Page 401 of 540

Lekke band (met tire mobility kit) - Type A ...6-30Introductie .........................................................................6-30
Aanwijzingen voor een veilig gebruik van de
Tire Mobility Kit ...............................................................6-31
Componenten van het Tire Mobility Kit (TMK) .......6-32
Gebruik van de Tire Mobility Kit .................................6-33
Controleren van de bandenspanning .........................6-36
Lekke band (met tire mobility kit) - Type B....6-38 Introductie .........................................................................6-38
Aanwijzingen voor een veilig gebruik van de
Tire Mobility Kit ...............................................................6-39
Componenten van het Tire Mobility Kit (TMK) .......6-40
Gebruik van de Tire Mobility Kit .................................6-41
Het dichtmiddel verdelen...............................................6-43
Controleren van de bandenspanning .........................6-43
Slepen ....................................................................6-45 Slepen.................................................................................6-45
Afneembare trekhaak ...................................................6-46
Slepen in een noodgeval ...............................................6-47
Nooduitrusting ......................................................6-49 Brandblusser.....................................................................6-49
Eerstehulpset ...................................................................6-49
Gevarendriehoek .............................................................6-49
Bandenspanningsmeter .................................................6-49
6
Page 402 of 540

6-3
Wat te doen in een noodgeval
6
De alarmknipperlichten dienen
ervoor om de overige weggebruikers
te waarschuwen om extra
voorzichtigheid in acht te nemen bijhet naderen, inhalen of passeren
van uw auto.
Ze dienen te worden gebruikt in noodsituaties of als de auto aan de
kant van de weg tot stilstand is
gekomen.Druk op de schakelaar van de
alarmknipperlichten om de
alarmknipperlichten in of uit te
schakelen. Het maakt daarbij niet uit
in welke stand het contact staat. De
schakelaar bevindt zich in de
middenconsole. De schakelaar zorgt
ervoor dat alle knipperlichten
geactiveerd worden.
• De alarmknipperlichten werken
ongeacht of de motor draait of niet.
• De richtingaanwijzers werken niet wanneer de alarmknipperlichten
ingeschakeld zijn.
Als de motor afslaat tijdens het rijden
• Laat de auto geleidelijk uitrollen enblijf daarbij rechtuitrijden. Probeer
de auto op een veilige plaats totstilstand te brengen.
• Schakel de alarmknipperlichten in.
• Probeer de motor weer te starten. We adviseren u contact op te nemen met een officiële
HYUNDAI-dealer als de motor niet
start.
Als de motor afslaat op een kruising of splitsing
Zet de selectiehendel in stand N
(neutraal) en duw de auto naar een
veilige plaats als de motor afslaat op
een kruising of splitsing. Verlies
hierbij de veiligheid niet uit het oog.
ALARMKNIPPERLICHTEN WAT TE DOEN IN EEN
NOODGEVAL TIJDENS HET
RIJDEN
OOS067001
Page 403 of 540

