Page 257 of 522

– Regio A: Wanneer er onvoldoende
ruimte is waar de auto veilig en
onbelemmerd in kan rijden
– Regio A: Wanneer er tegenliggers
zijn
– Regio A: Wanneer de VSC-functie in
werking is
• In bepaalde situaties, zoals
onderstaande, wordt er mogelijk
onvoldoende remkracht of
stuurkracht(regio A) gegenereerd,
waardoor het systeem niet goed
werkt:
– Als de remfuncties niet optimaal
kunnen functioneren, bijvoorbeeld
doordat onderdelen van het
remsysteem extreem koud of warm,
of nat zijn
– Als de auto niet goed wordt
onderhouden (extreem versleten
remdelen of banden, onjuiste
bandenspanning, enz.)
– Als er met de auto gereden wordt op
grind of een andere gladde
ondergrond
– Bij diepe spoorvorming in het
wegdek
– Als op een helling wordt gereden
– Bij het rijden over wegen met
hellingen links of rechts
Als de VSC is uitgeschakeld
• Als de VSC wordt uitgeschakeld
(→blz. 349), worden ook de Pre-Crash
Brake Assist-functie en de Pre-Crash
Brake-functie uitgeschakeld.
• Het waarschuwingslampje PCS gaat
branden en “VSC Turned OFF.
Pre-Collision Brake System
Unavailable.” (VSC uitgeschakeld,
Pre-Crash Brake-systeem niet
beschikbaar) wordt weergegeven op
het multi-informatiedisplay.4.5.3 LTA (Lane Tracing Assist)*
*: Indien aanwezig
Overzicht van functies
Als wordt gereden op een weg met duideli-
jke witte (gele) rijstrookmarkeringen, waar-
schuwt het LTA-systeem de bestuurder
wanneer de auto de huidige rijstrook of
koers dreigt te verlaten
*. Het systeem kan
ook het stuurwiel enigszins bedienen om te
helpen voorkomen dat de rijstrook of koers
wordt verlaten
*. Wanneer de Dynamic Radar
Cruise Control met volledig snelheidsbereik
is ingeschakeld, bedient dit systeem het
stuurwiel ook om de auto goed op de
rijstrook te houden.
Het LTA-systeem herkent witte (gele)
rijstrookmarkeringen of de rijbaan*met
behulp van de camera voor. Het
detecteert ook voorliggers met behulp
van de camera voor en de radar.
*:De grens tussen asfalt en de kant van de
weg, zoals gras, grond of een stoeprand
WAARSCHUWING!
Voordat u het LTA-systeem gebruikt
• Vertrouw niet uitsluitend op het
LTA-systeem. Het LTA-systeem is
geen systeem dat de auto
automatisch bestuurt of de
hoeveelheid aandacht die moet
worden besteed aan het gebied vóór
de auto beperkt. De bestuurder dient
altijd volledige verantwoordelijkheid
te nemen voor een veilig rijgedrag
door de omgeving steeds goed in de
gaten te houden en het stuurwiel te
bedienen om de rijrichting van de
auto te corrigeren.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
255
4
Rijden
Page 258 of 522

WAARSCHUWING!(Vervolg)
De bestuurder moet ook zorgen voor
voldoende pauzes als hij moe is,
bijvoorbeeld als hij langere tijd heeft
gereden.
• Als u niet op de juiste manier rijdt en
niet goed oplet, kan dat leiden tot
een ongeval met dodelijk of ernstig
letsel tot gevolg.
WAARSCHUWING!
Situaties die niet geschikt zijn voor
gebruik van het LTA-systeem
Gebruik in de volgende gevallen de
toets LTA om het systeem uit te
schakelen. Als u dat niet doet, kan dat
leiden tot een ongeval met dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg.
• Er wordt gereden op een wegdek dat
glad is door regenachtig weer,
sneeuwval, vorst, enz.
• Er wordt gereden op een met sneeuw
bedekte weg.
• Witte (gele) lijnen zijn moeilijk te zien
door regen, sneeuw, mist, stof, enz.
• Er wordt gereden in een tijdelijke
rijstrook of een smalle rijstrook door
wegwerkzaamheden.
• Er wordt gereden in een gebied met
wegwerkzaamheden.
• Er is/zijn een reservewiel,
sneeuwkettingen, enz. gemonteerd.
• Als de banden erg versleten zijn of als
de bandenspanning te laag is.
• Bij het rijden met een aanhangwagen
of tijdens het slepen in een
noodgeval
Voorkomen van storingen in het
LTA-systeem en onbedoeld
uitgevoerde handelingen
• Breng geen wijzigingen aan de
koplampen aan en plak geen stickers
op het lampglas.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
•Breng geen wijzigingen aan de
wielophanging, enz. aan Neem contact
op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige indien de
wielophanging enz. moet worden
vervangen.
• Monteer of plaats geen voorwerpen
op de motorkap of de grille. Monteer
ook geen accessoires aan de
voorzijde van de auto (bullbars, enz.).
• Als uw voorruit gerepareerd moet
worden, neem dan contact op met
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
WAARSCHUWING!
Omstandigheden waaronder de
functies mogelijk niet goed werken
In de volgende situaties werken de
functies mogelijk niet goed, waardoor
de auto zijn rijstrook zou kunnen
verlaten. Houd om veilig te rijden de
omgeving steeds goed in de gaten,
bedien het stuurwiel om de rijrichting
van de auto te corrigeren en vertrouw
niet uitsluitend op de werking van het
systeem.
• Wanneer het display voor rijden met
de volgregeling wordt weergegeven
(→blz. 261) en de voorligger van
rijstrook wisselt. (Uw auto volgt
mogelijk de voorligger en wisselt ook
van rijstrook.)
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
256
Page 259 of 522

