Page 209 of 522

Als het controlelampje READY niet
gaat branden
Neem, als het controlelampje READY
niet gaat branden nadat de juiste
procedure voor het starten van de auto
is gevolgd, direct contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Wanneer er een storing in het
hybridesysteem aanwezig is
→Blz. 449
Als de batterij van de elektronische
sleutel ontladen is
→Blz. 420
Bedienen van de startknop
• Als de knop niet kort en krachtig
wordt ingedrukt, wijzigt de stand van
het contact mogelijk niet of wordt het
hybridesysteem niet gestart.
• Als u probeert het hybridesysteem
opnieuw te starten direct nadat het
contact UIT is gezet, dan start het
hybridesysteem in sommige gevallen
mogelijk niet. Wacht nadat u het
contact UIT hebt gezet een paar
seconden voordat u het
hybridesysteem opnieuw start.
Als het Smart entry-systeem met
startknop is uitgeschakeld via de
persoonlijke voorkeursinstellingen
→Blz. 482
WAARSCHUWING!
Starten van het hybridesysteem
Ga altijd op de bestuurdersstoel zitten
alvorens het hybridesysteem te
starten. Trap onder geen enkele
voorwaarde het gaspedaal in bij het
starten van het hybridesysteem. Als u
dat wel doet, kan dat leiden tot een
ongeval met dodelijk of ernstig letsel
tot gevolg.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
Wees voorzichtig tijdens het rijden
Als een storing aan het hybridesysteem
zich voordoet terwijl de auto rijdt,
vergrendel of open de portieren dan
niet totdat de auto veilig en volledig tot
stilstand gekomen is. Als onder deze
omstandigheden het stuurslot wordt
geactiveerd, kan dit leiden tot een
ongeval met dodelijk of ernstig letsel
tot gevolg.
Uitschakelen van het hybridesysteem
in noodgevallen
• Als u in een noodgeval het
hybridesysteem tijdens het rijden
wilt stoppen, houdt u de startknop
langer dan 2 seconden ingedrukt of
drukt u deze minstens 3 keer kort
achter elkaar in. (→Blz. 437) Raak de
startknop echter tijdens het rijden
niet aan, behalve in geval van nood.
Door het uitschakelen van het
hybridesysteem tijdens het rijden
verliest u niet de controle over het
stuurwiel of de remmen. De
stuurbekrachtiging werkt echter niet
meer. Hierdoor zal het sturen veel
zwaarder gaan dan normaal. Zet in
dat geval de auto aan de kant zodra
dit veilig kan.
• Als de startknop wordt bediend
terwijl de auto rijdt, verschijnt er een
waarschuwingsmelding op het
multi-informatiedisplay en klinkt er
een zoemer.
• Druk op de startknop om het
hybridesysteem opnieuw te starten
nadat dit ten gevolge van een
noodsituatie tijdens het rijden is
uitgeschakeld. Wanneer u na het tot
stilstand brengen van de auto het
hybridesysteem opnieuw start, zet
dan de selectiehendel in stand P en
druk vervolgens de startknop in.
4.2 Rijprocedures
207
4
Rijden
Page 210 of 522

OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de
12V-accu
• Laat het contact niet gedurende een
langere periode in stand ACC of AAN
staan terwijl het hybridesysteem niet
is ingeschakeld.
• Als ACCESSORY of IGNITION ON
(contact AAN) op het multi-
informatiedisplay wordt weergegeven
terwijl het hybridesysteem niet in
werking is, is het contact niet UIT.
Verlaat de auto nadat u het contact
UIT hebt gezet.
• Schakel het hybridesysteem niet uit
als de selectiehendel in een andere
stand dan P staat. Als het
hybridesysteem wordt uitgeschakeld
met de selectiehendel in een andere
stand wordt het contact niet UIT maar
in stand ACC gezet. Als de auto wordt
achtergelaten met het contact in
stand ACC, kan de 12V-accu ontladen
raken.
