Page 321 of 540

5-43
Rijden met uw auto
5
Werking DBC
• De DBC wordt mogelijk nietgedeactiveerd op steile
hellingen, ook al wordt hetrempedaal of het gaspedaal
ingetrapt.
• Schakel de DBC niet in als de selectiehendel in de 3e
versnelling (of hoger) staat bij
auto's met een handgeschakelde
transmissie. De motor kanafslaan als het DBC-systeem
geactiveerd wordt.
AANWIJZING
Stand-by Druk op de toets DBC als de rijsnelheid lager is dan 40
km/h. Het DBC-systeem wordt ingeschakeld in de
stand-bymodus.
Het systeem wordt niet ingeschakeld als de rijsnelheid hoger is dan 40 km/h.
Als in de stand-bymodus de rijsnelheid lager is dan 35
km/h en een steile helling afgereden wordt, wordt de
DBC automatisch geactiveerd.
Als het DBC-systeem is geactiveerd, zal het tijdelijk
worden gedeactiveerd wanneer:
• De helling niet steil genoeg is.
• Het rem- of gaspedaal wordt ingetrapt.
Als deze omstandigheden niet meer aanwezig zijn,
wordt het DBC-systeem automatisch opnieuw
geactiveerd.
Het DBC-systeem wordt uitgeschakeld wanneer:
• De toets DBC opnieuw wordt ingedrukt.
• De rijsnelheid hoger is dan 60 km/h.
Geactiveerd
Tijdelijk
gedeactiveerd
OFF
Modus Controlelampje Beschrijving
Knippert
Verlicht
Niet verlicht
Verlicht
Als het rode controlelampje DBC
brandt, is het systeem mogelijk
oververhit of is er een storing inhet systeem aanwezig.
Als het waarschuwingslampje nog steeds brandt nadat het
DBC-systeem is afgekoeld,
adviseren we u de auto zo
spoedig mogelijk te laten
controleren door een officiële
Hyundai-dealer.
WAARSCHUWING
Page 322 of 540

5-44
Rijden met uw auto
• De DBC werkt niet wanneer:- De selectiehendel in stand P(parkeren) staat
- De ESC is geactiveerd.
Goede remgewoonten
Het rijden met natte remmen kan
gevaarlijk zijn! De remmen kunnen
nat worden als de auto door een plas
rijdt of als hij gewassen wordt. De
remweg van uw auto wordt langer
als de remmen nat zijn. Ook kan deauto tijdens het remmen naar één
kant trekken als de remmen nat zijn. U kunt de remmen drogen door het
rempedaal tijdens het rijden licht in
te trappen totdat het remsysteem
weer normaal werkt, waarbij u ervoor
moet zorgen dat u de auto te allen
tijde onder controle houdt. Als het
remsysteem echter niet normaal
gaat werken, breng dan de auto zo
snel mogelijk op een veilige plaatstot stilstand en neem contact op met
een officiële HYUNDAI-dealer voor
hulp.
Laat tijdens het rijden uw voet NIET
op het rempedaal rusten. Zelfs een
lichte, maar permanente pedaaldruk
kan leiden tot oververhitting van de
remmen, voortijdige slijtage en zelfs
het weigeren van de remmen. Trap het rempedaal geleidelijk in en
verlaag uw snelheid terwijl u rechtuit
blijft rijden als u tijdens het rijden een
lekke band krijgt. Breng uw auto
op een veilige plaats tot stilstand
nadat u voldoende vaart heeft
geminderdom veilig te kunnenstoppen.
Houd het rempedaal stevig ingetrapt als de auto stilstaat om te
voorkomen dat de auto vooruit rolt.
Breng vóór het verlaten van deauto of het parkeren de auto
volledig tot stilstand en blijf het
rempedaal ingetrapt houden.Zet de selectiehendel in stand P
(parkeren), activeer de
parkeerrem en zet het contact in
stand LOCK/OFF.
Wanneer de auto wordt
geparkeerd en de parkeerrem
niet of niet goed wordt
geactiveerd, kan de auto
onbedoeld in beweging komen,
waardoor de bestuurder ofanderen letsel kunnen oplopen.
Activeer ALTIJD de parkeerrem
voordat u de auto verlaat.
WAARSCHUWING
Page 323 of 540

