Page 329 of 522

In de afbeelding wordt als voorbeeld
een display getoond waarop staat
aangegeven dat het rempedaal moet
worden ingetrapt om de rijsnelheid te
regelen en dat u moet controleren of
de omgeving veilig is.
Annuleren of stoppen van de
ondersteuningsmodus
De ondersteuningsmodus wordt in de
volgende gevallen geannuleerd of
gestopt.
De ondersteuningsregeling wordt
geannuleerd wanneer
• De functie voor het behoud van de
temperatuur van het systeem in
werking is
• Er een systeemstoring is
• Het systeem heeft bepaald dat de
omgeving van de parkeerplaats niet
geschikt is voor verdere
ondersteuning
Pak wanneer de ondersteuningsregeling
wordt geannuleerd het stuurwiel stevig
vast, trap het rempedaal in en breng de
auto tot stilstand.
Begin nogmaals vanaf het begin,
aangezien het systeem al geannuleerd
is. Wanneer u verdergaat met handmatig
parkeren, bedien dan het stuurwiel zoals
u dat normaal ook zou doen.
De ondersteuningsregeling wordt gestopt
wanneer
• Het stuurwiel wordt bediend
• De rijsnelheid wordt tijdens de
ondersteuningsregeling hoger dan
7 km/h
• Het PKSB-systeem (Parking Support
Brake) werkt (indien aanwezig)
Wanneer de ondersteuningsregeling
wordt gestopt, kan deze weer worden
hervat door de aanwijzingen op het
scherm te volgen.PKSB (Parking Support Brake) terwijl
het Simple Intelligent Parking
Assist-systeem in werking is (indien
aanwezig)
Als het Simple Intelligent Parking
Assist-systeem in werking is en het
systeem een obstakel signaleert dat een
aanrijding kan veroorzaken, treden de
begrenzingsregeling van het
hybridesysteem en de remregeling van
de PKSB (Parking Support Brake) in
werking, ongeacht of de PKSB (Parking
Support Brake) is in- of uitgeschakeld.
(→Blz. 315)
• Nadat de PKSB (Parking Support
Brake) in werking is getreden, wordt
de werking van het Simple Intelligent
Parking Assist-systeem tijdelijk
gestopt en wordt de werking van de
PKSB (Parking Support Brake) op het
multi-informatiedisplay
weergegeven. (→Blz. 316)
• Wanneer de werking van het Simple
Intelligent Parking Assist-systeem
3 keer is gestopt als gevolg van de
werking van de PKSB (Parking
Support Brake), wordt het Simple
Intelligent Parking Assist-systeem
uitgeschakeld.
• Zodra het Simple Intelligent Parking
Assist-systeem beschikbaar is nadat
de PKSB (Parking Support Brake) in
werking is getreden, wordt er een
melding op het multi-
informatiedisplay weergegeven die u
laat weten dat u moet schakelen. De
werking van het Simple Intelligent
Parking Assist-systeem kan worden
hervat door te schakelen
overeenkomstig de aanwijzing op het
multi-informatiedisplay en door de
S-IPA-schakelaar (→blz. 326)
nogmaals in te drukken.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
327
4
Rijden
Page 330 of 522

Schakelen terwijl het Simple
Intelligent Parking Assist-systeem in
werking is
Als het systeem vaststelt dat de
bestuurder van plan is om vooruit of
achteruit te rijden, blijft de
ondersteuning werken, ook al heeft de
bestuurder geschakeld voordat dit door
het systeem werd aangegeven. Doordat
de bediening door de bestuurder
verschilt van de door het systeem
geboden ondersteuning, neemt het
aantal keermanoeuvres mogelijk toe.
Controlelampje S-IPA in het
instrumentenpaneel (→blz. 103)
Dit controlelampje gaat branden
wanneer het stuurwiel automatisch
wordt bediend door het Simple
Intelligent Parking Assist-systeem.
Nadat de regeling wordt beëindigd,
knippert het controlelampje korte tijd en
dooft het vervolgens.
Pop-updisplay Toyota Parking
Assist-sensor
Als het Simple Intelligent Parking
Assist-systeem in werking is en de PKSB
(Parking Support Brake) een obstakel
signaleert, verschijnt automatisch een
pop-updisplay van de Toyota Parking
Assist-sensor op het
begeleidingsscherm (→blz. 301),
ongeacht of de PKSB (Parking Support
Brake) is in- of uitgeschakeld.
