Wijzigen van de weergave
Wanneer u op de toets ODO/TRIP drukt,
wordt geschakeld tussen de
onderwerpen op het display van de
kilometerteller en de dagteller.
Als de dagteller wordt weergegeven,
wordt deze gereset als de toets
ODO/TRIP ingedrukt wordt gehouden.
Tellers en display worden verlicht als
Het contact wordt AAN gezet.
Hybridesysteemindicator
1Laadgebied
Geeft aan dat er energie wordt
teruggewonnen via regeneratief
remmen.
2Hybride eco-gebied
Laat zien dat er niet vaak gebruik
wordt gemaakt van het vermogen van
de benzinemotor. De benzinemotor
wordt automatisch gestopt en
opnieuw gestart onder verschillende
omstandigheden.
3Eco-gebied
Laat zien dat er milieuvriendelijk
wordt gereden.
4Power-gebied
Laat zien dat de grens van een bereik
voor milieuvriendelijk rijden wordt
overschreden (bij rijden op vol
vermogen en dergelijke).
• In de volgende situatie werkt de
hybridesysteemindicator niet.
– Het controlelampje READY brandt
niet.
– De selectiehendel staat in stand P, R
of N.
• Als u probeert om de naald tijdens het
rijden in het Eco-gebied te houden,
rijdt u milieuvriendelijker.
• In het oplaadgebied wordt de
regeneratiestatus
*aangegeven. De
geregenereerde energie wordt
gebruikt om het batterijpakket
(tractiebatterij) te laden.
*: Met “regenereren” wordt in deze
handleiding het omzetten van
bewegingsenergie van de auto in
elektrische energie bedoeld.
Motortoerental
Bij hybrideauto's wordt het motortoerental
nauwkeurig aangestuurd, vooral om het
brandstofverbruik te verlagen en de
uitstoot van schadelijke stoffen te
beperken. Het kan voorkomen dat het
weergegeven motortoerental varieert,
terwijl de rijomstandigheden gelijk blijven.
Weergave buitentemperatuur
• Onder de volgende omstandigheden
wordt mogelijk niet de juiste
buitentemperatuur weergegeven of
duurt het langer voordat de weergave
wordt gewijzigd.
– Wanneer de auto stilstaat of met
lage snelheid rijdt (lager dan
25 km/h)
– Wanneer de buitentemperatuur
plotseling verandert (bijvoorbeeld
bij het in- of uitrijden van een
garage of tunnel)
2.1 Instrumentenpaneel
108
Bedienen van de bedieningstoetsen van
het instrumentenpaneel
Het multi-informatiedisplay wordt
bediend met de bedieningstoetsen van
het instrumentenpaneel.
1Terugkeren naar het vorige scherm
2Enter/instellen
3Een item selecteren/pagina wijzigen
Rij-informatie
•
Actueel brandstofverbruik
(zoneweergave/numerieke weergave)*1
Geeft het actuele brandstofverbruik weer.
• Gemiddeld brandstofverbruik (sinds resetten*2/sinds starten/sinds tanken)*1
Geeft het gemiddelde brandstofverbruik
weer sinds respectievelijk het resetten
van de functie, het starten van het
hybridesysteem en het tanken
Het weergegeven gemiddelde
brandstofverbruik is een globale waarde.
• Gemiddelde rijsnelheid (
sinds
resetten*2/sinds starten)*1
Geeft de gemiddelde rijsnelheid weer
sinds respectievelijk het resetten van de
functie en het starten van het
hybridesysteem
• Verstreken tijd (
sinds
resetten*2/sinds starten)*1
Geeft de verstreken tijd weer sinds
respectievelijk het resetten van de
functie en het starten van het
hybridesysteem• Afstand (
actieradius/sinds starten)*1
Geeft respectievelijk de berekende
maximale afstand weer die nog kan
worden gereden met de resterende
brandstof en de gereden afstand sinds
het starten van het hybridesysteem.
– Deze afstand wordt berekend op
basis van het gemiddelde
brandstofverbruik. Hierdoor kan de
werkelijke afstand die nog kan
worden gereden, afwijken van de
weergegeven afstand.
