Page 361 of 522

Wijzigen van de luchtcirculatiemodus
Beweeg de luchtcirculatieknop omhoog
of omlaag om de luchtcirculatiemodus te
wijzigen.
Iedere keer dat de knop wordt bediend,
worden er andere uitstroomopeningen
geselecteerd.
1Er stroomt lucht naar het
bovenlichaam.
2Er stroomt lucht naar het
bovenlichaam en de voeten.
3Er stroomt lucht naar de voeten.
4Er stroomt lucht naar de voeten en de
voorruitverwarming is in werking.
Gebruik van de automatische modus
1. Druk op
.De
ontvochtigingsfunctie wordt
ingeschakeld. De uitstroomopeningen
waaruit de lucht komt en de
aanjagersnelheid worden
automatisch geregeld op basis van de
gekozen temperatuur.
2. Wijzig de ingestelde temperatuur.
3. Druk op
.
Iedere keer als opwordt gedrukt,
schakelt de koel- en
ontvochtigingsfunctie tussen aan en uit.
4. Druk opom de werking te
beëindigen.Controlelampje automatische modus
Als de instelling van de aanjagersnelheid
of de luchtcirculatiemodi worden
bediend, dooft het controlelampje van de
automatische modus. De automatische
modus blijft echter ingeschakeld voor de
andere functies dan die worden bediend.
Afzonderlijk instellen van de
temperatuur voor de bestuurder en
voor de voorpassagier
Voer een van de volgende procedures uit
om de modus voor gescheiden bediening
in te schakelen:
• Druk op
.
• Wijzig de ingestelde temperatuur aan
passagierszijde.
Als de modus voor gescheiden
bediening is ingeschakeld, gaat het
controlelampje branden.
Overige functies
Schakelen tussen buitenluchtmodus en
recirculatiemodus
Druk op
.
Iedere keer als opwordt gedrukt,
schakelt de luchttoevoer tussen de
buitenluchtmodus (controlelampje uit) en
de recirculatiemodus (controlelampje aan).
Persoonlijke voorkeursinstellingen
aanjager
De instellingen voor de aanjagersnelheid
kunnen worden gewijzigd.
1. Druk op
.
2. Druk op
.
3. Elke keer als
wordt ingedrukt,
verandert de aanjagersnelheid als
volgt.
“NORMAL” (normaal)→“ECO”→
“FAST” (snel)
Ontwasemen van de voorruit
De ontwaseming wordt gebruikt om de
voorruit en de zijruiten voor te
ontwasemen.
Druk op
.
5.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
359
5
Voorzieningen in het interieur
Page 362 of 522

De ontvochtigingsfunctie werkt en de
aanjagersnelheid neemt toe. Zet, als de
recirculatiemodus is ingeschakeld, de
luchttoevoertoets in de buitenluchtmodus.
(Mogelijk gaat dit automatisch.) Verhoog de
aanjagersnelheid en de temperatuur om de
voorruit en zijruiten voor sneller te
ontwasemen.
Druk wanneer de voorruit is ontwasemd
nogmaals opom terug te keren naar
de vorige modus.
Ontwasemen van de achterruit en
buitenspiegels
De achterruit- en buitenspiegelverwarming
worden gebruikt om de achterruit te
ontwasemen en om regendruppels, dauw en
ijs van de buitenspiegels te verwijderen.
Druk op.
De achterruit- en
buitenspiegelverwarming wordt na een
tijdje automatisch uitgeschakeld.
Voorruitverwarming (indien aanwezig)
Dit systeem wordt gebruikt om
ijsvorming op de voorruit en de
ruitenwissers te voorkomen.
Druk op
.
De voorruitverwarming wordt na een
tijdje automatisch uitgeschakeld.
Uitstroomopeningen
Plaats van uitstroomopeningenDe uitstroomopeningen en
luchthoeveelheid veranderen
overeenkomstig de geselecteerde
luchtcirculatiemodus.
: Sommige uitvoeringen
Afstellen van de stand van de
uitstroomopeningen
1Richt de luchtstroom naar links of
rechts, boven of beneden.
2Draai de knop om de
uitstroomopening te openen of te sluiten.
Gebruik van de automatische modus
De aanjagersnelheid wordt automatisch
geregeld op basis van de gekozen
temperatuur en de omgevingscondities.
Daarom wordt de aanjager direct na het
indrukken van de toets
mogelijk
even uitgeschakeld tot er voldoende
warme of koude lucht voorhanden is.
Beslaan van de ruiten
• Wanneer de luchtvochtigheid in de
auto hoog is, zullen de ruiten
gemakkelijk beslaan. Wanneer
wordt ingeschakeld, wordt de lucht
die via de uitstroomopeningen
stroomt, ontvochtigd en wordt de
voorruit efficiënt ontwasemd.
• Als u
uitschakelt, zullen de ruiten
mogelijk sneller beslaan.
• De ruiten zullen mogelijk beslaan als
de recirculatiemodus is ingeschakeld.
5.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
360
Page 363 of 522