(→Blz. 315)
Als de rijsnelheid hoger dreigt te
worden dan de snelheidslimiet tijdens
de ondersteuningsregeling
Er klinkt een zoemer en er verschijnt een
melding dat de mogelijkheid bestaat dat
de rijsnelheid de snelheidslimiet zal
overschrijden. Trap, wanneer de melding
wordt weergegeven, het rempedaal
direct in om te decelereren. Als de auto
blijft accelereren, wordt de
ondersteuningsregeling onderbroken
wanneer de rijsnelheid een bepaalde
snelheid overschrijdt. (→Blz. 341)Fileparkeren (modus automatisch
fileparkeren)
Overzicht van functies
Wanneer er een parkeerplaats kan
worden gesignaleerd, wordt u naar voren
begeleid tot u de startpositie voor de
ondersteuningsregeling hebt bereikt.
Vervolgens kan de modus automatisch
fileparkeren worden gebruikt. Bovendien
wordt er afhankelijk van de parkeerplaats
en andere omstandigheden en indien
nodig ondersteuning verleend bij het
maken van meerdere keermanoeuvres.
1Blijf naar voren rijden en houd daarbij
de auto parallel aan de stoeprand of de
weg. Stop op het punt waarbij het midden
van de beoogde parkeerplaats vrijwel
haaks op de auto staat. Druk vervolgens
1 keer op de S-IPA-schakelaar om de
modus automatisch fileparkeren te
selecteren.
2Rijd recht vooruit en blijf daarbij
parallel aan de weg of stoeprand, zodat de
parkeerplaats wordt gesignaleerd.
3Er is een geluid te horen en er wordt
een display weergegeven om u te laten
weten wanneer de auto een positie bereikt
vanaf waar de ondersteuningsregeling kan
worden gebruikt om achteruit te rijden.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
328
Page 331 of 522

Wanneer vervolgens de schakelstand
wordt gewijzigd overeenkomstig de
aanwijzingen van het systeem, begint de
automatische bediening van het stuurwiel.
Als de gesignaleerde parkeerplaats of
de weg (afstand tot de rand van de
weg tegenover de parkeerplaats)
smal is of als er zich obstakels voor de
auto bevinden, wordt er geen
begeleiding gegeven.
4Het parkeren is voltooid
Hiermee is de ondersteuningsmodus
voltooid. Afhankelijk van de conditie
van de parkeerplaats worden de
begeleiding voor de beginpunten
voor naar voren rijden en
achteruitrijden en de automatische
bediening van het stuurwiel telkens
wanneer meerdere keermanoeuvres
nodig zijn, herhaald. Hierbij wordt
stap 3 gevolgd vanaf het moment dat
de auto achteruit begint te rijden
totdat het parkeren is voltooid.
Parkeren
1. Stop op het punt waarbij het midden
van de beoogde parkeerplaats vrijwel
haaks op de auto staat. Druk
vervolgens 1 keer op deS-IPA-schakelaar en controleer of het
display op het multi-
informatiedisplay terugkeert naar
“Parallel Parking” (fileparkeren).
• Iedere keer dat er op de
S-IPA-schakelaar wordt gedrukt,
wijzigt de modus. (→Blz. 326)
• Wanneer de rijsnelheid ongeveer
30 km/h of hoger is, kan door het
indrukken van de S-IPA-schakelaar
niet worden overgeschakeld naar de
weergave “Parallel Parking”
(fileparkeren).
2. Rijd recht vooruit en blijf daarbij
parallel aan de weg of stoeprand. Laat
een ruimte van ongeveer 1 m tussen
uw auto en de geparkeerde auto's.
• Rijd langzaam.
• Het systeem begint een
parkeerplaats te zoeken.
• Tijdens het zoeken naar een
parkeerplaats kan de
richtingaanwijzerschakelaar (→
blz. 215) worden bediend om een
parkeerplaats links of rechts te
selecteren.
• Wanneer u de functie wilt
uitschakelen, druk dan eenmaal op
de S-IPA-schakelaar. Wanneer een
parkeerplaats is gesignaleerd,
wijzigt het scherm.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
329
4
Rijden
Page 332 of 522

3. Breng de auto tot stilstand wanneer
een gelijkmatig piepsignaal te horen is
en de stopweergave (→blz. 326) op
het display wordt weergegeven.
4. Als de selectiehendel in stand R wordt
gezet, klinkt er een hoog piepsignaal
en start de ondersteuningsregeling.
