Page 193 of 522

4.1 Voordat u gaat rijden..........192
4.1.1Rijdenmetdeauto.........192
4.1.2 Lading en bagage.........198
4.1.3 Rijden met een aanhangwagen . .198
4.2Rijprocedures..............204
4.2.1 Startknop.............204
4.2.2 EV-modus.............208
4.2.3 Hybridetransmissie (2ZR-FXE
motor)...............210
4.2.4 Hybridetransmissie (M20A-FXS
motor)...............212
4.2.5 Richtingaanwijzerschakelaar....215
4.2.6 Parkeerrem............216
4.2.7BrakeHold.............218
4.3 Bedienen van verlichting en
ruitenwissers..............220
4.3.1 Lichtschakelaar..........220
4.3.2 Automatic High Beam
*.......223
4.3.3 Schakelaar mistlampen......226
4.3.4 Ruitenwissers en -sproeiers....227
4.3.5 Achterruitenwisser en -sproeier . .229
4.4Tanken..................229
4.4.1 Openen van de tankdop......229
4.5 Gebruik van de ondersteunende
systemen................232
4.5.1 Toyota Safety Sense
*.......232
4.5.2 PCS (Pre-Crash Safety-systeem)*.244
4.5.3 LTA (Lane Tracing Assist)*.....255
4.5.4 RSA (Road Sign Assist)*......265
4.5.5 Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik
*.....269
4.5.6 Cruise control*...........279
4.5.7 Rijmodus selecteren........282
4.5.8 Snelheidsbegrenzer
*........283
4.5.9 BSM (Blind Spot Monitor)*.....285
4.5.10 Toyota Parking Assist-sensor*. .301
4.5.11 RCTA (Rear Crossing Traffic
Alert)
*..............310
4.5.12 PKSB (Parking Support Brake)*. .315
4.5.13 Parking Support Brake-functie
(voor stilstaande objecten)
*...320
4.5.14 Parking Support Brake-functie
(voor voertuigen die achterlangs
rijden)
*..............3234.5.15 S-IPA (Simple Intelligent Parking
Assist-systeem)
*.........324
4.5.16 GPF-systeem (benzineroetfilter) .347
4.5.17 Ondersteunende systemen....348
4.6Rijtips..................352
4.6.1 Tips voor rijden met een
hybrideauto............352
4.6.2Rijdenindewinter.........353
Rijden4
191
Page 194 of 522

4.1 Voordat u gaat rijden
4.1.1 Rijden met de auto
Volg om veilig te kunnen rijden de
onderstaande procedures:
Starten van het hybridesysteem
→Blz. 204
Rijden
1. Zet met ingetrapt rempedaal de
selectiehendel in stand D. (→Blz. 210,
blz. 212)
2. Deactiveer de parkeerrem.
(→Blz. 216)
Als de parkeerrem in de automatische
modus staat, wordt de parkeerrem
automatisch gedeactiveerd wanneer
de selectiehendel in een andere stand
dan P wordt gezet. (→Blz. 216)
3. Laat het rempedaal geleidelijk
opkomen en trap langzaam het
gaspedaal in om de auto in beweging
te brengen.
Tot stilstand brengen van de auto
1. Trap, terwijl de selectiehendel in stand
D staat, het rempedaal in.
2. Activeer indien nodig de parkeerrem.
Zet de selectiehendel in stand P of N
als de auto langdurig stilstaat.
(→Blz. 210, blz. 212)
Parkeren van de auto
1. Trap, terwijl de selectiehendel in stand
D staat, het rempedaal in.
2. Activeer de parkeerrem (→blz. 216)
en zet de selectiehendel in stand P
(→blz. 210, blz. 212).
Plaats bij het parkeren op een helling
indien nodig wielblokken.
3. Druk op de startknop om het
hybridesysteem te stoppen.
4. Vergrendel de portieren nadat u hebt
gecontroleerd of u de elektronische
sleutel bij u hebt.Wegrijden op een steile helling omhoog
1. Zet met ingetrapt rempedaal de
selectiehendel in stand D.