Starten van het hybridesysteem
Indien het hybridesysteem moeilijk
start, laat uw auto dan onmiddellijk
controleren door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Symptomen die kunnen duiden op een
defect in de startknop
Als de startknop anders lijkt te werken
dan normaal, bijvoorbeeld als de knop
iets blijft hangen, kan de startknop
defect zijn. Neem onmiddellijk contact
op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
4.2.2 EV-modus
In de EV-modus wordt er elektrisch
vermogen geleverd door het
batterijpakket (tractiebatterij) en
wordt alleen de elektromotor
(tractiemotor) gebruikt voor de
aandrijving van de auto.
Deze modus is geschikt voor het 's
nachts of in de vroege morgen door
woonwijken rijden of het rijden in een
parkeergarage, enz. zonder dat u zich
zorgen hoeft te maken over
geluidsoverlast of uitlaatgassen. Als
het akoestische
voertuigwaarschuwingssysteem actief
is, maakt de auto mogelijk geluid.
Schakelt EV-modus in/uit
Als de EV-modus wordt ingeschakeld,
gaat het controlelampje EV MODE
branden.
Door in de EV-modus de schakelaar in te
drukken, wordt teruggekeerd naar
normaal rijden (aandrijving door de
benzinemotor en de elektromotor
[tractiemotor]).
Omstandigheden waarin de EV-modus
niet kan worden ingeschakeld
In de volgende gevallen kan de EV-modus
mogelijk niet worden ingeschakeld. Als de
modus niet ingeschakeld kan worden,
klinkt er een zoemer en verschijnt er een
melding op het multi-informatiedisplay.
• Rijsnelheid is hoog.
• Het gaspedaal wordt stevig ingetrapt
of de auto rijdt op een helling, enz.
4.2 Rijprocedures
208
Page 211 of 522

• De temperatuur van het
hybridesysteem is te hoog. De auto
heeft lang in de zon gestaan of na het
oprijden van een helling, het rijden
met hoge snelheid, enz.
• De temperatuur van het
hybridesysteem is te laag. De auto
heeft bijvoorbeeld lang in een
omgeving met een temperatuur lager
dan 0°C gestaan, enz.
• De benzinemotor is aan het
opwarmen.
• Het batterijpakket (tractiebatterij) is
bijna leeg. De resterende capaciteit
van het batterijpakket die op de
energiemonitor wordt aangegeven, is
laag. (→Blz. 114)
• De voorruitverwarming is
ingeschakeld.
De EV-modus inschakelen wanneer de
benzinemotor koud is
Als de benzinemotor nog koud is en het
hybridesysteem wordt gestart, wordt na
korte tijd automatisch de benzinemotor
gestart, zodat deze op temperatuur kan
komen. In dat geval kan de EV-modus
niet worden ingeschakeld. Druk zodra
het hybridesysteem is gestart en het
controlelampje READY brandt en
voordat de benzinemotor start op de
EV-modusschakelaar om de EV-modus
in te schakelen.
Automatische uitschakeling van de
EV-modus
Tijdens het rijden in de EV-modus kan in
de volgende gevallen automatisch de
benzinemotor worden gestart. Als de
EV-modus wordt uitgeschakeld, klinkt
een zoemer en knippert het
controlelampje EV MODE, waarna het
uitgaat.
• Het batterijpakket (tractiebatterij)
raakt leeg. De resterende capaciteit
van het batterijpakket die op de
energiemonitor wordt aangegeven, is
laag. (→Blz. 114)
• Rijsnelheid is hoog.• Het gaspedaal wordt stevig ingetrapt
of de auto rijdt op een helling, enz.
Als het mogelijk is om de bestuurder
vooraf over het automatisch
uitschakelen te informeren, gebeurt dit
met een melding op het
multi-informatiedisplay.
Maximale rijafstand in EV-modus
De maximale rijafstand in de EV-modus
varieert van een paar honderd meter tot
ongeveer 1 km. Er zijn afhankelijk van de
omstandigheden van de auto echter
situaties waarbij de EV-modus niet kan
worden gebruikt. (De maximale
rijafstand is afhankelijk van de
laadtoestand van het batterijpakket
[tractiebatterij] en de
rijomstandigheden.)