Bij het rijden op stoffige wegen
Sluit alle ruiten. Als er na het sluiten van de
ruiten nog altijd stof wordt aangezogen,
zet dan de luchttoevoerregeling in de bui-
tenluchtmodus en schakel de aanjager in.
Buitenlucht-/recirculatiemodus
• Het wordt aangeraden om de
recirculatiemodus tijdelijk in te
schakelen om te voorkomen dat er
vuile lucht wordt aangevoerd en om
de auto te helpen koelen wanneer het
buiten warm is.
• Mogelijk wordt de buitenluchtmodus/
recirculatiemodus automatisch
ingeschakeld afhankelijk van de
ingestelde temperatuur of de
temperatuur in de auto.
Werking van de airconditioning in de
ECO-rijmodus
• In de ECO-rijmodus wordt de
airconditioning als volgt bediend voor
een laag brandstofverbruik:
– Het motortoerental en de werking
van de compressor worden geregeld
om de verwarm-/koelcapaciteit te
beperken
– Wanneer de automatische modus is
gekozen, wordt de aanjagersnelheid
beperkt
• Doe het volgende om de prestaties
van de airconditioning te verbeteren:
– Wijzig de aanjagersnelheid
– Wijzig de ingestelde temperatuur
– Schakel de ECO-rijmodus uit
• Zelfs wanneer de rijmodus is ingesteld
op de ECO-modus, kan de ECO-modus
van de airconditioning worden
uitgeschakeld door
in te drukken.
Wanneer de buitentemperatuur tot
bijna 0°C daalt
De ontwasemingsfunctie werkt mogelijk
niet, ook niet als op
wordt gedrukt.Geuren ventilatie en airconditioning
• Zet de airconditioning in de
buitenluchtmodus om frisse lucht
binnen te laten.
• Tijdens het gebruik kunnen
verschillende geuren van binnen en
buiten de auto in het
airconditioningsysteem
terechtkomen. Dit kan tot gevolg
hebben dat de lucht die uit de
uitstroomopeningen komt niet lekker
ruikt.
• Het voorkomen van mogelijke geuren:
– We raden u aan het
airconditioningsysteem in de
buitenluchtmodus te zetten voordat
u de motor uitschakelt.
– Mogelijk wordt het inschakelen van
de aanjager direct nadat de
airconditioning in de automatische
modus wordt ingeschakeld even
vertraagd.
nanoe™
*1(indien aanwezig)
Deze auto is uitgerust met een biocide.
Geïoniseerde lucht die wordt
gegenereerd door een apparaat in de
auto zuivert de lucht in het interieur door
bacteriën te onderdrukken.
Actieve stoffen: Vrije radicalen die ter
plekke worden gegenereerd uit
omgevingslucht of water.
Het airconditioningsysteem is voorzien
van nanoe™-technologie. Deze
technologie helpt het interieur te
voorzien van frisse lucht door licht
zuurhoudende en met waterdeeltjes
bedekte nanoe™ te verspreiden via de
uitstroomopening opzij aan
passagierszijde
*2.
• Als de aanjager wordt ingeschakeld,
wordt het nanoe™-systeem
geactiveerd.
5.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
361
5
Voorzieningen in het interieur
Page 364 of 522