– Als er een kleine hoeveelheid
brandstof wordt getankt, wordt de
weergave mogelijk niet bijgewerkt.
Zet bij het tanken het contact UIT.
Als brandstof wordt getankt terwijl
het contact niet UIT staat, wordt de
weergave mogelijk niet bijgewerkt.
• Energiemonitor
→blz. 114
• Snelheidsmeter
Geeft de rijsnelheid aan.
• G-monitor
→blz. 113
• Verhouding rijden in EV-modus
Geeft de verhouding weer van de tijd die
is gereden in EV-modus. (→Blz. 112)
• Display uit
Er wordt een leeg scherm weergegeven.
*1: Kan worden geregistreerd als
Rij-informatie 1 en 2. (→Blz. 111)
*2: Resetprocedures
– Selecteer een te resetten functie
m.b.v. de bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel en houd
vervolgens
ingedrukt om te
resetten.
– Als er meer dan één te resetten
functie is, worden er naast die
functies selectievakjes
weergegeven.
2.1 Instrumentenpaneel
110
– Rij-informatie 1 en 2
Hiermee kunnen maximaal 2 items
worden geselecteerd die worden
weergegeven op een rij-informatie-
scherm. Er kunnen maximaal
2 rij-informatieschermen worden
ingesteld.
– Pop-updisplay
Hiermee kunnen de pop-updisplays
worden in-/uitgeschakeld.
*2Deze
displays kunnen in bepaalde situaties
verschijnen.
– Standaardinstellingen
Geregistreerde of gewijzigde
instellingen van het
instrumentenpaneel worden gewist of
naar de beginwaarden teruggezet.
*1: Indien aanwezig
*2: Weergave van de routebegeleiding
van het aan het navigatiesysteem
gekoppelde systeem (indien aanwezig)
en weergave van binnenkomende
oproepen van het handsfree-systeem
(indien aanwezig).
In te stellen onderwerpen
• Tijdens het rijden kunnen de
instelitems “Meter Settings”
(instellingen instrumentenpaneel) en
“Vehicle Settings”
(voertuiginstellingen) niet worden
geselecteerd en bediend.
Tevens wordt het instelscherm in de
volgende situaties tijdelijk
uitgeschakeld.
– Er wordt een
waarschuwingsmelding
weergegeven.
– De auto rijdt weg.
• Instellingen voor functies waarmee de
auto niet is uitgerust, worden niet
weergegeven.
• Als een functie is uitgeschakeld,
kunnen de instellingen voor de
desbetreffende functie niet worden
geselecteerd.Pop-up display (pop-updisplay)
Onder bepaalde omstandigheden,
bijvoorbeeld wanneer een schakelaar
wordt bediend, wordt tijdelijk een
pop-updisplay weergegeven op het
multi-informatiedisplay. De functie voor
het pop-updisplay kan worden in- en
uitgeschakeld.
LCD-scherm
Op het scherm kunnen kleine vlekjes of
lichte puntjes verschijnen. Dit
verschijnsel is kenmerkend voor
LCD-schermen en u kunt het scherm
zonder problemen blijven gebruiken.
Bij het losnemen en aansluiten van de
accukabels
De rij-informatie wordt gereset.
Verhouding rijden in EV-modus
Geeft de verhouding weer van de tijd die
is gereden in EV-modus ten opzichte van
de totale rijtijd.
1Totale rijtijd
2Verhouding rijden in EV-modus
2.1 Instrumentenpaneel
112
Scherm navigatie-/multimediasysteem
(auto's met navigatiesysteem)
1. Druk op de toets MENU.
2.
Selecteer “Info” op het scherm “Menu”.
3. Selecteer ECO op het scherm
“Information” (informatie).
Als een ander scherm dan het gewenste
scherm wordt weergegeven, selecteert u
“Trip information” (ritinformatie) of
“History” (geschiedenis).