6-4
Wat te doen in een noodgeval
Als u tijdens het rijden een lekke band krijgt
Als tijdens het rijden een band leegloopt:
• Laat het gaspedaal los enverminder vaart terwijl u rechtuit
blijft rijden. Trap niet direct hetrempedaal in en probeer ook niet
direct naar de kant van de weg testuren, omdat u hierdoor de
controle over de auto zou kunnen
verliezen en een ongeval zou
kunnen veroorzaken.
Rem voorzichtig zodra de snelheid
zo laag is dat u dat veilig kunt doen
en zet de auto aan de kant van de
weg. Zet de auto zoveel mogelijk
aan de kant van de weg en parkeer
op een stevige, vlakke ondergrond.
Parkeer niet in de middenberm als
u op een snelweg rijdt met
gescheiden rijbanen. • Druk, als de auto tot stilstand is
gekomen, de schakelaar van de
alarmknipperlichten in, zet deselectiehendel in stand P
(parkeren, Double
clutchtransmissie) of de vrijstand
(handgeschakelde transmissie),
activeer de parkeerrem en zet het
contact in stand LOCK/OFF.
• Laat alle inzittenden uitstappen. Laat iedereen uitstappen aan die
zijde van de auto die van het
langsrijdende verkeer afgewend is.
• Volg bij het vervangen van een lekke band de aanwijzingen in dithoofdstuk.
Als de motor niet of langzaam
ronddraait
•Zet de selectiehendel in stand N
(neutraal) of stand P (parkeren) als de
auto is uitgerust met een Double
clutch-ransmissie. De motor startalleen als de selectiehendel in stand N
(neutraal) of stand P (parkeren) staat.
• Controleer of de accuklemmen schoon zijn en goed vastzitten.
• Schakel de interieurverlichting in. Als de interieurverlichting zwakker gaat
branden of uitgaat als u de startmotor
bedient, is de accu te ver ontladen.
Probeer de auto niet aan te slepen of
aan te duwen. Dat kan schade aan uw
auto veroorzaken. Zie de instructies
voor “Starten met hulpaccu” in dithoofdstuk.
ALS DE MOTOR NIET
GESTART KAN WORDEN
Als de auto aangesleept of
aangeduwd wordt, kan de
katalysator overbelast worden
wat kan resulteren in schade
aan het emissieregelsysteem.
OPMERKING
Page 404 of 540

6-5
Wat te doen in een noodgeval
6
Als de motor wel ronddraait maar niet aanslaat
• Controleer het brandstofniveau envul indien nodig brandstof bij.
Als de motor nog steeds niet start,
neem dan telefonisch contact op met
een officiële HYUNDAI-dealer. Starten met een hulpaccu kan
gevaarlijk zijn als dit niet op de juiste
manier gebeurt. Volg de procedures
voor het starten met een hulpaccu in
dit hoofdstuk om te voorkomen dat u
ernstig letsel oploopt of de auto
beschadigd raakt. Wij adviseren umet klem om een monteur of de
wegenwacht te raadplegen als u
twijfelt over het op de juiste manier
starten met een hulpaccu.
Volg altijd onderstaande
voorzorgsmaatregelen bij het
werken in de buurt van of aande accu om ERNSTIG LETSEL
te voorkomen:
Lees de aanwijzingenvoor het omgaan met de
accu zorgvuldig door en
volg ze nauwkeurig op.
Draag een veiligheidsbril om uw ogen tegen wegspattend zuur te
beschermen.
Houd open vuur, vonken en rokende materialen uit
de buurt van de accu.
Er bevindt zich altijd wat van het zeer licht
ontvlambare waterstof
in de accucellen. Dit
kan ontploffen als er
een ontstekingsbronaanwezig is.
Houd accu's buiten hetbereik van kinderen.
Accu’s bevatten zwavelzuur dat uitermate
corrosief is. Laat accuzuur
niet in contact komen met
uw ogen, huid of kleding.
Spoel uw ogen gedurende ten
minste 15 minuten en roep
onmiddellijk medische hulp in
wanneer u zuur in uw ogen krijgt.
Was uw huid grondig wanneer
deze in aanraking komt met zuur.
Roep onmiddellijk medische hulpin wanneer u pijn of een
brandend gevoel hebt.
WAARSCHUWING
STARTEN MET EEN HULPACCU
Page 405 of 540