2. Trek de parkeerremschakelaar
omhoog om de parkeerrem
handmatig te activeren. (→Blz. 216)
3. Laat het rempedaal opkomen en trap
langzaam het gaspedaal in om de auto
in beweging te brengen.
4. Druk de parkeerremschakelaar in om
de parkeerrem handmatig te
deactiveren. (→Blz. 216)
Als u wegrijdt op een helling omhoog
De Hill Start Assist Control wordt
geactiveerd. (→Blz. 348)
Rijden met een gunstig
brandstofverbruik
Houd er rekening mee dat hybrideauto's
vergelijkbaar zijn met conventionele
auto's en dat het belangrijk is dat u niet
plotseling accelereert, enz. (→Blz. 76)
Rijden in de regen
• Rijd voorzichtig als het regent, omdat
het zicht dan minder is, de ruiten
beslagen kunnen zijn en de weg glad
kan zijn.
• Rijd extra voorzichtig wanneer het
begint te regenen, de weg kan dan
immers bijzonder glad zijn.
• Matig uw snelheid bij het rijden in de
regen, tussen band en wegdek kan er
zich dan immers een waterfilm
vormen die het sturen en remmen kan
bemoeilijken.
Beperken van het vermogen van het
hybridesysteem (Brake
Override-systeem)
• Wanneer het gaspedaal en rempedaal
gelijktijdig worden ingetrapt, wordt
het vermogen van het
hybridesysteem mogelijk beperkt.
• Er wordt een waarschuwingsmelding
weergegeven op het multi-
informatiedisplay terwijl het systeem
in werking is.
4.1 Voordat u gaat rijden
192
Page 195 of 522

Beperken plotseling wegrijden
(wegrijregeling)
• Wanneer de onderstaande ongewone
bediening plaatsvindt, wordt het
vermogen van het hybridesysteem
mogelijk beperkt.
–
Wanneer de selectiehendel van R in D/B,
vanD/BinR,vanNinR,vanPinD/Bof
van P in R wordt gezet terwijl het
gaspedaal wordt ingetrapt, verschijnt er
een waarschuwingsmelding op het
multi-informatiedisplay. Lees de op het
multi-informatiedisplay weergegeven
waarschuwingsmelding en volg de
aanwijzing op.
– Wanneer het gaspedaal te diep
wordt ingetrapt terwijl de auto in
zijn achteruit staat.
• Wanneer de wegrijregeling wordt
geactiveerd, heeft uw auto mogelijk
moeite met het wegrijden in modder
of op verse sneeuw. Deactiveer in zo'n
geval de TRC (→blz. 348) om de
wegrijregeling uit te schakelen, zodat
de auto gemakkelijker wegrijdt in
modder of op verse sneeuw.
Inrijden van uw nieuwe Toyota
Voor een maximale levensduur van de
auto adviseren wij rekening te houden
met onderstaande aanwijzingen:
• De eerste 300 km: Voorkom plotseling
sterk afremmen.
• De eerste 800 km: Rijd niet met een
aanhangwagen.
• De eerste 1600 km:
– Rijd niet met extreem hoge
snelheden.
– Vermijd plotseling sterk
accelereren.
– Rijd niet langdurig met een
constante snelheid.
Rijden in het buitenland
Zorg ervoor dat uw auto voldoet aan de
in het desbetreffende land geldende
wettelijke voorschriften en controleer of
de juiste brandstof verkrijgbaar is.
(→Blz. 492)Milieubewust rijden
→Blz. 108
WAARSCHUWING!
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet
in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg hebben.
Bij het starten van de auto
Houd het rempedaal altijd ingetrapt als
de auto stilstaat en het controlelampje
READY brandt. Dit voorkomt kruipen
van de auto.
WAARSCHUWING!
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet
in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg hebben.