5-45
Rijden met uw auto
5
De vierwielaandrijving (4WD)
verdeelt het motorvermogen over de
voor- en achterwielen voor maximale
tractie. Vierwielaandrijving is handig
als extra tractie noodzakelijk
wanneer gereden wordt op
bijvoorbeeld gladde, modderige,
natte of besneeuwde wegen.
De auto kan indien nodig ook worden
gebruikt op normaal begaanbare
onverharde wegen en paden. Het is
belangrijk dat de bestuurder de
snelheid verlaagt tot een niveau dat
een veilig gebruik onder dezeomstandigheden mogelijk maakt.• Rijd niet in water dat hoger staat
dan de onderzijde van de auto.
• Controleer de werking van de remmen nadat u door modder of
water bent gereden. Trap, terwijl u
langzaam rijdt, het rempedaal
meerdere keren in totdat u voeltdat de remmen weer normaalwerken.
• Verkort het onderhoudsinterval als u op onverhard terrein, zoals
in zand, modder of water rijdt.
• Was uw auto altijd grondig na gebruik in het terrein, met name
de onderkant van de auto.
• Zorg ervoor dat op alle wielen banden van hetzelfde type en met
dezelfde maat zijn gemonteerd.
• Als een auto met permanente vierwielaandrijving verplaatst
moet worden, dient dit op een
auto-ambulance te gebeuren.
AANWIJZING
VIERWIELAANDRIJVING (4WD) (INDIEN VAN TOEPASSING)
OOS057057 Om de kans op ERNSTIG LETSEL te beperken:
•Rijd niet onder
omstandigheden waarvoor de
auto niet ontworpen is, zoals
op onverhard terrein.
•Pas uw snelheid aan voordat u
een bocht aansnijdt of gaatkeren.
•Maak geen plotselinge
stuurbewegingen bij het
wisselen van rijbaan of bij het
nemen van snelle, scherpe
bochten.
•De kans dat de auto over de
kop slaat wanneer u de macht
over het stuur verliest, is veel
groter bij hogere snelheden.
•Meestal verliest de bestuurder
de macht over het voertuigwanneer twee of meer wielen
van de weg raken en de
bestuurder het stuur omgooitom de auto weer de weg op testuren.
WAARSCHUWING •Gooi het stuur niet om
wanneer uw auto van de weg
raakt. Minder in plaats daarvan
snelheid voordat u de auto
terug de weg op stuurt.
Page 324 of 540

5-46
Rijden met uw auto
Rijden met vierwielaandrijving
In de 4WD LOCK-modus wordt het systeem gedeactiveerd als de
rijsnelheid hoger wordt dan 30 km/h en wordt overgeschakeld naar
de 4WD AUTO-modus. Als de rijsnelheid lager wordt dan 30 km/h
wordt weer teruggeschakeld naar de 4WD LOCK-modus.
Gebruik deze modus om bij het op- en afrijden van steile hellingen,
het rijden op onverhard terrein, het rijden op zanderige of
modderige wegen, enz. te zorgen voor maximale tractie.
4WD AUTO
(4WD LOCK is uitgeschakeld)
(Niet verlicht)
Stand tussenbak Selectietoets Controlelampje Beschrijving
Tijdens het rijden in de 4WD AUTO-modus onder normale
bedrijfsomstandigheden werkt de auto net als auto's met
tweewielaandrijving. Maar als het systeem bepaalt dat
vierwielaandrijving noodzakelijk is, wordt de aandrijfkracht van de
motor automatisch verdeeld over alle vier wielen.
Gebruik deze modus voor het rijden op normale wegen.
4WD LOCK
(Verlicht)
Selecteren van de vierwielaandrijvingsmodus (4WD)
Als het waarschuwingslampje 4WD ( ) in het instrumentenpaneel blijft branden, is er mogelijk een
storing aanwezig in het 4WD-systeem. Als het waarschuwingslampje 4WD ( ) brandt adviseren we u de
auto zo spoedig mogelijk te laten nakijken door een officiële Hyundai-dealer.
WAARSCHUWING
Page 325 of 540