6-6
Wat te doen in een noodgeval
Om schade aan uw auto te
voorkomen:
• Gebruik alleen een 12V-voedingsbron (accu of
startbooster) om de auto met
een hulpaccu te starten.
• Probeer uw auto niet aan te duwen.
Informatie Een onjuist afgevoerdebatterij kan schadelijk zijn
voor het milieu en voor de
gezondheid. Voer de accu
volgens de wettelijke
voorschriften af.
Startprocedure met behulp van
een hulpaccu
1. Plaats de auto's zo dicht bij elkaar dat de startkabels de afstandtussen de accu's kunnen
overbruggen, maar zorg ervoor
dat de auto's elkaar niet raken.
2. Voorkom te allen tijde dat u in aanraking komt met ventilatoren
of andere bewegende onderdelen,
ook al draaien de motoren niet.
3. Schakel alle elektrische verbruikers, zoals het
audiosysteem, de verlichting, de
airconditioning, enz. uit. Zet deselectiehendel in stand P
(parkeren, Double clutch-
transmissie) of de vrijstand
(handgeschakelde transmissie)
en activeer de parkeerrem. Zet de
motor van beide auto's UIT.
i
AANWIJZING•Bij het optillen van een accu met een kunststof behuizingkan door de druk accuzuur
naar buiten komen. Houd bijhet optillen uw handen aan de
zijkant van de accu.
•Probeer uw auto niet met een
hulpaccu te starten als de
lege accu bevroren is.
•Laad NOOIT een accu bij terwijl de accukabels nog
aangesloten zijn.
•Het ontstekingssysteem werkt
met hoogspanning. Raak deze
onderdelen NOOIT aan als demotor draait of als het contactin stand ON staat.
•Voorkom dat de startkabel (+)
en (-) elkaar raken. Anders
kunnen vonken ontstaan.
•De accu kan scheuren of
exploderen wanneer u een
ontladen of bevroren accu
start met behulp van eenhulpaccu.
Pb
Page 406 of 540

6-7
Wat te doen in een noodgeval
6
4. Sluit de startkabels aan in devolgorde die in de afbeelding is
aangegeven. Sluit eerst de ene
startkabel aan op de rode,
positieve (+) hulpstartaansluiting
van uw auto (1).
5. Sluit het andere uiteinde van de startkabel aan op de rode,
positieve (+) pool van de
accu/hulpstartaansluiting van deandere auto (2).
6. Sluit de tweede startkabel aan op de zwarte, negatieve (-) pool van
de accu/massa van de andereauto (3). 7. Sluit het andere uiteinde van de
tweede startkabel aan op de
zwarte, negatieve (-) pool van de
accu/massa van uw auto (4).
Zorg ervoor dat de startkabels
uitsluitend contact maken met dejuiste accupolen of
hulpstartaansluitingen of de juiste
massa. Leun bij het aansluiten niet
over de accu.
8. Start de motor van de auto met de hulpaccu en laat deze enkele
minuten met ongeveer 2.000
omw/min draaien. Start
vervolgens uw auto.
Als uw auto na enkele pogingen nog
niet start, is er mogelijk wat anders
aan de hand. Roep in dat geval
deskundige hulp in. Laat uw autocontroleren door een officiële
HYUNDAI-dealer als de oorzaak van
de lege accu niet duidelijk is. Neem de startkabels los in exact de
omgekeerde volgorde vanaansluiten:
1. Neem de startkabel los van de
zwarte, negatieve (-) pool van de
accu/massa van uw auto (4).
2. Neem het andere uiteinde van de startkabel los van de zwarte,
negatieve (-) pool van de
accu/massa van de andere auto(3).
3. Neem de tweede startkabel los van de rode, positieve (+) pool van
de accu/hulpstartaansluiting vande andere auto (2).
4. Neem het andere uiteinde van de startkabel los van de rode,
positieve (+) hulpstartaansluiting
van uw auto (1).
1VQA4001
Page 407 of 540

