Inschakelen van het grootlicht
1Druk bij ingeschakelde koplampen de
hendel van u af om het grootlicht in te
schakelen.
Door de hendel weer in de
middenstand te zetten, wordt het
grootlicht weer uitgeschakeld.
2Trek de hendel naar u toe en laat deze
meteen weer los om één keer met het
grootlicht te knipperen.
U kunt lichtsignalen geven met de
koplampen in- of uitgeschakeld.
Extended Headlight Lighting-systeem
Dankzij dit systeem kunnen de
koplampen gedurende 30 seconden
worden ingeschakeld wanneer het
contact UIT staat.Trek, nadat u het contact UIT hebt gezet,
de hendel naar u toe en laat hem los
terwijl de lichtschakelaar in de stand
staat.
De lichten doven onder de volgende
omstandigheden:
• Het contact wordt AAN gezet.
• De lichtschakelaar wordt
ingeschakeld.
• U trekt de lichtschakelaar naar u toe
en laat hem los.
Draaiknop koplampverstelling (indien
aanwezig)
De koplamphoogte kan worden
afgestemd op het aantal passagiers in de
auto en de mate van belading.
1Verhogen van de koplamphoogte
2Verlagen van de koplamphoogte
Aanwijzing voor instellen van de koplamphoogte
Aantal inzittenden en hoeveelheid bagage
Stand knop
Inzittenden Hoeveelheid bagage
Bestuurder Geen 0
Bestuurder en voorpassagier Geen 0
Alle zitplaatsen bezet Geen 1,5
Alle zitplaatsen bezet Maximale belading 2
Bestuurder Maximale belading 3,5
4.3 Bedienen van verlichting en ruitenwissers
221
4
Rijden
Adaptive Front Lighting-systeem (AFS)
(indien aanwezig)
Het Adaptive Front Lighting-systeem
zorgt voor uitstekend zicht bij kruisingen
en in bochten door de lichtbundel van de
koplampen automatisch in de gewenste
rijrichting te verstellen op basis van de
rijsnelheid en de hoek waarover de
voorwielen verdraaid worden.
AFS werkt bij een snelheid van 10 km/h
of hoger.
Dagrijverlichting
Om uw auto overdag beter zichtbaar te
maken voor andere weggebruikers, wordt
de dagrijverlichting automatisch
ingeschakeld als het hybridesysteem
wordt gestart en de parkeerrem wordt
gedeactiveerd met de lichtschakelaar in
de stand
. (Brandt helderder dan de
parkeerlichten voor.) Dagrijverlichting is
niet ontworpen voor gebruik in het
donker.
Sensor koplampregeling
De werking van de sensor kan in
negatieve zin beïnvloed worden als er iets
over de sensor heen geplaatst wordt of
als er iets op de ruit wordt aangebracht
waardoor de sensor wordt afgeschermd.
Hierdoor kan de sensor niet op de juiste
manier de hoeveelheid omgevingslicht
signaleren, waardoor het automatische
koplampsysteem mogelijk onjuist
functioneert.Automatisch uitschakelsysteem
verlichting
• Wanneer de lichtschakelaar in de
stand
ofstaat: De
koplampen en mistlampen voor
(indien aanwezig) worden
automatisch uitgeschakeld als het
contact UIT wordt gezet.
• Wanneer de lichtschakelaar in stand
staat: Alle verlichting wordt
automatisch uitgeschakeld als het
contact UIT wordt gezet.
Zet, om de verlichting weer in te
schakelen, het contact AAN of zet de
lichtschakelaar eenmaal in de stand
en daarna weer in de standof.
Zoemer verlichting
Er klinkt een zoemer en er verschijnt een
melding als het contact UIT of in stand
ACC wordt gezet en het
bestuurdersportier wordt geopend
terwijl de verlichting is ingeschakeld.
Automatische verticale
koplampverstelling (auto's zonder
draaiknop koplampverstelling)
De koplamphoogte wordt automatisch
geregeld op basis van het aantal
passagiers in de auto en de mate van
belading om verblinding van andere
weggebruikers door de koplampen te
voorkomen.
Energiebesparende functie 12V-accu
Onder de volgende omstandigheden
gaat de overige verlichting na
20 minuten automatisch uit om te
voorkomen dat de 12V-accu ontladen
raakt:
• De koplampen en/of achterlichten
branden.
• Het contact wordt in stand ACC of UIT
gezet.