Tijdens het rijden
• Zorg ervoor dat u, voordat u wegrijdt,
blindelings het gas- en rempedaal
kunt vinden.
– Als u per ongeluk in plaats van het
rempedaal het gaspedaal intrapt,
zal de auto onverwacht
accelereren, wat een ongeval tot
gevolg kan hebben.
– Bij het achteruitrijden draait u
wellicht uw lichaam, waardoor het
bedienen van de pedalen moeilijk
wordt. Zorg dat u de pedalen altijd
goed kunt bedienen.
– Zorg dat u altijd in de juiste houding
achter het stuur zit, ook als de auto
maar kort hoeft te rijden. Zo kunt u
het rem- en gaspedaal goed
bedienen.
– Trap het rempedaal met uw
rechtervoet in. Wanneer u het
rempedaal met uw linkervoet
intrapt, kan in een noodgeval uw
reactie vertraagd worden, waardoor
een ongeval kan ontstaan.
4.1 Voordat u gaat rijden
193
4
Rijden
Page 196 of 522

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• De bestuurder moet extra goed letten
op voetgangers als de auto alleen
wordt aangedreven door de
elektromotor (tractiemotor).
Aangezien er geen motorgeluiden zijn,
kunnen voetgangers de beweging van
de auto misschien onjuist inschatten.
Hoewel uw auto is voorzien van een
akoestisch
voertuigwaarschuwingssysteem,
dient u voorzichtig te rijden,
aangezien voetgangers in de buurt de
auto mogelijk nog steeds niet
opmerken als er veel omgevingsgeluid
is.
• Rijd niet met de auto over licht
ontvlambare materialen en parkeer de
auto ook niet in de buurt van
dergelijke materialen. Het
uitlaatsysteem en de uitlaatgassen
kunnen zeer heet worden. Deze hete
onderdelen kunnen brand
veroorzaken als er licht ontvlambaar
materiaal aanwezig is.
• Schakel het hybridesysteem tijdens
normaal rijden niet uit. Door het
uitschakelen van het hybridesysteem
tijdens het rijden verliest u niet de
controle over het stuurwiel of de
remmen. De stuurbekrachtiging werkt
echter niet meer. Hierdoor zal het
sturen veel zwaarder gaan dan
normaal. Zet in dat geval de auto aan
de kant zodra dit veilig kan.
In geval van nood echter, bijvoorbeeld
als de auto onmogelijk op de normale
manier tot stilstand kan worden
gebracht:→blz. 437
• Rem bij het afdalen van een steile
helling af op de motor (selectiehendel
in stand B) om een veilige snelheid te
bewaren.
Het continu gebruiken van de remmen
kan leiden tot oververhitting en een
verminderde remwerking. (→Blz. 211,
blz. 214)
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Verstel het stuurwiel, de stoel en de
binnen- en buitenspiegels niet tijdens
het rijden.
Als u dat wel doet, kunt u de macht
over het stuur verliezen.
• Controleer altijd of alle passagiers hun
armen, hoofd en andere
lichaamsdelen binnen de auto
houden.
WAARSCHUWING!
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet
in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg hebben.
Tijdens het rijden op een glad wegdek
• Door plotseling remmen, accelereren
en sturen kunnen de banden hun grip
verliezen, met controleverlies tot
gevolg.
• Door plotseling accelereren,
afremmen op de motor als gevolg
van schakelen, of wijzigingen in het
motortoerental kan de auto in een
slip raken.
• Trap na het rijden door een plas het
rempedaal lichtjes in om ervoor te
zorgen dat de remmen goed werken.
Door natte remblokken kan de
remwerking afnemen. Remmen die
aan één kant van de auto nat zijn en
niet goed werken, kunnen de
besturing bemoeilijken.
Bedienen van de selectiehendel
• Laat de auto niet achteruit rollen als
een vooruitversnelling is
ingeschakeld of vooruit rollen terwijl
de selectiehendel in stand R staat.