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Wanneer het display voor rijden met
de volgregeling wordt weergegeven
(→blz. 261) en de voorligger
slingert. (Mogelijk gaat uw auto
dienovereenkomstig ook slingeren
en verlaat mogelijk de rijstrook.)
• Wanneer het display voor rijden met
de volgregeling wordt weergegeven
(→blz. 261) en de voorligger zijn
rijstrook verlaat. (Uw auto volgt
mogelijk de voorligger en verlaat
mogelijk de rijstrook.)
• Wanneer het display voor rijden met
de volgregeling wordt weergegeven
(→blz. 261) en de voorligger zeer
dicht op de rijstrookmarkering
links/rechts rijdt. (Uw auto volgt
mogelijk de voorligger en verlaat
mogelijk de rijstrook.)
• Er wordt gereden in een scherpe
bocht.
• Er bevinden zich naast de weg
objecten die onterecht kunnen
worden aangezien voor witte (gele)
lijnen (vangrails, reflecterende
palen, enz.).
WAARSCHUWING!
• Er wordt met de auto gereden op een
plaats waar de weg zich splitst,
wegen samenkomen, enz.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Vanwege wegwerkzaamheden
bevinden zich
asfaltreparatiemarkeringen, witte
(gele) lijnen enz. op de weg.
• Er zijn schaduwen op de weg die
parallel lopen aan de witte (gele)
lijnen of deze bedekken.
• Er wordt met de auto gereden in een
gebied zonder witte (gele) lijnen,
zoals voor een tolboom of
kaartautomaat of op een kruising.
• De witte (gele) lijnen zijn
onderbroken of er zijn verhoogde
rijstrookmarkeringen of stenen
aanwezig.
• De witte (gele) lijnen zijn niet of
moeilijk te zien door zand, enz.
• Er wordt met de auto gereden op een
wegdek dat nat is door regen,
plassen, enz.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
257
4
Rijden
Page 260 of 522

WAARSCHUWING!
• De verkeerslijnen zijn geel (waardoor
ze mogelijk moeilijker te herkennen
zijn dan witte lijnen).
• De witte (gele) lijnen lopen over een
stoeprand, enz.
• Er wordt met de auto gereden op een
helder oppervlak, zoals beton.
• Als de rand van de weg niet duidelijk
of niet recht is.
• Er wordt met de auto gereden op een
oppervlak dat helder is als gevolg
van gereflecteerd licht, enz.
• Er wordt met de auto gereden in een
gebied waar de helderheid
plotseling verandert, zoals bij in- en
uitgangen van tunnels.
• Licht van de koplampen van een
tegenligger, de zon, enz. dringt de
camera binnen.
• Er wordt gereden op een helling.
• Er wordt gereden op een weg die
naar links of rechts helt of op een
bochtige weg.
• Er wordt gereden op een onverharde
of ongelijkmatige weg.
• De rijstrook is zeer smal of breed.
• De auto helt sterk over door het
vervoeren van zware bagage of door
een onjuiste bandenspanning.
• De afstand tot de voorligger is
extreem kort.
• De auto beweegt vaak op en neer ten
gevolge van de wegomstandigheden
tijdens het rijden (slechte wegen of
naden in het wegdek).
• Wanneer u met uitgeschakelde
koplampen in een tunnel of in het
donker rijdt of wanneer een koplamp
gedimd wordt doordat het lampglas
vuil of niet goed uitgelijnd is.
• De auto heeft last van zijwind.
• De auto krijgt een windstoot door
een passerend voertuig op een
naastgelegen rijstrook.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• De auto is net van rijstrook gewisseld
of een kruising overgestoken.
• Er worden banden gebruikt met
verschillende structuren of profielen
of van verschillende fabrikanten of
merken.
• Als er een andere maat banden dan
voorgeschreven is gemonteerd
• Er zijn winterbanden, enz.
gemonteerd.
• Er wordt gereden met extreem hoge
snelheden
Functies die zijn opgenomen in het
LTA-systeem
Werking Lane Departure Alert
Wanneer het systeem vaststelt dat de
auto de rijstrook of de rijbaan* dreigt te
verlaten, wordt er een waarschuwing
weergegeven op het multi-
informatiedisplay en klinkt er een
waarschuwingszoemer om de bestuurder
te waarschuwen.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
258
Page 261 of 522