Wijzigen van de rijmodus vanuit de
EV-modus
De EV-modus kan worden gebruikt in
combinatie met de ECO-modus en de
SPORT-modus.
De EV-modus kan echter automatisch
uitgeschakeld worden wanneer deze
gebruikt wordt in combinatie met de
SPORT-modus.
Brandstofverbruik
Het hybridesysteem is ontworpen voor
een zo laag mogelijk brandstofverbruik
onder normale rijomstandigheden
(aandrijving door benzinemotor en
elektromotor [tractiemotor]). Als de
EV-modus vaker wordt gebruikt dan
nodig is, zal het brandstofverbruik hoger
zijn.
WAARSCHUWING!
Wees voorzichtig tijdens het rijden
Controleer tijdens het rijden in de
EV-modus zorgvuldig de omgeving van
de auto. Omdat er geen motorgeluiden
zijn, merken voetgangers, fietsers of
andere verkeersdeelnemers en
voertuigen in de omgeving mogelijk
niet dat de auto wegrijdt of hen nadert.
4.2 Rijprocedures
209
4
Rijden
Page 212 of 522

WAARSCHUWING!(Vervolg)
Wees dus tijdens het rijden extra alert.
Wees daarom tijdens het rijden extra
voorzichtig, zelfs als het akoestische
voertuigwaarschuwingssysteem actief is.
4.2.3 Hybridetransmissie (2ZR-FXE motor)
Bedienen van de selectiehendel
Houd, terwijl het contact AAN staat, het rempedaal ingetrapt*en zet de
selectiehendel in een andere stand terwijl u de ontgrendelknop van de schakelblokkering
ingedrukt houdt.
Zet de selectiehendel in een andere stand terwijl u de ontgrendelknop van de
schakelblokkering ingedrukt houdt.
Zet de selectiehendel in een andere stand, zoals u normaliter doet.
Breng de auto altijd eerst geheel tot stilstand en houd het rempedaal ingetrapt voordat u
schakelt tussen stand P en D.
*: Om de selectiehendel vanuit stand P in een andere stand te zetten, moet u het
rempedaal intrappen voordat u de ontgrendelknop van de schakelblokkering indrukt. Als
de ontgrendelknop van de schakelblokkering eerst wordt ingedrukt, wordt de
schakelblokkering niet gedeblokkeerd.
Doel van de schakelstanden
Schakelstand Doel of functie
PParkeren van de auto/
inschakelen van het hy-
bridesysteem
R Achteruit
N Neutraalstand
D Normaal rijden
*
Schakelstand Doel of functie
BStand voor
motorremwerking
*: Zet de selectiehendel onder normale
rijomstandigheden in stand D voor een zo
laag mogelijk brandstofverbruik en een zo
laag mogelijke geluidsproductie.
4.2 Rijprocedures
210
Page 213 of 522

Selecteren van een rijmodus
→Blz. 283
Wanneer er wordt gereden met
ingeschakelde cruise control of
Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik (indien
aanwezig)
Ook wanneer de volgende handelingen
worden uitgevoerd met als doel op de
motor af te remmen, wordt er niet op de
motor afgeremd omdat de cruise control
of Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik niet wordt
uitgeschakeld.
• Als tijdens het rijden in stand D de
sportmodus wordt ingeschakeld.
(→Blz. 283)
Beperken plotseling wegrijden
(wegrijregeling)
→Blz. 193
Schakelblokkeersysteem
Het schakelblokkeersysteem is een
systeem dat voorkomt dat de
selectiehendel tijdens het starten per
ongeluk in een andere stand gezet
wordt. De selectiehendel kan alleen uit
stand P worden gezet wanneer het
contact AAN staat en het rempedaal
wordt ingetrapt.
Als de selectiehendel niet in een
andere stand dan P kan worden gezet
Controleer eerst of het rempedaal is
ingetrapt.