Als dat wel gebeurt, kan een ongeval
ontstaan of de auto beschadigd
raken.
4.1 Voordat u gaat rijden
194
Page 197 of 522

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Zet de selectiehendel tijdens het
rijden niet in stand P. Als u dat wel
doet, kan er schade aan de
transmissie ontstaan waardoor u de
controle over de auto kunt verliezen.
• Zet de selectiehendel tijdens het
vooruitrijden niet in stand R. Als u
dat wel doet, kan er schade aan de
transmissie ontstaan waardoor u de
controle over de auto kunt verliezen.
• Zet de selectiehendel tijdens het
achteruitrijden niet in een
vooruitversnelling. Als u dat wel
doet, kan er schade aan de
transmissie ontstaan waardoor u de
controle over de auto kunt verliezen.
• Als u tijdens het rijden de
selectiehendel in stand N zet, wordt
het hybridesysteem uitgeschakeld.
Er kan niet op de motor worden
afgeremd als het hybridesysteem is
uitgeschakeld.
• Zet de selectiehendel niet in een
andere stand als het gaspedaal is
ingetrapt. Als de selectiehendel in
een andere stand dan P of N wordt
gezet, kan de auto onverwacht snel
accelereren, waardoor een ongeval
kan ontstaan met dodelijk of ernstig
letsel tot gevolg.
WAARSCHUWING!
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen
in acht. Het niet in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg hebben.
Als u een piepend of krassend geluid
hoort (remblokslijtage-indicatoren)
Laat de remblokken zo snel mogelijk
nakijken en indien nodig vervangen door
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige. De remschijven kunnen
beschadigd raken als de remblokken niet
op tijd worden vervangen.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
Het rijden met een auto waarvan de
remblokken en/of de remschijven de
slijtagelimiet hebben overschreden, is
gevaarlijk.
Bij stilstaande auto
• Trap het gaspedaal niet onnodig in.
Als de selectiehendel in een andere
stand dan P of N staat, kan de auto
onverwacht in beweging komen,
waardoor er een ongeval kan
ontstaan.
• Voorkom het ontstaan van
ongevallen door het wegrollen van
de auto, houd altijd het rempedaal
ingetrapt zolang het controlelampje
READY brandt en activeer de
parkeerrem indien nodig.
• Voorkom voor- of achteruitrollen van
de auto bij stoppen op een helling,
waardoor een ongeval kan ontstaan:
trap altijd het rempedaal in en
activeer de parkeerrem indien nodig.
• Voorkom dat de motor met een te
hoog toerental draait. Als de motor
met een hoog toerental draait terwijl
de auto stilstaat, kan het
uitlaatsysteem oververhit raken,
hetgeen brand kan veroorzaken als
er brandbaar materiaal aanwezig is.
WAARSCHUWING!
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet
in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg hebben.
Als de auto geparkeerd is
• Laat geen brillen, aanstekers,
spuitbussen of blikken frisdrank in de
auto liggen als deze in de zon
geparkeerd staat. Dit kan resulteren
in het volgende:
– Een aansteker of spuitbus kan gas
gaan lekken, waardoor brand kan
ontstaan.
4.1 Voordat u gaat rijden
195
4
Rijden
Page 198 of 522

WAARSCHUWING!(Vervolg)
– De temperatuur in de auto kan zo
hoog oplopen dat kunststof
brillenglazen en kunststof
monturen kunnen vervormen of
barsten.
– Blikjes frisdrank kunnen
openbarsten, waardoor de inhoud in
het interieur terechtkomt.
Bovendien kan de vloeistof
kortsluiting in de elektrische
componenten van de auto
veroorzaken.
• Laat geen aanstekers achter in de
auto. Als een aansteker in het
dashboardkastje of op de vloer ligt,
kan deze per ongeluk gaan branden
als er bagage wordt geplaatst of een
stoel wordt afgesteld en brand
veroorzaken.