Reisinformatie
1Resetten van de verbruiksgegevens
2Gemiddelde rijsnelheid sinds het
starten van het hybridesysteem
3Verstreken tijd sinds het starten van
het hybridesysteem
4Het brandstofverbruik gedurende de
laatste 15 minuten
5Actieradius (→blz. 117)
6De geregenereerde energie gedurende
de laatste 15 minuten
Eén symbool staat voor 30 Wh. Er
worden maximaal 5 symbolen getoond.
7Actueel brandstofverbruik
Het gemiddelde brandstofverbruik
gedurende de laatste 15 minuten wor-
dt door middel van kleuren verdeeld in
vorige gemiddelden en gemiddelden
sinds de laatste keer dat het contact
AAN is gezet. Het weergegeven
gemiddelde brandstofverbruik is een
globale waarde.
Deze afbeeldingen zijn slechts
voorbeelden en kunnen licht afwijken
van de werkelijke situaties.Geschiedenis
1De gegevens uit de geschiedenis
resetten
2Het laagste gemeten
brandstofverbruik
3Recent brandstofverbruik
4Vorige gemeten brandstofverbruik
Auto's zonder navigatiesysteem:
Geeft het gemiddelde dagelijkse
brandstofverbruik weer. (In plaats van
de datum wordt “Trip 1” (rit 1) t/m
“Trip 5” (rit 5) weergegeven.)
Auto's met navigatiesysteem: Geeft
het gemiddelde dagelijkse
brandstofverbruik weer.
5Het recente brandstofverbruik bijwerken
De geschiedenis van het gemiddelde
brandstofverbruik is door middel van
kleuren verdeeld in vorige
gemiddelden en het gemiddelde
brandstofverbruik sinds de gegevens
de laatste keer zijn bijgewerkt. Het
weergegeven gemiddelde
brandstofverbruik is een globale
waarde.
Deze afbeeldingen zijn slechts
voorbeelden en kunnen licht afwijken
van de werkelijke situaties.
De gegevens uit de geschiedenis
bijwerken
Werk het recente brandstofverbruik bij
door “Clip” (bijwerken) te selecteren om
het actuele
brandstofverbruik opnieuw te meten.
2.1 Instrumentenpaneel
116
De gegevens resetten
De verbruiksgegevens kunnen worden
gewist door “Clear” (wissen) te
selecteren.
Actieradius
Geeft de geschatte maximale afstand aan
die nog met de in de tank aanwezige
brandstof kan worden gereden. Deze
afstand wordt berekend op basis van het
gemiddelde brandstofverbruik. Hierdoor
kan de werkelijke afstand die nog kan
worden gereden, afwijken van de
weergegeven afstand.
Brandstofverbruik (type B) (indien
aanwezig)
Weergave actueel brandstofverbruik
1. Selecteer
in het hoofdmenu.
2. Selecteer “Reisinformatie”.
Als er een ander scherm dan “Huidig”
wordt weergegeven, selecteer dan
“Huidig”.
1Gemiddelde rijsnelheid sinds het
starten van het hybridesysteem.
2Ritafstand
3Verstreken tijd sinds het starten van
het hybridesysteem.
4De gegevens uit de geschiedenis
resetten
5Het brandstofverbruik gedurende de
laatste 15 minuten
6Actueel brandstofverbruik
Het weergegeven gemiddelde
brandstofverbruik is een globalewaarde. De afbeelding is slechts een
voorbeeld en kan afwijken van de
werkelijke situatie.
Weergave historisch brandstofverbruik
1. Selecteer
in het hoofdmenu.
2. Selecteer “Reisinformatie”.
Als een ander scherm dan
“Geschiedenis” wordt weergegeven,
selecteert u “Geschiedenis”.
1Recent brandstofverbruik
2Het beste gemeten brandstofverbruik
3Vorige gemeten brandstofverbruik
4De gegevens uit de geschiedenis
resetten
5Het recente brandstofverbruik
bijwerken
Het weergegeven gemiddelde
brandstofverbruik is een globale
waarde. De afbeelding is slechts een
voorbeeld en kan afwijken van de
werkelijke situatie.