Als de selectiehendel niet in een andere stand
gezet kan worden terwijl u het rem- pedaal
ingetrapt hebt en u de knop van de selectie-
hendelknop indrukt, kan er een probleem
aanwezig zijn in het schakelblokkeersys-
teem. Laat de auto onmid- dellijk nakijken
door een erkende Toyota- dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Met de volgende procedure kan in
noodgevallen de blokkering van de
selectiehendel ongedaan worden gemaakt.
Uitschakelen van de schakelblokkering:
1. Activeer de parkeerrem.
2. Zet het contact UIT.
3. Trap het rempedaal in.
4. Verwijder het deksel. Verwijder het
afdekplaatje met een
sleufkopschroevendraaier. Omwikkel
het uiteinde van de schroevendraaier
met een doek om schade aan het
afdekplaatje te voorkomen.
5. Druk de deblokkeerschakelaar in
terwijl u de knop van de
selectiehendelknop indrukt. De
selectiehendel kan worden verplaatst
als de schakelaar ingedrukt is.
Remwerking van de motor
Wanneer schakelstand B geselecteerd is,
wordt er op de motor afgeremd als u het
gaspedaal loslaat.
4.2 Rijprocedures
211
4
Rijden
Page 214 of 522

•Wanneer er met hoge snelheden wordt
gereden, voelt u, in vergelijking met
normale auto's met een benzinemotor,
de motorremwerking minder.
• Er kan met de auto geaccelereerd
worden zelfs wanneer schakelstand B
geselecteerd is.
Als er continu in stand B wordt gereden,
zal het brandstofverbruik hoog zijn.
Selecteer normaal gesproken stand D.
WAARSCHUWING!
Tijdens het rijden op een glad wegdek
Accelereer of wijzig de stand van de
selectiehendel niet plotseling. Door
plotseling afremmen op de motor kan
de auto in een slip raken, wat kan leiden
tot een ongeval.
Voorkomen van ongevallen bij het
uitschakelen van de schakelblokkering
Activeer de parkeerrem en trap het
rempedaal in alvorens de
deblokkeerschakelaar in te drukken.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
Als per ongeluk het gaspedaal in plaats
van het rempedaal wordt ingetrapt als
de deblokkeerschakelaar wordt
ingedrukt en de selectiehendel uit
stand P wordt gezet, kan de auto
plotseling wegrijden, hetgeen kan
leiden tot een ongeval met dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg.
OPMERKING
Lading batterijpakket (tractiebatterij)
Als de selectiehendel in stand N staat,
wordt het batterijpakket (tractiebatterij)
niet opgeladen. Houd stand N niet
gedurende langere tijd ingeschakeld, om
te voorkomen dat het batterijpakket
leegraakt.
4.2.4 Hybridetransmissie (M20A-FXS motor)
Bedienen van de selectiehendel
Houd, terwijl het contact AAN staat, het rempedaal ingetrapt*en zet de selectiehendel
in een andere stand terwijl u de ontgrendelknop van de schakelblokkering ingedrukt houdt.
Zet de selectiehendel in een andere stand terwijl u de ontgrendelknop van de
schakelblokkering ingedrukt houdt.
Zet de selectiehendel in een andere stand, zoals u normaliter doet.
4.2 Rijprocedures
212
Page 215 of 522

Breng de auto altijd eerst geheel tot stilstand en houd het rempedaal ingetrapt voordat u
schakelt tussen stand P en D.
*: Om de selectiehendel vanuit stand P in een andere stand te zetten, moet u het
rempedaal intrappen voordat u de ontgrendelknop van de schakelblokkering indrukt. Als
de ontgrendelknop van de schakelblokkering eerst wordt ingedrukt, wordt de
schakelblokkering niet gedeblokkeerd.