5-47
Rijden met uw auto
5
Als de 4WD LOCK-modus wordt
gedeactiveerd kan een schok
worden gevoeld als de
aandrijfkracht weer alleen aan de
voorwielen wordt geleverd.
Veilig rijden metvierwielaandrijving
Vóór het rijden
• Verzeker u er van dat alle passagiers veiligheidsgordels
dragen.
• Ga meer rechtop en dichter bij het stuurwiel zitten dan normaal. Zet
het stuurwiel in de juiste stand voor
een comfortabele bediening.
Rijden op besneeuwde of bevroren
wegen
• Rijd langzaam weg door hetgaspedaal geleidelijk in te trappen.
• Gebruik winterbanden of sneeuwkettingen.
• Bewaar voldoende afstand tot uw voorligger.
• Rem bij deceleratie af op de motor.
• Vermijd hoge snelheden, snelle acceleratie, plotseling remmen en
scherpe bochten om te voorkomen
dat de auto in een slip terechtkomt.
Rijden in zand of modder
• Rijd met een lage en constantesnelheid.
• Gebruik indien nodig sneeuwkettingen bij het rijden in
modder.
• Bewaar voldoende afstand tot uw voorligger.
• Verminder snelheid en controleer altijd de conditie van de weg.
• Vermijd hoge snelheden, snelle acceleratie, plotseling remmen en
scherpe bochten om te voorkomen
dat de auto vast komt te zitten.
AANWIJZING
Zorg er als u op normale wegen
rijdt voor dat de 4WD LOCK-
modus is gedeactiveerd doorop de toets 4WD LOCK te
drukken (het controlelampje
4WD LOCK dooft). Als de 4WD
LOCK-modus is ingeschakeld
terwijl u op normale wegen rijdt,
kunnen er, met name bij het
nemen van bochten,
mechanische bijgeluiden en
trillingen worden geproduceerd.
De bijgeluiden en trillingen
verdwijnen als de 4WD LOCK-
modus wordt uitgeschakeld.
Sommige onderdelen in de
aandrijflijn kunnen beschadigdraken als er langdurig met
bijgeluiden en trillingen wordt
gereden.
OPMERKING
Plaats antislipmateriaal onder
de aangedreven wielen om voor
tractie te zorgen als de auto vast
is komen te zitten in sneeuw,
zand of modder OF probeer de
auto door de wielen in voor- en
achterwaartse richtinglangzaam door te laten slippen
vrij te schommelen. Voorkom
dat de motor gedurende een
langere periode met een hoog
toerental draait, om schade aan
het 4WD-systeem te voorkomen.
OPMERKING
Page 326 of 540

5-48
Rijden met uw auto
Op- of afrijden van hellingen
• Oprijden van hellingen- Controleer voor het wegrijden ofhet mogelijk is de helling op te
rijden.
- Rijd zoveel mogelijk in een rechte lijn.
• Afrijden van hellingen - Schakel niet tijdens het afrijdenvan de helling. Kies vóór het
afrijden van de helling de juiste
versnelling.
- Rijd de helling langzaam af en rem af op de motor.
- Rijd zoveel mogelijk in een rechte lijn.Rijden door water
• Probeer het rijden door diep water te voorkomen. De motor kan afslaan en de uitlaatpijpen kunnen
verstopt raken.
• Als u door water moet rijden, stop de auto dan, schakel de 4WD
LOCK-modus in en rijd langzamerdan 8 km/h.
• Schakel niet tijdens het rijden door water.
OLMB053017 Wees buitengewoon voorzichtig
bij het op- of afrijden van steile
hellingen. De auto kan kantelen
afhankelijk van het
hellingspercentage, het terrein
en de aanwezigheid van
water/modder.
WAARSCHUWING
OLMB053018Rijd niet dwars op een steile
helling. Een kleine wijziging inde stuurwielhoek kan de autodestabiliseren en als de auto
wel stabiel is, kan hij zijn
stabiliteit verliezen als de
voorwaartse beweging stopt.
Uw auto kan kantelen hetgeen
ernstig letsel kan veroorzaken.
WAARSCHUWING
Page 327 of 540