• De lichtschakelaar staat in stand
of.
4.3 Bedienen van verlichting en ruitenwissers
222
Deze functie wordt onder de volgende
omstandigheden uitgeschakeld:
• Wanneer het contact AAN wordt
gezet.
• Wanneer de lichtschakelaar wordt
bediend.
• Wanneer een portier wordt geopend
of gesloten.
Als “Headlight System Malfunction
Visit Your Dealer” (Storing in
koplampsysteem. Ga naar uw dealer)
op het multi-informatiedisplay wordt
weergegeven
Er is mogelijk een storing in het systeem
aanwezig. Laat de auto nakijken door
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Persoonlijke voorkeursinstellingen
De instellingen (bijv. gevoeligheid
lichtsensor) kunnen worden gewijzigd.
(Systemen met mogelijkheden voor
persoonlijke voorkeursinstellingen:
→blz. 503)
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de
12V-accu
Laat de verlichting niet langer
ingeschakeld dan noodzakelijk is als het
hybridesysteem niet is ingeschakeld.
4.3.2 Automatic High Beam*
*: Indien aanwezig
Het Automatic High Beam-systeem
maakt gebruik van een ingebouwde
camera voor om de helderheid van
bijvoorbeeld de straatverlichting en de
verlichting van tegenliggers en
voorliggers te meten, en schakelt
indien nodig automatisch het grootlicht
in of uit.
WAARSCHUWING!
Beperkingen van het Automatic High
Beam-systeem
Vertrouw niet uitsluitend op het
Automatic High Beam-systeem. Rijd
altijd voorzichtig, houd hierbij de
omgeving in de gaten en schakel indien
nodig handmatig het grootlicht in of
uit.
Voorkomen van onjuiste werking van
het Automatic High Beam-systeem
Voorkom overbelading van uw auto.
Inschakelen van het Automatic High
Beam-systeem
1. Duw de hendel van u af terwijl de
lichtschakelaar in de stand
ofstaat.
2. Druk de Automatic High
Beam-schakelaar in.
Het controlelampje van het Automatic
High Beam-systeem gaat branden als
de koplampen automatisch worden
ingeschakeld om aan te geven dat het
systeem is ingeschakeld.
4.3 Bedienen van verlichting en ruitenwissers
223
4
Rijden
– Als geregeld en herhaaldelijk over
bochtige wegen wordt gereden.
– Er bevindt zich een sterk spiegelend
voorwerp, zoals een spiegel, voor de
auto.
– De achterzijde van een voorligger is
sterk spiegelend, zoals een
container op een truck.
– De koplampen van de auto zijn
beschadigd of vuil.
– De auto helt naar één kant over
door bijvoorbeeld een lekke band of
ligt aan de achterzijde wat lager
doordat een aanhangwagen is
aangekoppeld.
– Er wordt herhaaldelijk en op een
abnormale manier geschakeld
tussen dimlicht en grootlicht.
– De bestuurder meent dat andere
bestuurders of voetgangers last
hebben van het grootlicht.
Als “Headlight System Malfunction.
Visit Your Dealer.” (Storing in
koplampsysteem. Ga naar uw dealer)
wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay
Er is mogelijk een storing in het systeem
aanwezig. Laat de auto nakijken door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.4.3.3 Schakelaar mistlampen
De mistlampen zorgen voor uitstekend
zicht bij ongunstige rijomstandigheden,
zoals bij regen of mist.
Bedieningsinstructies
Schakelaar mistachterlicht
1Schakelt het mistachterlicht uit
2Schakelt het mistachterlicht in
Als de schakelaarring wordt losgelaten,
keert de ring terug naar de stand.
Door de schakelaarring nogmaals te
draaien, wordt het mistachterlicht
uitgeschakeld.