6-8
Wat te doen in een noodgeval
Als uw temperatuurmeter een te
hoge temperatuur aangeeft, als u
vermogensverlies bespeurt of
wanneer u luid kloppende of
pingelende geluiden hoort, is de
motor waarschijnlijk oververhit
geraakt. Als dat gebeurt moet u:
1. De auto zo snel mogelijk op eenveilige plaats tot stilstandbrengen.
2. Zet de selectiehendel in stand P (parkeren, Double clutch-
transmissie) of de vrijstand
(handgeschakelde transmissie)
en activeer de parkeerrem.
Schakel de airconditioning uit als
deze is ingeschakeld.
3. Zet de motor uit als er koelvloeistof onder de autouitloopt of stoom onder de
motorkap vandaan komt. Open de
motorkap niet zolang er nog
koelvloeistof onder de autouitloopt of stoom onder de
motorkap vandaan komt. Laat de
motor draaien als er geen
koelvloeistof of stoom te zien is en
controleer of de koelventilator
draait. Zet de motor uit als de
koelventilator niet draait. 4. Controleer de radiateur en de
slangen op koelvloeistoflekkage en kijk onder de auto of er
koelvloeistof te zien is. (Als de
airconditioning ingeschakeld was,
is het normaal dat er koud wateronder de auto uitloopt als u deauto tot stilstand brengt.)
5. Zet de motor onmiddellijk uit als er koelvloeistof lekt en neem contact
op met een officiële HYUNDAI-
dealer.
ALS DE MOTOR OVERVERHIT RAAKT
Voorkom ernstigletsel en zorg ervoor dat uw handen,kleding en
gereedschap niet in
aanraking komen met
bewegende
onderdelen zoals de
koelventilator en deaandrijfriem als demotor draait.
WAARSCHUWING
Verwijder de
radiateurdop of deaftapplug NOOIT alsde motor en deradiateur nog heet
zijn. Er kan onder druk staande
hete koelvloeistof en stoom
ontsnappen, waardoor erernstig letsel kan ontstaan.
Zet de motor uit en wacht tot de
motor is afgekoeld. Verwijder
de radiateurdop uiterst
voorzichtig. Wikkel een dikke
doek rond de dop en draai hem
voorzichtig linksom tot de
eerste aanslag. Ga een stukje
achteruit wanneer de druk van
het koelsysteem af gaat. Pas als
u zeker weet dat er geen
overdruk meer is, drukt u dedop met de doek in en draait u
hem verder linksom om hem teverwijderen.
WAARSCHUWING
Page 408 of 540

6-9
Wat te doen in een noodgeval
6
6. Wacht tot de motortemperatuurweer normaal is als u de oorzaak
van de oververhitting niet kunt
vinden. Vul het koelvloeistofre
-
servoir voorzichtig bij tot het
merkteken halverwege als het
koelvloeistofniveau te laag is.
7. Rijd voorzichtig verder en wees alert op verdere tekenen van
oververhitting. We adviseren ucontact op te nemen met een
officiële HYUNDAI-dealer als de
motor opnieuw oververhit raakt.
1. Waarschuwingslampje lagebandenspanning/ Controlelampje
storing TPMS
Controleer iedere maand bij koude
banden of de bandenspanning van
alle banden, inclusief het reservewiel
(indien van toepassing),
overeenkomt met de aanbevolen
spanning op het voertuigplaatje of
het bandenspanningslabel. (Als de
bandenmaat van uw auto niet
overeenkomt met de bandenmaat op
het voertuigplaatje of hetbandenspanningslabel, dient u de
juiste spanning voor deze banden tebepalen.) Voor extra beveiliging is uw auto
uitgerust met eenbandenspanningscontrolesysteem
(TPMS) dat ervoor zorgt dat een
waarschuwingslampje lage
bandenspanning gaat branden
wanneer de bandenspanning vaneen of meerdere banden
aanmerkelijk te laag is.
Wanneer het waarschuwingslampje
lage bandenspanning brandt, dient u
de auto dus stil te zetten, de banden
zo snel mogelijk te controleren en zeop de juiste spanning te brengen.
Rijden op banden waarvan de
bandenspanning te laag is, heeft
oververhitte en mogelijk
beschadigde banden tot gevolg. Een
te lage bandenspanning zorgt ook
voor een hoger brandstofverbruik en
een kortere levensduur van hetloopvlak en heeft mogelijk een
negatief effect op de handling en de
remkwaliteiten van uw auto.
•Als er veel koelvloeistof
verdwenen is, duidt dit op een
lekkage in het koelsysteem en
adviseren we u contact op tenemen met een officiële
HYUNDAI-dealer.
•Wanneer de motor oververhit raakt door te weinig
koelvloeistof kan het
plotseling bijvullen van
koelvloeistof scheuren in de
motor veroorzaken. Vul
koelvloeistof langzaam en in
kleine hoeveelheden bij om
schade te voorkomen.
OPMERKING
BANDENSPANNINGSCONTROLESYSTEEM
(TPMS, INDIEN VAN TOEPASSING) (TYPE A)
OOS067005