De gegevens uit de geschiedenis
bijwerken
Werk het gemiddelde brandstofverbruik
bij door “Updaten” te selecteren om het
actuele brandstofverbruik opnieuw te
meten.
De gegevens resetten
De verbruiksgegevens kunnen worden
gewist door “Gegevens wissen” te
selecteren.
2.1 Instrumentenpaneel
117
2
Instrumentenpaneel
– Als de identificatiecode op de
bandenspanningssensoren en
-zenders niet is geregistreerd in de
bandenspanningswaarschuwings-
systeem-ECU.
• In de volgende situaties kunnen de
prestaties worden beïnvloed.
–
In de buurt van een televisiezendmast,
elektriciteitscentrale, tankstation, ra-
diozender, videowall, luchthaven of
andere locatie waar sterke radiogol-
ven of elektromagnetische velden
aanwezig zijn
– Als u een draagbare radio, mobiele
telefoon, draadloze telefoon of een
ander draadloos
communicatiemiddel bij u draagt
• Wanneer de auto geparkeerd is, kan
het langer duren voordat de
waarschuwing verschijnt of verdwijnt.
•
Wanneer de bandenspanning snel daalt,
zoals bij een klapband, dan verschijnt de
waarschuwing mogelijk niet.
De initialisatieprocedure
• Voer de initialisatie uit na het op
spanning brengen van de banden.
Zorg er daarnaast voor dat de banden
koud zijn bij de initialisatie en bij het
aanpassen van de bandenspanning.
• Als u het contact tijdens de
initialisatie per ongeluk UIT hebt
gezet, dan is het niet noodzakelijk de
resettoets in te drukken, omdat de
initialisatie automatisch herstart
wordt wanneer het contact de
volgende keer AAN wordt gezet.
• Als u per ongeluk de resettoets
indrukt wanneer initialiseren niet
nodig is, breng de banden dan op de
juiste spanning wanneer ze koud zijn
en voer opnieuw de initialisatie uit.
Waarschuwingen
bandenspanningswaarschuwingssysteem
De eventuele waarschuwing van het
bandenspanningswaarschuwingssysteem
is gebaseerd op de omstandigheden
waaronder het systeem geïnitialiseerdis. Daarom laat het systeem mogelijk
zelfs een waarschuwing zien wanneer de
bandenspanning niet laag genoeg is of
wanneer de druk hoger is dan de druk
die was ingesteld tijdens het initialiseren
van het systeem.
Als de initialisatie van het
bandenspanningswaarschuwingssysteem
niet voltooid is
De initialisatie kan worden uitgevoerd in
enkele minuten. In de volgende gevallen
worden de instellingen echter niet
opgeslagen en zal het systeem niet goed
werken. Laat, als herhaalde pogingen de
bandenspanning op te slaan mislukken,
de auto zo snel mogelijk nakijken door
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
• Als het systeem wordt geïnitialiseerd,
knippert het waarschuwingslampje
lage bandenspanning niet 3 keer en
verschijnt de melding voor het
instellen niet op het
multi-informatiedisplay.
• Nadat er na de initialisatie gedurende
een bepaalde tijd gereden is, gaat het
waarschuwingslampje branden nadat
het gedurende 1 minuut heeft
geknipperd.
Registreren van identificatiecodes
De identificatiecodes van de
bandenspanningssensoren en -zenders
van twee sets banden kunnen worden
geregistreerd. Als de identificatiecodes
voor zowel de normale banden als de
winterbanden vooraf zijn geregistreerd, is
het niet nodig om de identificatiecodes te
registreren wanneer de normale banden
worden vervangen door winterbanden.
Neem voor meer informatie over het
wijzigen van identificatiecodes contact op
met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
6.3 Zelf uit te voeren onderhoud
400
Wijzigen op het scherm van het
navigatie-/ multimediasysteem (indien
aanwezig)
Ty p e A
1. Druk op de toets MENU.
2. Selecteer “Setup” (instellingen) op
het menuscherm en selecteer
“Vehicle” (auto).