• Wanneer de automatische bediening
van het stuurwiel begint, worden de
weergave van de automatische
bediening van het stuurwiel en de
indicator die de mate van assistentie
aangeeft (→blz. 326) op de
displayzone weergegeven.
• Druk op de S-IPA-schakelaar om de
ondersteuningsregeling te stoppen.
5.
Neem een normale zithouding voor
achteruitrijden aan, laat uw handen
lichtjes en zonder kracht te gebruiken op
het stuurwiel rusten, controleer of het
gebied achter en rondom de auto veilig
is, controleer of er zich geen obstakels
bevinden op de parkeerplaats en rijd
langzaam achteruit terwijl u de
rijsnelheid regelt met het rempedaal.
• Wanneer u te snel achteruitrijdt,
klinkt er een schril piepsignaal en
stopt de ondersteuningsregeling.
(→Blz. 326)
• Wanneer de auto niet netjes in één
keer de beoogde parkeerplaats kan
worden ingereden en er meerdere
keren moet worden gestoken, ga dan
naar stap
6.
Wanneer er niet meerdere
keermanoeuvres nodig zijn, ga dan
naar stap
12.6. Breng de auto tot stilstand wanneer
een gelijkmatig piepsignaal te horen is
en de stopweergave (→blz. 326) op
het display wordt weergegeven.
7. Zet de selectiehendel in stand D, S
(M20A-FXS motor) of B (2ZR-FXE
motor).
8. Neem een normale zithouding aan,
laat uw handen lichtjes en zonder
kracht te gebruiken op het stuurwiel
rusten, controleer of het gebied voor
en rondom de auto veilig is en rijd
langzaam vooruit terwijl u de
rijsnelheid regelt met het rempedaal.
9. Breng de auto tot stilstand wanneer
een gelijkmatig piepsignaal te horen is
en de stopweergave (→blz. 326) op
het display wordt weergegeven.
10. Zet de selectiehendel in stand R.
11. Neem een normale zithouding voor
achteruitrijden aan, laat uw handen
lichtjes en zonder kracht te gebruiken
op het stuurwiel rusten, controleer of
het gebied achter en rondom de auto
veilig is en rijd langzaam achteruit
terwijl u de rijsnelheid regelt met het
rempedaal.
Afhankelijk van de situatie van de
parkeerplaats moeten er mogelijk
stappen worden herhaald.
12. Wanneer de auto zich bijna geheel
binnen de beoogde parkeerplaats
bevindt, klinkt er een hoog
piepsignaal en wordt de
stopweergave op het display
weergegeven. Breng de auto tot
stilstand.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
330
Page 333 of 522

Hiermee is de modus automatisch
fileparkeren voltooid.
• Na het stoppen kunt u naar wens de
auto nog manoeuvreren om de
gewenste parkeerplaats te bereiken.
• Houd bij het achteruitrijden de
omgeving voor en achter de auto in
de gaten. Controleer de omgeving
ook via de (buiten)spiegels.
Werkingsvoorwaarden modus
automatisch fileparkeren
• Rijd langzaam (met een snelheid
waarbij de auto snel tot stilstand kan
worden gebracht) om de modus
automatisch fileparkeren goed te
laten werken. Houd de auto parallel
aan de weg (of stoeprand) terwijl u
een afstand van ongeveer 1 m tot de
geparkeerde auto's aanhoudt.
• De functie kan niet worden gebruikt
wanneer de rijsnelheid ongeveer
30 km/h of hoger is.
• De zijsensoren voor en zijsensoren
achter worden gebruikt om
geparkeerde auto's te signaleren en
de parkeerplaats te bepalen. Daarom
wordt er geen begeleiding gegeven
wanneer signalering niet mogelijk is
(→blz. 347).
• Als er geen geparkeerde auto's zijn,
kan de parkeerplaats niet worden
bepaald. Daardoor kan de Parallel
Parking Assist-modus niet worden
bediend.
• Wanneer de omgeving van de
parkeerplaats niet kan worden
gesignaleerd, werkt de Parallel
Parking Assist-modus mogelijk niet.
• De begeleiding blijft werken totdat de
rijsnelheid ongeveer 30 km/h of
hoger wordt of totdat de functie
wordt uitgeschakeld met de
S-IPA-schakelaar.Timing voor het indrukken van de
S-IPA-schakelaar
In de volgende gevallen werkt de
ondersteuningsmodus mogelijk ook tijdens
de stappen die worden gevolgd bij het
parkeren met behulp van de modus
automatisch fileparkeren. Voer in deze
gevallen echter de parkeerprocedures uit
overeenkomstig de informatie op het
multi-informatiedisplay.