Doel van de schakelstanden
Schakel-
standDoel of functie
PParkeren van de auto/
inschakelen van het hybri-
desysteem
R Achteruit
NNeutraalstand (Toestand
waarbij het vermogen niet
wordt overgebracht)
D Normaal rijden
*1
SRijden in stand S*2
(→Blz. 214)
*1: Zet de selectiehendel onder normale
rijomstandigheden in stand D voor een zo
laag mogelijk brandstofverbruik en een zo
laag mogelijke geluidsproductie.
*2:Door in stand S een schakelbereik te
selecteren, kunt u de mate van accelereren
en afremmen op de motor beïnvloeden.
Selecteren van een rijmodus
→Blz. 283
Selecteren van het schakelbereik in
stand S
Zet de selectiehendel in stand S. Het
schakelbereik kan worden geselecteerd
met de selectiehendel.
1Opschakelen
2Terugschakelen
Het geselecteerde schakelbereik,
S1 t/m S6, wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
Het standaard schakelbereik in stand
Sis4.
Schakelbereiken en hun functies (stand
S)
• U kunt kiezen uit 6 niveaus voor de
mate van accelereren en afremmen op
de motor.
• Bij een kleiner schakelbereik wordt er
sterker geaccelereerd en op de motor
afgeremd dan bij een groter
schakelbereik en ook neemt het
toerental toe.
Wanneer er wordt gereden met
ingeschakelde cruise control of
Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik (indien
aanwezig)
Ook wanneer de volgende handelingen
worden uitgevoerd met als doel op de
motor af te remmen, wordt er niet op de
motor afgeremd omdat de cruise control
of Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik niet wordt
uitgeschakeld.
• Als er tijdens het rijden in stand S
wordt teruggeschakeld naar 5 of 4.
• Als tijdens het rijden in stand D de
sportmodus wordt ingeschakeld.
(→Blz. 283)
Beperken plotseling wegrijden
(wegrijregeling)
→Blz. 193
1
2
4.2 Rijprocedures
213
4
Rijden
Page 216 of 522

Schakelblokkeersysteem
Het schakelblokkeersysteem is een
systeem dat voorkomt dat de
selectiehendel tijdens het starten per
ongeluk in een andere stand gezet
wordt. De selectiehendel kan alleen uit
stand P worden gezet wanneer het
contact AAN staat en het rempedaal
wordt ingetrapt.
Als de selectiehendel niet in een
andere stand dan P kan worden gezet
Controleer eerst of het rempedaal is
ingetrapt.
Als de selectiehendel niet in een andere
stand gezet kan worden terwijl u het
rempedaal ingetrapt hebt en u de knop
van de selectiehendelknop indrukt, kan
er een probleem aanwezig zijn in het
schakelblokkeersysteem. Laat de auto
onmiddellijk nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Met de volgende procedure kan in
noodgevallen de blokkering van de
selectiehendel ongedaan worden
gemaakt.
Uitschakelen van de schakelblokkering:
1. Activeer de parkeerrem.
2. Zet het contact UIT.
3. Trap het rempedaal in.
4. Verwijder het deksel.
Verwijder het afdekplaatje met een
sleufkopschroevendraaier. Omwikkelhet uiteinde van de schroevendraaier
met een doek om schade aan het
afdekplaatje te voorkomen.
5. Druk de deblokkeerschakelaar in
terwijl u de knop van de
selectiehendelknop indrukt.
De selectiehendel kan worden
verplaatst als de schakelaar ingedrukt
is.
Waarschuwingszoemer bij beperking
terugschakelmogelijkheid (stand S)
Uit veiligheidsoverwegingen en om het
rijgedrag niet in negatieve zin te
beïnvloeden, kan er onder bepaalde
omstandigheden beperkt worden
teruggeschakeld. In sommige
omstandigheden kan er helemaal niet
worden teruggeschakeld met de
selectiehendel. (Er klinkt tweemaal een
zoemer.)
Stand S
• Als het schakelbereik S4 of lager is en
de selectiehendel in de richting van de
+ wordt bewogen, wordt het
schakelbereik S6 ingesteld.
• Schakelt automatisch naar een hoger
schakelbereik voordat het
motortoerental te hoog wordt.
4.2 Rijprocedures
214