• Als de aanjager werkt onder de
volgende condities, werkt het systeem
optimaal. Als niet aan de volgende
voorwaarden wordt voldaan, werkt
het nanoe™-systeem mogelijk niet op
volle kracht.
– De uitstroomopeningen voor het
bovenlichaam en/of de voeten
worden gebruikt. (→Blz. 359)
– De uitstroomopening opzij aan
passagierszijde is geopend.
• Als er nanoe™ gegenereerd wordt,
komt er een kleine hoeveelheid ozon
vrij die onder sommige
omstandigheden te ruiken is. De
concentratie is ongeveer gelijk aan die
in de vrije natuur voorkomt,
bijvoorbeeld in het bos, en heeft geen
invloed op het menselijk lichaam.
• Als het systeem in werking is, kan er
een licht geluid hoorbaar zijn. Dit
duidt niet op een storing.
*1:nanoe™ en het nanoe™-symbool zijn
handelsmerken van Panasonic
Corporation.
*2: Afhankelijk van de temperatuur en de
luchtvochtigheid, de aanjagersnelheid
en de richting van de luchtstroom, kan
het zijn dat de nanoe™ niet op volle
kracht werkt.
Interieurfilter
→Blz. 414
Persoonlijke voorkeursinstellingen
De instellingen (bijv. de instelling van de
airconditioning) kunnen worden
gewijzigd.
(Systemen met mogelijkheden voor
persoonlijke voorkeursinstellingen:
→blz. 502)
WAARSCHUWING!
Voorkomen dat de voorruit beslaat
•Gebruikniet in combinatie met
koele lucht bij zeer vochtig weer. Het
verschil tussen de buitentemperatuur
en de temperatuur van de voorruit
zorgt ervoor dat de buitenkant van de
voorruit beslaat, waardoor het zicht
wordt belemmerd.
•Plaats geen voorwerpen op het
dashboard die de uitstroomopeningen
kunnen bedekken. Anders raakt de
luchtstroom mogelijk geblokkeerd,
waardoor de voorruitverwarming de
voorruit niet kan ontwasemen.
Voorkomen van brandwonden
• Raak het spiegeloppervlak van de
buitenspiegels niet aan wanneer de
buitenspiegelverwarming is
ingeschakeld.
• Auto's met voorruitverwarming: Raak
het onderste deel van de voorruit en
de gedeeltes bij de voorstijlen niet
aan wanneer de voorruitverwarming
is ingeschakeld.
nanoe™-generator (indien aanwezig)
Demonteer de generator niet en
probeer hem ook niet te repareren
aangezien hij
hoogspanningsonderdelen bevat.
Neem als de generator moet worden
gerepareerd contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
5.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
362
Page 365 of 522

OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de
12V-accu
Laat, als het hybridesysteem is
uitgeschakeld, de airconditioning niet
langer ingeschakeld dan noodzakelijk is.
Voorkomen van beschadiging van de
nanoe™ (indien aanwezig)
Steek geen voorwerpen in de
uitstroomopening aan passagierszijde,
bevestig niets aan de uitstroomopening
en gebruik in de omgeving van de
uitstroomopening geen sprays. Deze
handelingen kunnen ertoe leiden dat de
generator niet goed werkt.
5.1.2 Stuurwielverwarming*/
stoelverwarming*
*: Indien aanwezig
De zijkanten van het stuurwiel en de
voorstoelen worden verwarmd door
respectievelijk de stuurwielverwarming
en de stoelverwarming.
WAARSCHUWING!
• Wees voorzichtig wanneer iemand
uit onderstaande categorieën in
contact komt met het stuurwiel en
de stoelen wanneer de stuurwiel- en
stoelverwarming zijn ingeschakeld:
– Baby's, kleine kinderen, oudere
personen, zieken en
gehandicapten
– Personen met een gevoelige huid
– Personen die oververmoeid zijn
– Personen die alcohol hebben
gedronken of personen die
rustgevende medicijnen
(slaapmiddel, middel tegen
verkoudheid, enz.) hebben gebruikt
•
Neem, om de kans op brandwonden of
oververhitting te beperken, de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht:
– Bedek de stoel niet met een kleed of
kussen als de stoelverwarming in
gebruik is.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
– Gebruik de stoelverwarming niet
langer dan noodzakelijk is.
OPMERKING
• Plaats geen zware voorwerpen met
een ongelijkmatig oppervlak op de
stoel en leg geen scherpe
voorwerpen (naalden, punaises, enz.)
op de stoel.
• Gebruik de functies niet wanneer het
hybridesysteem niet is ingeschakeld,
om te voorkomen dat de 12V-accu
ontladen raakt.
Stuurwielverwarming
Schakelt de stuurwielverwarming in/uit
Wanneer de stuurwielverwarming in
werking is, gaat het controlelampje
branden.
Auto's met linkse besturing
Auto's met rechtse besturing
5.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
363
5
Voorzieningen in het interieur
Page 366 of 522
Bedrijfsconditie
De stuurwielverwarming kan worden
gebruikt wanneer het contact AAN staat.
StoelverwarmingElke keer dat de schakelaar wordt
ingedrukt, wijzigt de werking als volgt.
Hoog (3 segmenten branden)→midden
(2 segmenten branden)→laag
(1 segment brandt)→uit
De niveau-indicator (oranje) gaat tijdens
de werking branden.
Bedrijfsconditie
De stoelverwarming kan worden gebruikt
wanneer het contact AAN staat.
5.2 Gebruik van de interieurverlichting
5.2.1 Overzicht interieurverlichting
1Make-upverlichting (indien aanwezig)
(→blz. 374)
2Interieurverlichting/leeslampjes voor
(→blz. 365)
3Interieurverlichting achter (→blz. 365)
4Startknopverlichting
5Verlichting dashboardkastje
(→blz. 367)
6Bekerhouderverlichting (indien
aanwezig)
7Verlichting portierbekleding (indien
aanwezig)
5.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
364
Page 367 of 522