•In stap1wordt de S-IPA-schakelaar
ingedrukt nadat de beoogde parkeer-
plaats al is gepasseerd.
Als de auto niet is gestopt in stap
1,
kunt u door de S-IPA-schakelaar 1 keer
in te drukken terwijl de auto rijdt, “Pa-
rallel Parking” (fileparkeren) selecteren
en direct verdergaan naar stap
2.
• De auto wordt naar de positie in stap3gereden zonder dat de
S-IPA-schakelaar wordt ingedrukt.
Vervolgens wordt na het in stand R
zetten van de selectiehendel de
S-IPA-schakelaar ingedrukt.
OPMERKING
• Als er kuilen of hellingen in de weg
zitten, kan de beoogde parkeerplaats
niet goed worden ingesteld. Daardoor
wordt de auto mogelijk schuin of
deels buiten de parkeerplaats
geparkeerd. Gebruik in deze gevallen
de Parallel Parking Assist-modus niet.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
331
4
Rijden
Page 334 of 522

OPMERKING(Vervolg)
•Als de geparkeerde auto waarachter u
wilt parkeren erg smal is, of zeer dicht
tegen de stoeprand aan geparkeerd
staat, begeleidt de
ondersteuningsregeling uw auto ook
naar een positie dicht tegen de
stoeprand aan. Als de kans bestaat dat
de auto de stoeprand of een ander
obstakel zal raken of als de kans bestaat
dat de stand van de wielen afwijkt van
de beoogde parkeerplaats, breng de
auto dan tot stilstand door het
rempedaal in te trappen en druk op de
S-IPA-schakelaar om het systeem uit te
schakelen.
• Wanneer zich aan de binnenzijde van
de parkeerplaats een muur of ander
obstakel bevindt of wanneer een
andere geparkeerde auto deels op de
weg staat, wordt de beoogde
parkeerplaats ingesteld op een
positie waarbij de auto iets uitsteekt
op de weg.
• Afhankelijk van de omgeving, zoals
andere geparkeerde auto's, wordt de
auto mogelijk schuin of deels buiten
de parkeerplaats geparkeerd. Pas de
positie van de auto indien nodig
handmatig aan.
• Het systeem helpt de auto te
begeleiden op basis van de positie
van nabij geparkeerde auto's, zelfs
wanneer zich obstakels, hobbels,
kuilen of stoepranden op, in of naast
de parkeerplaats bevinden. Als het
lijkt alsof de auto iets zal raken, breng
de auto dan tot stilstand door het
rempedaal in te trappen en druk op de
S-IPA-schakelaar om het systeem uit
te schakelen.
• Mogelijk kunnen objecten die zich
dicht bij de grond bevinden niet
worden gesignaleerd. Controleer of
het gebied rondom uw auto veilig is
en breng de auto tot stilstand door
het rempedaal in te trappen als het
lijkt alsof de auto mogelijk iets zal
raken.Wegrijden van een parkeerplaats na het
fileparkeren (modus parkeerplaats
fileparkeren verlaten)
Overzicht van functies
Selecteer bij het wegrijden van een
parkeerplaats na het fileparkeren de
richting waarin u wilt wegrijden. De
ondersteuningsregeling voor de
bediening van het stuurwiel helpt om de
auto naar een positie te begeleiden van
waaruit u kunt wegrijden.
1Druk, terwijl de selectiehendel in stand
P staat, op de S-IPA-schakelaar, selecteer
de modus parkeerplaats fileparkeren
verlaten en bedien de
richtingaanwijzerschakelaar om de
gewenste uitrijrichting te selecteren.
2De automatische bediening van het
stuurwiel begint wanneer de schakelstand
wordt gewijzigd overeenkomstig de door
het systeem geleverde begeleiding.
3Er is een geluid te horen en er wordt
een display weergegeven om u te laten
weten wanneer de auto de positie bereikt
van waaruit kan worden weggereden.
Afhankelijk van de conditie van de
parkeerplaats worden de begeleiding
voor de beginpunten voor naar voren
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
332
Page 335 of 522

rijden en achteruitrijden en de
automatische bediening van het
stuurwiel telkens wanneer meerdere
keermanoeuvres nodig zijn, herhaald
vanaf het moment dat de
automatische bediening van het
stuurwiel begint in stap
2tot het
moment dat de auto een positie
bereikt van waaruit kan worden
weggereden.