Schakelaar mistlampen voor/mistachterlicht
1Schakelt de mistlampen voor en
het mistachterlicht uit
2Schakelt de mistlampen voor in
4.3 Bedienen van verlichting en ruitenwissers
226
Richtingaanwijzerschakelaar (→blz. 215)
FunctieStandaardin-
stellingPersoonlijke
voorkeursin-
stelling123
Aantal keren knipperen bij
het veranderen van rijstrook3Uit
––O 5
7
Automatische verlichting (→blz. 220)
FunctieStandaardin-
stellingPersoonlijke
voorkeursin-
stelling123
Gevoeligheid lichtsensor Niveau 0 Niveau -2 - 2 – O O
Tijd die verstrijkt voordat de
koplampen uitgaan (Exten-
ded Headlight Lighting)30 seconden60 seconden
––O 90 seconden
120 seconden
Toyota Parking Assist-sensor*(→blz. 301)
FunctieStandaardin-
stellingPersoonlijke
voorkeursin-
stelling123
Toyota Parking Assist-sensor Aan Uit O – –
Detectieafstand van de zij-
sensoren
*Ver weg Dichtbij – – O
Zoemervolume 2 1 - 3 O – –
*: Indien aanwezig
RCTA (Rear Crossing Traffic Alert)
*(→blz. 310)
FunctieStandaardin-
stellingPersoonlijke
voorkeursin-
stelling123
RCTA (Rear Crossing Traffic
Alert)Aan Uit O – –
Zoemervolume 2 1 - 3 O – –
*: Indien aanwezig
PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
*(→blz. 244)
FunctieStandaardin-
stellingPersoonlijke
voorkeursin-
stelling123
Pre-Crash Safety-systeem Aan Uit O – –
Waarschuwingstijdstip GemiddeldVroeg
O– –
Laat
*: Indien aanwezig
8.2 Persoonlijke voorkeursinstellingen
502
Antidiefstalsysteem
Alarm*..................94
Antidiefstallabels*...........98
Deactiveren of uitschakelen van het
alarm...................95
Het alarm................94
Inbraaksensor (indien aanwezig) . .96
Inschakelen van de
supervergrendeling..........94
Inschakelen van het alarmsysteem .94
Startblokkering.............82
Supervergrendeling∗.........94
Uitschakelen van de
supervergrendeling..........94
Bedienen van verlichting en
ruitenwissers
Achterruitenwisser en -sproeier . .229
Adaptive Front Lighting-systeem
(AFS) (indien aanwezig).......222
Automatic High Beam*.......223
Bedienen van de
ruitenwisserhendel......227 , 229
Bedieningsinstructies.....220 , 226
Draaiknop koplampverstelling
(indien aanwezig)...........221
Extended Headlight Lighting-
systeem................221
Handmatig in- en uitschakelen van
het grootlicht.............224
Inschakelen van het Automatic High
Beam-systeem............223
Inschakelen van het grootlicht . . .221
Lichtschakelaar............220
Ruitenwissers en -sproeiers. . . .227
Schakelaar mistlampen.......226
Belangrijke informatie
Alarmknipperlichten.........434
Als de auto onder water staat of het
water op de weg stijgt........435
Als uw auto in geval van nood tot
stilstand moet worden gebracht . .434
Gebruik van de airconditioning en de
achterruitverwarming
Airconditioning............358
Bedieningspaneel airconditioning.358
Gebruik van de automatische
modus.................359
Overige functies...........359Stoelverwarming...........364
Stuurwielverwarming........363
Stuurwielverwarming*/
stoelverwarming*..........363
Uitstroomopeningen........360
Gebruik van de interieurverlichting
Interieurverlichting.........365
Leeslampjes..............365
Overzicht interieurverlichting . . .364
Gebruik van de ondersteunende
systemen
Als de TRC/VSC/ABS/Trailer Sway
Control in werking is.........348
Annuleren of stoppen van de
ondersteuningsmodus........327
Begeleidingsscherm........
.326
BSM (Blind Spot Monitor)*.....285
BSM-functie..............298
Cruise control*............279
De afstandsweergave en zoemer .302
Detectiebereik van de sensoren . .304
Detectiegebieden BSM-functie . .298
Detectiegebieden RCTA.......312
Display.................301
Dynamic Radar Cruise Control met
Road Sign Assist...........276
Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik*......269
Fileparkeren (modus automatisch
fileparkeren)..............328
Functies die zijn opgenomen in het
LTA-systeem..............258
GPF-systeem (benzineroetfilter) .347
Hervatten van het rijden met de
volgregeling als de auto is stilgezet
door het systeem
(afstandsregelmodus)........275
Inschakelen/uitschakelen Dynamic
Radar Cruise Control met Road Sign
Assist..................277
Inschakelen/uitschakelen van de
Parking Support Brake........315
Inschakelen/uitschakelen van de
RCTA ..................310
Inschakelen/uitschakelen van het
Toyota Parking Assist Sensor-
systeem................301
Instellen van de rijsnelheid . .280 , 283
Trefwoordenlijst
511