3. Selecteer “Vehicle customisation”
(voertuigaanpassingen).
Er kunnen verschillende instellingen
worden gewijzigd. Raadpleeg het
overzicht met instellingen die kunnen
worden gewijzigd voor meer informatie.
Ty p e B
1. Selecteer
in het hoofdmenu.
2. Selecteer “Vehicle customize”
(voertuig aanpassen).
Er kunnen verschillende instellingen
worden gewijzigd. Raadpleeg het
overzicht met instellingen die kunnen
worden gewijzigd voor meer
informatie.
Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstellingen
Sommige voorkeursinstellingen zijn van invloed op de instellingen van andere functies.
Neem voor meer informatie contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
1Instellingen die u met behulp van het multi-informatiedisplay kunt wijzigen
2Instellingen die u met behulp van het scherm van het navigatie-/multimediasysteem
kunt wijzigen (indien aanwezig)
3Instellingen die door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige kunnen worden gewijzigd
Definitie van symbolen: O = beschikbaar, — = niet beschikbaar
Meters, tellers en multi-informatiedisplay (→blz. 107)
FunctieStandaardin-
stellingPersoonlijke
voorkeursin-
stelling123
Taal*1Engels*2OO*4–
Eenheden
*1km (l/100 km)km (km/liter)
OO*4–
mijlen (MPG)
EV-controlelampjeAan (zelfontste-
kend)Uit O – –
Rij-informatie 1Actueel brand-
stofverbruik
(weergave me-
ter)
*3O– –
Gemiddeld
brandstofver-
bruik (sinds re-
setten)
Rij-informatie 2Afstand (actie-
radius)
*3O– –
Gemiddelde
rijsnelheid
(sinds resetten)
8.2 Persoonlijke voorkeursinstellingen
499
8
SPECIFICATIES
FunctieStandaardin-
stellingPersoonlijke
voorkeursin-
stelling123
Pop-updisplay Aan Uit O – –
*1: De standaardinstelling verschilt per land.
*2: Duits, Frans, Spaans, Italiaans, Portugees, Nederlands, Zweeds, Noors, Deens, Russisch,
Fins, Grieks, Pools, Oekraïens, Turks, Hongaars, Tsjechisch, Slowaaks, Roemeens
*3: 2 van de volgende items: actueel brandstofverbruik (weergave meter), actueel
brandstofverbruik (numeriek display), gemiddeld brandstofverbruik (sinds resetten),
gemiddeld brandstofverbruik (sinds starten), gemiddeld brandstofverbruik (sinds tanken),
gemiddelde rijsnelheid (sinds resetten), gemiddelde rijsnelheid (sinds starten), verstreken
tijd (sinds resetten), verstreken tijd (sinds starten), afstand (actieradius), afstand (sinds
starten), leeg.
*4: Alleen navigatie-/multimediasysteem type A
Instrumentenpaneel (→blz. 100)
FunctieStandaardin-
stellingPersoonlijke
voorkeursin-
stelling123
Sensorgevoeligheid voor ver-
mindering van de helderheid
van het instrumentenpaneel
afhankelijk van de lichtsterkte
buitenStandaard -2 - 2 – – O
Sensorgevoeligheid voor te-
rugzetten van de helderheid
van het instrumentenpaneel
op het oorspronkelijke niveau
afhankelijk van de lichtsterkte
buitenStandaard -2 - 2 – – O
Smart entry-systeem met startknop en afstandsbediening (→blz. 122, blz. 126, blz.
130)
FunctieStandaardin-
stellingPersoonlijke
voorkeursin-
stelling123
Bedieningssignaal (alarm-
knipperlichten)Aan Uit – O O
OntgrendelenAlle portieren in
één keer ont-
grendelenBestuur-
dersportier ont-
grendelen in
één keer, ove-
rige portieren in
twee keer–OO
Tijd tot na het ontgrendelen,
zonder dat een portier wordt
geopend, de portieren auto-
matisch weer worden ver-
grendeld30 seconden60 seconden
–OO
120 seconden
8.2 Persoonlijke voorkeursinstellingen
500