Gebruik van de modus parkeerplaats
fileparkeren verlaten om weg te rijden
1. Druk, terwijl de selectiehendel in
stand P staat, op de S-IPA-schakelaar
en controleer of het display op het
multi-informatiedisplay terugkeert
naar “Exit Parallel Parking”
(parkeerplaats fileparkeren verlaten).
2. Bedien de
richtingaanwijzerschakelaar
(→blz. 215) om te selecteren of u
linksaf of rechtsaf wilt wegrijden.
Als zich in de richting waarin u
wegrijdt obstakels bevinden, bepaalt
het systeem dat wegrijden niet
mogelijk is en wordt de
ondersteuningsregeling
uitgeschakeld.3. Als de selectiehendel in stand R (of D)
wordt gezet overeenkomstig het
advies op het scherm (→blz. 326),
klinkt er een hoog piepsignaal en start
de ondersteuningsregeling.
De procedure vanaf stap4is voor
het geval het advies “Back up” (rijd
achteruit) op het scherm wordt
weergegeven nadat de
richtingaanwijzerschakelaar is
bediend om een wegrijrichting te
selecteren.
• Wanneer de automatische bediening
van het stuurwiel begint, worden de
weergave van de automatische
bediening van het stuurwiel en de
indicator die de mate van assistentie
aangeeft (→blz. 326) op de
displayzone weergegeven.
• Druk op de S-IPA-schakelaar om de
ondersteuningsregeling te stoppen.
4. Neem een normale zithouding voor
achteruitrijden aan, laat uw handen
lichtjes en zonder kracht te gebruiken
op het stuurwiel rusten, controleer of
het gebied achter en rondom de auto
veilig is en rijd langzaam achteruit
terwijl u de rijsnelheid regelt met het
rempedaal.
• Wanneer u te snel achteruitrijdt,
klinkt er een schril piepsignaal en
stopt de ondersteuningsregeling.
(→Blz. 326)
5. Breng de auto tot stilstand wanneer
een gelijkmatig piepsignaal te horen is
en de stopweergave (→blz. 326) op
het display wordt weergegeven.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
333
4
Rijden
Page 336 of 522

6. Zet de selectiehendel in stand D, S
(M20A-FXS motor) of B (2ZR-FXE
motor).
7. Neem een normale zithouding aan,
laat uw handen lichtjes en zonder
kracht te gebruiken op het stuurwiel
rusten, controleer of het gebied voor
en rondom de auto veilig is en rijd
langzaam vooruit terwijl u de
rijsnelheid regelt met het rempedaal.
• Wanneer er niet in één keer kan
worden weggereden en er meerdere
keermanoeuvres nodig zijn, ga dan
naar stap
8.
• Wanneer er niet meerdere
keermanoeuvres nodig zijn, ga dan
naar stap
14.
8. Breng de auto tot stilstand wanneer
een gelijkmatig piepsignaal te horen is
en de stopweergave (→blz. 326) op
het display wordt weergegeven.
9. Zet de selectiehendel in stand R.
10. Neem een normale zithouding voor
achteruitrijden aan, laat uw handen
lichtjes en zonder kracht te gebruiken
op het stuurwiel rusten, controleer of
het gebied achter en rondom de auto
veilig is en rijd langzaam achteruit
terwijl u de rijsnelheid regelt met het
rempedaal.
Afhankelijk van de situatie van de
parkeerplaats moeten er mogelijk
stappen worden herhaald.11. Breng de auto tot stilstand wanneer
een gelijkmatig piepsignaal te horen is
en de stopweergave (→blz. 326) op
het display wordt weergegeven.
12. Zet de selectiehendel in stand D, S
(M20A-FXS motor) of B (2ZR-FXE
motor).
13. Neem een normale zithouding aan,
laat uw handen lichtjes en zonder
kracht te gebruiken op het stuurwiel
rusten, controleer of het gebied voor
en rondom de auto veilig is en rijd
langzaam vooruit terwijl u de
rijsnelheid regelt met het rempedaal.
14. Wanneer de auto bijna het punt voor
wegrijden heeft bereikt, klinkt er een
hoog piepsignaal en wordt de
ondersteuningsregeling beëindigd.
Pak vervolgens het stuurwiel vast en
rijd naar voren.
Modus parkeerplaats fileparkeren
verlaten
• Als tijdens de ondersteuningsregeling
de bestuurder bepaalt dat hij/zij zich
op een positie bevindt van waaruit
kan worden weggereden en hij/zij het
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
334