Wanneer de waarschuwingszoemer
klinkt, controleer dan het gebied rondom
uw auto en stuur de auto voorzichtig
terug naar het midden van de rijstrook.
Auto met BSM: Wanneer het systeem
vaststelt dat de auto de rijstrook dreigt te
verlaten en dat de kans op een aanrijding
met een inhalende auto in de
naastgelegen rijstrook groot is, treedt de
Lane Departure Alert in werking, zelfs
wanneer de richtingaanwijzers zijn
ingeschakeld.
*: De grens tussen asfalt en de kant van
de weg, zoals gras, grond of een
stoeprand
Stuurassistentiefunctie
Wanneer het systeem vaststelt dat de
auto de rijstrook of de rijbaan* dreigt te
verlaten, helpt het systeem voor zover
nodig om de auto in de rijstrook te
houden door kortstondig het stuurwiel
licht te bedienen.Auto met BSM: Wanneer het systeem
vaststelt dat de auto de rijstrook dreigt te
verlaten en dat de kans op een aanrijding
met een inhalende auto in de
naastgelegen rijstrook groot is, treedt de
stuurassistentiefunctie in werking, zelfs
wanneer de richtingaanwijzers zijn
ingeschakeld.
*: De grens tussen asfalt en de kant van
de weg, zoals gras, grond of een
stoeprand
Waarschuwingsfunctie slingeren auto
Wanneer de auto in een rijstrook slingert,
klinkt er een zoemer en wordt er een
melding weergegeven op het
multi-informatiedisplay om de
bestuurder te waarschuwen.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
259
4
Rijden
Page 262 of 522

Lane Centering-functie
Deze functie is gekoppeld aan het
Dynamic Radar Cruise Control-systeem
met volledig snelheidsbereik en levert de
benodigde assistentie door het stuurwiel
te bedienen om de auto op zijn huidige
rijstrook te houden.
Als het Dynamic Radar Cruise
Control-systeem met volledig
snelheidsbereik niet werkt, werkt de Lane
Centering-functie niet.
In gevallen waarin de witte (gele)
rijstrookmarkeringen niet (goed) zichtbaar
zijn, bijvoorbeeld wanneer u in een file staat,
treedt deze functie in werking om te helpen
een voorligger te volgen door de positie van
die voorligger in de gaten te houden.
Instellingen LTA-systeem
De Lane Centering-functie aan-/uitzetten
Druk op de toets LTA.
De Lane Centering-functie wordt telkens
wanneer de toets wordt ingedrukt
aan/uit gezet.
De actuele instelling wordt weergegeven
op het multi-informatiedisplay.Lane Centering-functie aan
Lane Centering-functie uit
LTA-systeem uitschakelen
Houd de toets LTA ingedrukt.
Het controlelampje LTA dooft wanneer de
LTA wordt uitgeschakeld.
Druk nogmaals op de toets om het
systeem weer in te schakelen.
De LTA wordt ingeschakeld telkens
wanneer het contact AAN wordt gezet.
De Lane Centering-functie blijft echter
de status (aan/uit) houden die de functie
had voordat het contact UIT werd gezet.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
260
Page 263 of 522