Interieurverlichting
Voor
Schakelt de stand DOOR in/uit
Achter
1Aan
2Stand DOOR
De werking wordt gekoppeld aan de
hoofdschakelaar van de
interieurverlichting voor. Wanneer de
schakelaar is uitgeschakeld, gaat de
verlichting niet branden.
3Uit
LeeslampjesSchakelt de verlichting in/uit
Wanneer de verlichting brandt nadat
deze door de bijbehorende
portierkoppelingsschakelaar is
ingeschakeld, gaat deze niet uit, zelfs niet
wanneer op de schakelaar wordt gedrukt.
Instapverlichting
Als de schakelaar van de
interieurverlichting in de stand DOOR
staat, worden de interieurverlichting en
startknopverlichting automatisch
in-/uitgeschakeld op basis van de stand
van het contact en de aanwezigheid van
de elektronische sleutel, ongeacht of de
portieren vergrendeld/ontgrendeld zijn
en of de portieren geopend/gesloten zijn.
Buitenspiegelverlichting (indien
aanwezig)
Deze verlichting wordt automatisch
ingeschakeld afhankelijk van de
aanwezigheid van de elektronische
sleutel (auto's met Smart entry-systeem
en startknop) of bij het ontgrendelen van
de portieren.
Voorkomen van ontlading van de
12V-accu
De volgende verlichting wordt na
20 minuten automatisch uitgeschakeld:
• Interieurverlichting/leeslampjes voor
• Interieurverlichting achter
• Bagageruimteverlichting
• Make-upverlichting
Persoonlijke voorkeursinstellingen
De instellingen (bijv. de tijd die verstrijkt
voordat de verlichting uitgaat) kunnen
worden gewijzigd. (Systemen met
mogelijkheden voor persoonlijke
voorkeursinstellingen:→blz. 502)
5.2 Gebruik van de interieurverlichting
365
5
Voorzieningen in het interieur
Page 368 of 522

5.3 Gebruik van de opbergmogelijkheden
5.3.1 Overzicht van opbergmogelijkheden
1Dashboardkastje (→blz. 366)
2Fleshouders (→blz. 367)
3Bekerhouders (→blz. 368)
4Consolevak (→blz. 367)
WAARSCHUWING!
•Laat geen brillen, aanstekers of spuit-
bussen in de opbergvakken liggen. Als
u dat wel doet, kan dat bij hoge
temperaturen leiden tot het volgende:
– Brillen kunnen vervormen als de
temperatuur in de auto te hoog
oploopt of barsten als ze in contact
komen met andere voorwerpen.
– Aanstekers en spuitbussen kunnen
exploderen. Als ze in contact komen
met andere voorwerpen, kunnen
aanstekers vlam vatten en kunnen
spuitbussen gas gaan lekken,
waardoor brand kan ontstaan.
• Houd de deksels gesloten tijdens het
rijden of als de opbergvakken niet in
gebruik zijn.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
Bij plotseling remmen of uitwijken kan
letsel ontstaan doordat een inzittende
wordt geraakt door de open klep of door
voorwerpen in het opbergvak.
Dashboardkastje
5.3 Gebruik van de opbergmogelijkheden
366