5-49
Rijden met uw auto
5
Overige rijomstandigheden
• Zorg dat u weet hoe deomstandigheden in het onverharde
terrein zijn voordat u er gaat rijden.
• Rijd op onverhard terrein voorzichtig en vermijd gevaarlijke
situaties.
• Rijd langzaam bij harde wind.
• Verlaag de rijsnelheid bij het nemen van een bocht.
Het zwaartepunt van auto's met
vierwielaandrijving ligt hoger dan
bij normale auto's met
tweewielaandrijving waardoor ze
makkelijker omslaan als u de bochtte snel neemt. • Houd het stuurwiel stevig vast
wanneer u op onverhard terrein
rijdt.
Voorzorgsmaatregelen bij een
noodgeval Banden
Band
Gebruik geen banden en velgen met
een andere maat of van een ander
type dan de banden en velgen die
oorspronkelijk op uw auto zaten. Dit
kan de veiligheid en prestaties van
uw auto nadelig beïnvloeden, wat
kan leiden tot ernstig letsel doordat
de auto onbestuurbaar wordt of over
de kop slaat.
Zorg er bij het vervangen van de
wielen voor dat alle vier wielen
dezelfde velgmaat, dezelfde
bandenmaat, dezelfde profieldikte
en hetzelfde draagvermogen
hebben. Gebruik ook altijd velgen en
banden van hetzelfde merk. Als u de
auto voor rijden op onverhard terrein
voorziet van een niet door Hyundai
aanbevolen banden- en
velgencombinaties, dient u deze
banden- en velgencombinaties niet
te gebruiken voor het rijden op de
snelweg.
Rijd altijd langzaam door water.Als u te snel rijdt kan opspattendwater in de motorruimte
terechtkomen, waardoor het
ontstekingssysteem nat wordtzodat uw auto plotselingstilstaat.
OPMERKING
OOS057075L
Steek uw arm niet in het stuurwiel tijdens het rijden in
het terrein. U kunt uw arm
verwonden door een
plotselinge stuurbeweging of
door schokken van het stuur als
gevolg van voorwerpen op de
grond. U kunt de controle over
het stuurwiel verliezen, wat kanresulteren in ernstig letsel.
WAARSCHUWING
Page 328 of 540

5-50
Rijden met uw auto
Slepen
Auto's met vierwielaandrijving
moeten gesleept of vervoerd worden
met alle vier wielen van de grond. Dit
kan met behulp van een bril en
dollies of met behulp van een auto-
ambulance. Zie "Slepen" in
hoofdstuk 6 voor meer informatie.
Rollenbanktest
Auto's met permanente
vierwielaandrijving moeten wordengetest op een speciale 4WD-rollenbank.Test een auto met permanente
vierwielaandrijving niet op een
testbank voor tweewielaangedreven
auto's. Als een 2WD-rollenbank moet
worden gebruikt, handelt u als volgt:
1. Controleer of de bandenspanning
aan de specificaties voldoet.
2. Plaats de voorwielen op de testbank voor de snelheidsmeting,
zoals aangegeven in deafbeelding.
3. Ontgrendel de parkeerrem.
4. Plaats de achterwielen op de vrij draaiende rollen, zoals
aangegeven in de afbeelding.
Start de motor nooit en laat demotor nooit draaien wanneereen auto met permanentevierwielaandrijving op een krik
staat. De auto kan van de krik
afglijden of rollen, waardoor u
of omstanders ernstig letselzouden kunnen oplopen.
WAARSCHUWING
OOS057009Testbank (snelheidsmeter)
Vrij draaiende rollen
•Activeer tijdens het uitvoeren
van deze test nooit deparkeerrem.
•Laat de voor- en achterwielen niet afzonderlijk draaien als
de auto omhoog staat. Allevier wielen moeten draaien.
OPMERKING
Houd afstand tot de voorzijde
van de auto als deze in de
versnelling staat op de
rollenbank. De auto kan uit de
testbank springen en ernstig
letsel veroorzaken.
WAARSCHUWING