende omstandigheden
signaleert de RCTA auto's mogelijk niet
correct:
• Als de sensor niet goed is uitgelijnd
doordat de sensor of de omgeving
ervan is blootgesteld aan hevige
schokken
• Wanneer de sensor of de omgeving
ervan op bovenstaande positie op de
achterbumper is bedekt door modder,
sneeuw of ijs of wanneer er een
sticker op is geplakt
• Bij het rijden op een nat wegdek als
gevolg van slecht weer, zoals zware
regenval, sneeuw, of mist
• Wanneer meerdere auto's naderen
met slechts weinig ruimte tussen elke
auto
• Wanneer een auto met hoge snelheid
nadert
• Als er uitrusting die een sensor kan
hinderen, zoals een sleepoog,
bumperbeschermer (een extra
beschermstrip, enz.), fietsendrager of
sneeuwploeg, is geplaatst• Bij het achteruitrijden op een helling
met een grote verandering in het
hellingspercentage
• Bij het onder een scherpe hoek
achteruit uitrijden van een
parkeerplaats
• Bij het rijden met een aanhangwagen
• Bij een duidelijk verschil in hoogte
tussen uw auto en de auto die binnen
het detectiegebied komt
• Wanneer een sensor of de omgeving
van een sensor zeer heet of koud is
• Als de wielophanging is gewijzigd of
als er een andere maat banden dan
voorgeschreven is gemonteerd
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
313
4
Rijden
Page 316 of 522
• Als de voorzijde van de auto omhoog
of omlaag staat door de belading van
de auto
• Wanneer u achteruitrijdend een bocht
maakt
• Wanneer een voertuig een bocht
maakt in het detectiegebied
Situaties waarin het systeem mogelijk
werkt, zelfs als er geen kans op een
aanrijding is
Onder de volgende omstandigheden is
de kans dat de RCTA onnodig een
voertuig en/of object signaleert groter:•Wanneer de parkeerplaats uitkijkt op een
straat en er auto's over die straat rijden
•Wanneer de afstand tussen uw auto en
metalen objecten, zoals een vangrail,
muur, verkeersbord of geparkeerd
voertuig, die mogelijk elektrische golven
richting de achterzijde van de auto
reflecteren, kort is
•Als er uitrusting die een sensor kan
hinderen, zoals een sleepoog,
bumperbeschermer (een extra
beschermstrip, enz.), fietsendrager of
sneeuwploeg, is geplaatst
• Wanneer een voertuig uw auto van
opzij passeert
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
314
Page 317 of 522

• Wanneer een gesignaleerde
naderende auto een bocht maakt
•
Als er zich ronddraaiende objecten, zoals
een ventilator van een airco-unit, in de
buurt van de auto bevinden
• Als er water op de achterbumper spat
of gespoten wordt, bijvoorbeeld van
een sproeier
• In geval van bewegende objecten
(vlaggen, uitlaatgassen, grote
regendruppels of sneeuwvlokken,
plassen op het wegdek, enz.)
• Wanneer de afstand tussen uw auto
en een vangrail, muur, enz. die het
detectiegebied binnenkomt kort is
• Roosters en goten
• Wanneer een sensor of de omgeving
van een sensor zeer heet of koud is
• Als de wielophanging is gewijzigd of
als er een andere maat banden dan
voorgeschreven is gemonteerd
• Als de voorzijde van de auto omhoog
of omlaag staat door de belading van
de auto
4.5.12 PKSB (Parking Support
Brake)*
*: Indien aanwezig
Het Parking Support Brake-systeem
bestaat uit de volgende functies die
werken bij rijden met een lage snelheid
of achteruitrijden, bijvoorbeeld bij het
parkeren. Wanneer het systeem
oordeelt dat de kans op een aanrijding
met een object groot is, wordt er een
waarschuwing geactiveerd om de
bestuurder aan te sporen om uit te
wijken. Wanneer het systeem oordeelt
dat de kans op een aanrijding met een
gesignaleerd object zeer groot is,
worden de remmen automatisch
bekrachtigd om te helpen een
aanrijding te voorkomen of om de
impact van een aanrijding te helpen
verminderen.
PKSB-systeem (Parking Support Brake)
Parking Support Brake-functie (voor
stilstaande objecten)
Er worden ultrasoonsensoren gebruikt
om bij rijden met een lage snelheid of
achteruitrijden stilstaande objecten,
zoals een muur, te signaleren in het
detectiegebied. (→Blz. 320)
Parking Support Brake-functie (voor
voertuigen die achterlangs rijden)
(indien aanwezig)
Er worden radarsensoren achter gebruikt
om bij achteruitrijden naderende auto's in
het detectiegebied achter de auto te
signaleren. (→Blz. 322)
Inschakelen/uitschakelen van de
Parking Support Brake
De Parking Support Brake kan worden
ingeschakeld/uitgeschakeld via het
multi-informatiedisplay. Gebruik de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om de Parking
Support Brake in of uit te schakelen.
(→Blz. 110)
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
315
4
Rijden
Page 318 of 522