Meldingen op het multi-informatiedisplay
1Controlelampje LTA
Aan de hand van de
verlichtingsstatus van de indicator
wordt de bestuurder geïnformeerd
over de bedrijfsstatus van het
systeem.
Brandt wit: LTA-systeem is in
werking.
Brandt groen: De stuurassistentie van
de stuurassistentiefunctie of de Lane
Centering-functie is in werking.
Knippert oranje: Lane Departure
Alert-functie is in werking.
2Display werking van ondersteuning
stuurwielbediening
Wordt weergegeven wanneer het
multi-informatiedisplay wordt
overgeschakeld op het
informatiedisplay voor
ondersteunende systemen.
Geeft aan dat de stuurassistentie van
de stuurassistentiefunctie of de Lane
Centering-functie in werking is.
Beide buitenkanten van de rijstrook
worden weergegeven: Geeft aan dat
de stuurwielassistentie van de Lane
Centering-functie in werking is.
Eén buitenkant van de rijstrook wordt
weergegeven: Geeft aan dat de
stuurwielassistentie van de
stuurassistentiefunctie in werking is.
Beide buitenkanten van de rijstrook
knipperen: Waarschuwt de
bestuurder dat hij in actie moetkomen om in het midden van de
rijstrook te blijven (Lane
Centering-functie).
3Display Lane Departure Alert-functie
Wordt weergegeven wanneer het
multi-informatiedisplay wordt
overgeschakeld op het
informatiedisplay voor
ondersteunende systemen.
Binnenzijde van de weergegeven lijnen
is wit
Dit geeft aan dat het systeem witte
(gele) lijnen of een rijbaan
*herkent.
Als de auto de rijstrook verlaat,
knippert de witte lijn die wordt
weergegeven aan de zijde waar de
auto de strook verlaat oranje.
Binnenzijde van de weergegeven lijnen
is zwart
Dit geeft aan dat het systeem witte
(gele) lijnen of een rijbaan
*niet kan
herkennen of tijdelijk is
uitgeschakeld.
*: De grens tussen asfalt en de kant
van de weg, zoals gras, grond of een
stoeprand
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
261
4
Rijden
Page 264 of 522

4Display rijden met de volgregeling
Wordt weergegeven wanneer het
multi-informatiedisplay wordt
overgeschakeld op het
informatiedisplay voor
ondersteunende systemen.
Geeft aan dat de stuurassistentie van
de Lane Centering-functie in werking
is door de positie van de voorligger in
de gaten te houden.
Wanneer het display voor rijden met
de volgregeling wordt weergegeven
en de voorligger in een bepaalde
richting beweegt, doet uw auto
mogelijk hetzelfde. Houd uw
omgeving altijd goed in de gaten te
houden en bedien indien nodig het
stuurwiel om de rijrichting van de
auto te corrigeren en de veiligheid te
garanderen.
Voorwaarden voor werking van de
functies
• Lane Departure Alert-functie
Deze functie werkt wanneer aan alle
onderstaande voorwaarden wordt
voldaan.
– LTA is ingeschakeld.
– De rijsnelheid is ongeveer 50 km/h
of hoger
*1.
– Het systeem herkent witte (gele)
rijstrookmarkeringen of een
rijbaan
*2. (Wanneer slechts aan één
zijde een witte [gele] markering of
een rijbaan
*2wordt herkend, werkt
het systeem uitsluitend voor de
herkende zijde.)
– De breedte van de rijstrook is ten
minste ongeveer 3 m.
– De richtingaanwijzerschakelaar
wordt niet bediend. (Auto's met
BSM: Behalve wanneer een ander
voertuig zich op de rijstrook bevindt
aan de zijde van de bediende
richtingaanwijzer)
– Er wordt niet gereden in een
scherpe bocht.
– Er worden geen systeemstoringen
gesignaleerd. (→Blz. 265)
*1: De functie werkt zelfs als de
rijsnelheid lager is dan ongeveer
50 km/h terwijl de Lane Centering-
functie in werking is.
*2: De grens tussen asfalt en de kant van
de weg, zoals gras, grond of een
stoeprand
• Stuurassistentiefunctie
Deze functie werkt wanneer niet alleen
aan alle werkingsvoorwaarden voor de
Lane Departure Alert-functie wordt
voldaan, maar ook aan alle onderstaande
voorwaarden.
– Er wordt niet in een vastgestelde
mate of sneller geaccelereerd of
gedecelereerd.
– Het stuurwiel wordt niet bediend
met een stuurkracht die geschikt is
voor het veranderen van rijstrook.
– Het ABS, de VSC, de TRC en het PCS
werken niet.
– De TRC of VSC is niet uitgeschakeld.
– De waarschuwing handen van het
stuurwiel wordt niet weergegeven.
(→Blz. 264)
• Waarschuwingsfunctie slingeren auto
Deze functie werkt wanneer aan alle
onderstaande voorwaarden wordt
voldaan.
– De instelling voor “Sway Warning”
(waarschuwing voor slingeren) in
van het multi-informatiedisplay
is ON (aan). (→Blz. 507)
– De rijsnelheid is ongeveer 50 km/h
of hoger.
– De breedte van de rijstrook is ten
minste ongeveer 3 m.
– Er worden geen systeemstoringen
gesignaleerd. (→Blz. 265)
• Lane Centering-functie
Deze functie werkt wanneer aan alle
onderstaande voorwaarden wordt
voldaan.
– LTA is ingeschakeld.
– De instelling voor “Lane Centering”
in
van het multi-
informatiedisplay is ON (aan).
(→Blz. 507)
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
262