• Plak geen parkeerschijven op de
voorruit of andere ruiten. Plaats geen
reservoirs zoals luchtverfrissers op
het instrumentenpaneel of
dashboard. Deze parkeerschijven of
reservoirs kunnen als een lens werken
en brand veroorzaken in de auto.
• Laat geen portier of ruit open als het
gebogen glas van naastliggende
gebouwen voorzien is van een
gemetalliseerde film, bijvoorbeeld een
zilverkleurige folie. Weerkaatst
zonlicht kan van het glas een lens
maken en brand veroorzaken.
• Activeer altijd de parkeerrem, zet de
selectiehendel in stand P, schakel het
hybridesysteem uit en vergrendel de
auto.
Laat de auto niet onbeheerd achter als
het controlelampje READY brandt. Als
de auto is geparkeerd met de
selectiehendel in stand P, terwijl de
parkeerrem niet is geactiveerd, zou de
auto in beweging kunnen komen, wat
kan leiden tot een ongeval.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Raak de uitlaatpijp niet aan als het
controlelampje READY brandt of
direct na het uitschakelen van het
hybridesysteem. Anders kunt u
brandwonden oplopen.
WAARSCHUWING!
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet
in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg hebben.
Als u even gaat slapen in de auto
Schakel altijd het hybridesysteem uit.
Anders zou u per ongeluk de
selectiehendel kunnen verplaatsen of
het gaspedaal in kunnen trappen,
waardoor een ongeval zou kunnen
ontstaan of het hybridesysteem
oververhit zou kunnen raken en brand
kan ontstaan. Verder kunnen
uitlaatgassen in een slecht
geventileerde omgeving in de auto
terechtkomen, wat kan leiden tot de
dood of ernstig gevaar voor de
gezondheid.
Bij het remmen
• Rijd voorzichtiger wanneer de
remmen nat zijn.
De remweg neemt toe als de remmen
nat zijn en bovendien kan vocht
ertoe leiden dat de ene kant van de
auto sterker afgeremd wordt dan de
andere kant. Ook de werking van de
parkeerrem kan door vocht in
negatieve zin beïnvloed worden.
• Rijd niet te dicht achter een andere
auto als de elektronisch geregelde
bekrachtiging niet werkt en vermijd
afdalingen en scherpe bochten die
afremmen noodzakelijk maken.
In dit geval kan de auto nog wel
worden afgeremd, maar moet er een
grotere kracht op het rempedaal
worden uitgeoefend dan normaal. De
remweg zal ook langer zijn. Laat uw
remmen onmiddellijk repareren.
4.1 Voordat u gaat rijden
196
Page 199 of 522

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Het remsysteem bestaat uit 2 of
meer afzonderlijke hydraulische
systemen: als een van de systemen
uitvalt, werkt het andere
systeem/werken de andere systemen
nog wel. In dat geval moet het
rempedaal krachtiger worden
ingetrapt dan gewoonlijk en neemt
ook de remweg toe. Laat uw remmen
onmiddellijk repareren.
OPMERKING
Tijdens het rijden
• Trap tijdens het rijden niet
tegelijkertijd het gaspedaal en het
rempedaal in, anders neemt het
vermogen van het hybridesysteem
mogelijk af.
• Gebruik het gaspedaal niet om de auto
op een helling op zijn plaats te houden
en trap daartoe ook niet het
rempedaal en het gaspedaal
gelijktijdig in.
Bij het parkeren
Activeer altijd de parkeerrem en zet de
selectiehendel altijd in stand P. Anders
kan de auto onverwachts accelereren als
het gaspedaal per ongeluk wordt
ingetrapt.
Voorkomen van schade aan onderdelen
van de auto
• Draai het stuurwiel niet gedurende
langere tijd in een van beide
richtingen tegen de aanslag aan.
Anders kan schade aan de
stuurbekrachtigingsmotor ontstaan.
• Rijd zo langzaam mogelijk over
oneffenheden in de weg om schade
aan de wielen, de onderzijde van de
auto, enz. te vermijden.