1. Druk op < of > van de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel en selecteer
.
2. Druk op∧of∨van de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel en selecteer
.
3. Druk op
van de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om het systeem
in of uit te schakelen.
Wanneer de Parking Support Brake
wordt uitgeschakeld, gaat het
controlelampje PKSB OFF (→blz. 103)
branden.
Als het systeem is uitgeschakeld en u
het weer wilt inschakelen, selecteer dan
op het multi-informatiedisplay,
selecteeren vervolgens “On” (aan).
Als het systeem door middel van deze
methode is uitgeschakeld, wordt het
niet automatisch weer ingeschakeld
nadat het contact UIT en weer AAN is
gezet.
Weergaven en zoemers voor
begrenzingsregeling hybridesysteem
en remregeling
Als de begrenzingsregeling van het hybri-
desysteem of de remregeling in werking is,
klinkt een zoemer en wordt een melding
weergegeven op het multi-informatie-
display om de bestuurder te waarschuwen.
Afhankelijk van de situatie werkt de begren-
zingsregeling van het hybridesysteem om
hetzij de acceleratie te begrenzen hetzij het
vermogen zo veel mogelijk te beperken.
• De begrenzingsregeling van het
hybridesysteem is in werking
(begrenzing acceleratie)Het systeem begrenst sneller
accelereren dan een bepaalde waarde.
Multi-informatiedisplay: “Object
Detected Acceleration Reduced.”
(Object gesignaleerd, acceleratie
begrensd)
Controlelampje PKSB OFF: Brandt niet
Zoemer: Klinkt niet
• De begrenzingsregeling van het
hybridesysteem is in werking
(vermogen zo veel mogelijk beperkt)
Het systeem heeft bepaald dat er
harder moet worden geremd dan
normaal.
Multi-informatiedisplay: BRAKE!
(Remmen!)
Controlelampje PKSB OFF: Brandt niet
Zoemer: Kort piepsignaal
• De remregeling is in werking
Het systeem heeft bepaald dat een
noodstop noodzakelijk is
Multi-informatiedisplay: BRAKE!
(Remmen!)
Controlelampje PKSB OFF: Brandt niet
Zoemer: Kort piepsignaal
• Auto tot stilstand gebracht door de
werking van het systeem
De auto is tot stilstand gebracht door
de remregeling.
Multi-informatiedisplay: “Switch to
Brake.” (Trap het rempedaal in) (Als
het gaspedaal niet is ingetrapt, wordt
“Press brake pedal” (Trap het
rempedaal in) weergegeven.)
Controlelampje PKSB OFF: Brandt
Zoemer: Kort piepsignaal
Overzicht systeem
Als de Parking Support Brake bepaalt dat er een risico op een aanrijding met een
gesignaleerd object of een voetganger bestaat, wordt het vermogen van het
hybridesysteem verminderd om een toename van de rijsnelheid te beperken.
(Begrenzingsregeling hybridesysteem: zie afbeelding 2.) Bovendien treedt wanneer u het
gaspedaal ingetrapt blijft houden automatisch het remsysteem in werking om de
rijsnelheid te verlagen. (Remregeling: zie afbeelding 3.)
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
316
Page 319 of 522
• Afbeelding 1: Wanneer de PKSB (Parking Support Brake) wordt uitgeschakeld
1Vermogen hybridesysteem
2Remkracht
3Tijd
• Afbeelding 2: Wanneer de begrenzingsregeling voor het hybridesysteem in werking is
1Vermogen hybridesysteem
2Remkracht
3Tijd
4Begrenzingsregeling hybridesysteem
treedt in werking
5Systeem bepaalt dat de kans op een
aanrijding met een gesignaleerd object
groot is
6Vermogen hybridesysteem
gereduceerd
7Voorbeeld: multi-informatiedisplay:
BRAKE! (REMMEN!)
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
317
4
Rijden
Page 320 of 522

• Afbeelding 3: Wanneer de remregeling in werking is
1Vermogen hybridesysteem
2Remkracht
3Tijd
4Begrenzingsregeling hybridesysteem
treedt in werking
5Systeem bepaalt dat de kans op een
aanrijding met een gesignaleerd object
groot is
6Vermogen hybridesysteem
gereduceerd
7Systeem bepaalt dat de kans op een
aanrijding met een gesignaleerd object
zeer groot is
8Remregeling treedt in werking
9Kracht remregeling vergroot
10Voorbeeld: multi-informatiedisplay:
BRAKE! (REMMEN!)
11Voorbeeld: multi-informatiedisplay:
“Switch to Brake.” (Trap het rempedaal in)
Als de Parking Support Brake in
werking is getreden
Als de auto is stilgezet door de werking
van de Parking Support Brake, wordt de
Parking Support Brake uitgeschakeld en
gaat het controlelampje PKSB OFF
branden. Als de Parking Support Brake
onnodig in werking treedt, kan de
remregeling worden geannuleerd door
het rempedaal in te trappen of door
ongeveer 2 seconden te wachten totdat
deze automatisch wordt geannuleerd.
Vervolgens kunt u verder rijden door het
gaspedaal in te trappen.Opnieuw inschakelen van de Parking
Support Brake
Wanneer de Parking Support Brake is
uitgeschakeld door de werking ervan,
kunt u zelf het systeem weer inschakelen
(→blz. 315) of het contact UIT en
vervolgens weer AAN zetten.
Bovendien wordt het systeem weer
automatisch ingeschakeld en gaat het
controlelampje PKSB OFF uit, als aan een
van onderstaande voorwaarden wordt
voldaan:
• Stand P is geselecteerd
• Het obstakel bevindt zich niet langer
in de rijrichting van de auto.
• De rijrichting van de auto wijzigt
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
318