Als u tijdens het rijden een lekke band
krijgt
Een lekke of beschadigde band kan
leiden tot de onderstaande situaties.
OPMERKING(Vervolg)
Houd het stuurwiel stevig vast en trap
het rempedaal geleidelijk in om de auto
tot stilstand te brengen.
• Het kan moeilijk zijn om de auto onder
controle te houden.
• De auto kan abnormale geluiden
maken of trillen.
• De auto kan abnormaal gaan
overhellen.
Informatie over wat u moet doen in het
geval van een lekke band:→blz. 451,
blz. 468
OPMERKING
Overstroomde wegen
Rijd niet op wegen die na zware regenval
e.d. zijn overstroomd. Indien u dat toch
doet, kan de auto hierdoor ernstig
beschadigd raken:
• Motor slaat af
• Kortsluiting in elektrische
componenten
• Motorschade door onderdompeling in
water
Na het rijden op een overstroomde weg
moet het volgende worden nagekeken
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige:
• Remwerking
• Veranderingen in het peil en de
kwaliteit van de olie en vloeistoffen
voor de motor, de hybridetransmissie,
enz.
• Smering van de lagers en de
kogelgewrichten van de
wielophanging (indien mogelijk) en de
werking van alle koppelingen, lagers,
enz.
4.1 Voordat u gaat rijden
197
4
Rijden
Page 200 of 522

4.1.2 Lading en bagage
Lees onderstaande informatie over
voorzorgsmaatregelen, laadvermogen
en belading zorgvuldig door.
WAARSCHUWING!
Zaken die niet in de bagageruimte
vervoerd mogen worden
De volgende zaken kunnen brand
veroorzaken als ze in de bagageruimte
vervoerd worden:
• Jerrycans met benzine
• Spuitbussen
Voorzorgsmaatregelen bij opbergen
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet
in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan ertoe leiden
dat de pedalen niet goed kunnen
worden ingetrapt, dat het zicht van de
bestuurder wordt gehinderd of dat de
bestuurder of passagiers door
voorwerpen geraakt worden, wat een
ongeval kan veroorzaken.
• Vervoer lading en bagage indien
mogelijk altijd in de bagageruimte.
• Stapel bagage in de bagageruimte
nooit hoger dan de rugleuningen.
• Plaats als u de achterstoelen
neerklapt geen lange voorwerpen
direct achter de voorstoelen.
• Leg geen lading of bagage op de
volgende plaatsen:
– In de voetenruimte bij de
bestuurder
– Op de voorpassagiersstoel of de
achterstoelen (als er goederen op
elkaar gestapeld worden)
– Op de bagageafdekking
– Op het instrumentenpaneel
– Op het dashboard
• Zorg dat alle voorwerpen die zich in
het passagierscompartiment
bevinden zijn opgeborgen of
vastgezet.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Sta nooit toe dat er personen in de
bagageruimte meerijden. De
bagageruimte is niet ontworpen om
personen te vervoeren. Personen
dienen plaats te nemen op een
zitplaats en een gordel op de juiste
manier om te doen.
Lading en gewichtsverdeling
• Overlaad uw auto niet.
• Verdeel het gewicht gelijkmatig.
Een onjuiste belading kan de besturing
en de remwerking in negatieve zin
beïnvloeden, waardoor een ongeval kan
ontstaan met dodelijk of ernstig letsel
tot gevolg.
4.1.3 Rijden met een
aanhangwagen
2ZR-FXE motor voor Guadeloupe,
Martinique, Frans-Guyana en Spitsbergen
Toyota adviseert u niet met een
aanhangwagen te rijden.
Toyota adviseert u bovendien geen
trekhaak te laten monteren voor het
gebruik van bijvoorbeeld een
fietsendrager. Uw auto is niet
ontworpen voor het rijden met een
aanhangwagen of het gebruik van op de
trekhaak bevestigde dragers.
4.1 Voordat u gaat rijden
198