Page 281 of 540
5
Rijden in de winter ............................................5-106Sneeuw en ijs.................................................................5-106
Voorzorgsmaatregelen voor rijden in de winter...5-108
Rijden met een aanhanger (Europa) ..............5-111 Als u gaat rijden met een aanhanger?....................5-112
Uitrusting voor het rijden met een aanhanger .....5-115
Rijden met een aanhanger .........................................5-116
Onderhoud bij het rijden met een aanhanger ......5-120
Massa van de auto ............................................5-121 Overbeladen ...................................................................5-121
Page 282 of 540

5-4
Rijden met uw auto
Koolmonoxidegas (CO) is giftig. Het inademen van CO kan bewusteloosheid en de dood tot gevolg hebben.
Uitlaatgassen bevatten onder andere het reukloze en kleurloze gas koolmonoxide.
Adem de uitlaatgassen van de motor niet in.
Draai onmiddellijk de ruiten open als u in de auto uitlaatgas ruikt. Blootstelling aan CO kan bewusteloosheid en de
verstikkingsdood tot gevolg hebben.
Controleer of het uitlaatsysteem niet lekt.
Het uitlaatsysteem moet elke keer dat de auto op de brug staat voor olieverversen of voor andere reparaties worden
gecontroleerd. Laat uw auto controleren door een officiële HYUNDAI-dealer als u merkt dat het geluid van de uitlaat
verandert of als u over iets heen gereden bent dat de onderzijde van de auto heeft geraakt.
Laat de motor niet draaien in een afgesloten ruimte.
Het is gevaarlijk de motor van uw auto in de garage te laten draaien, ook al staat de garagedeur open. Start de
motor en rijd direct met de auto naar buiten.
Voorkom langdurig stationair draaien als er mensen in de auto zitten.
Als het noodzakelijk is de auto gedurende langere tijd stationair te laten draaien terwijl er mensen in de auto
aanwezig zijn, doe dat dan alleen in een open ruimte, zet de luchttoevoer op BUITENLUCHT en schakel een van
de hogere ventilatorsnelheden in zodat er frisse lucht naar het interieur wordt toegevoerd.
Houd de luchtinlaten schoon.
Voor een goede werking van het ventilatiesysteem is het noodzakelijk dat de luchtinlaten onder de voorruit vrij
blijven van sneeuw, ijs, bladeren en andere belemmeringen.
Wanneer het noodzakelijk is dat u met een geopende achterklep rijdt.
Sluit alle ruiten.Open de uitstroomopeningen in het dashboard.
Zet de luchttoevoer op BUITENLUCHT, kies voor de luchtregeling VERWARMEN of VENTILEREN en zet de
aanjager in een van de hogere standen.
WAARSCHUWING
Page 283 of 540

5-5
Rijden met uw auto
5
Voor het instappen
• Zorg ervoor dat alle ruiten,buitenspiegel(s) en lampen schoon en onbedekt zijn.
• Verwijder rijp, sneeuw of ijs.
• Controleer de banden visueel op ongelijkmatige slijtage en beschadigingen.
• Controleer of er geen sporen van lekkage onder de auto te zien zijn.
• Controleer of er zich geen obstakels achter de auto bevinden
wanneer u achteruit wilt rijden.
Vóór het starten
• Controleer of de motorkap, deachterklep en de portieren goed
gesloten en vergrendeld zijn.
• Stel de positie van de stoel en het stuurwiel af.
• Stel de binnen- en buitenspiegels af.
• Controleer of alle verlichting werkt.
• Doe uw veiligheidsgordel om. Controleer of alle passagiers hun
veiligheidsgordel omgedaan
hebben.
• Controleer de meters en controlelampjes in het
instrumentenpaneel en de
waarschuwingen die in het display
van het instrumentenpaneel
worden weergegeven als hetcontact in stand ON staat.
• Controleer of alle voorwerpen die u bij u hebt goed opgeborgen of
goed vastgezet zijn.
VÓÓR HET RIJDEN
Om de kans op ERNSTIG
LETSEL te beperken, moeten de
volgende voorzorgsmaatregelen
getroffen worden:
•Doe uw veiligheidsgordel
ALTIJD om. Alle inzittendenmoeten tijdens het rijden de
veiligheidsgordel op de
juiste manier dragen. Zie
“Veiligheidsgordels” in
hoofdstuk 2 voor meer
informatie.
•Rijd altijd defensief. Houd er rekening mee dat andere
bestuurders of voetgangers
onachtzaam kunnen zijn en
fouten kunnen maken.
•Blijf u concentreren op het
rijden. Een bestuurder die
zich laat afleiden kan een
ongeval veroorzaken.
•Bewaar ruim voldoende
afstand tot uw voorligger.
WAARSCHUWING
Page 284 of 540
5-6
Rijden met uw auto
Ga NOOIT rijden als u onder
invloed bent van drank ofdrugs.
Rijden onder invloed van drank
of drugs is gevaarlijk en kan
resulteren in een ongeval met
ERNSTIG LETSEL tot gevolg.
Rijden onder invloed is debelangrijkste doodsoorzaak in
het verkeer. Zelfs een geringe
hoeveelheid alcohol zal het
reactie-, waarnemings- en
beoordelingsvermogen vermin
-
deren. Een enkel glas alcohol
heeft al invloed op de manier
waarop u op veranderendeomstandigheden en
noodsituaties reageert en uw
reactietijd wordt met elk
volgende glas langer.
Rijden onder invloed van drugs
is minstens even gevaarlijk als
rijden onder invloed vanalcohol.
WAARSCHUWING De kans op een ernstig ongeval
is vele malen groter als u gaat
rijden onder invloed van alcohol
of drugs. Ga niet rijden als u
gedronken heeft of drugs heeft
gebruikt. Rijd ook niet mee met
een bestuurder die onder
invloed van alcohol of drugs is.
Bepaal van tevoren wie er rijdtof neem een taxi.
Page 285 of 540

5-7
Rijden met uw auto
5
CONTACT
Contactslot
(indien van toepassing)
Als één van de voorportieren wordt
geopend, gaat de contactslotverlichting
branden, mits het contact niet in stand
ON staat. De verlichting gaat direct uit
als het contact in stand ON wordt gezet
of 30 seconden nadat het portier is
gesloten. (indien van toepassing)
Gebruik nooit niet-originele
sleutelafdekplaatjes. Dat kan leiden
tot startproblemen als gevolg van
een communicatiestoring.
AANWIJZING
Om de kans op ERNSTIG
LETSEL te beperken, moeten de
volgende voorzorgsmaatregelen
getroffen worden:
•Laat kinderen en mensen die niet bekend zijn met de auto het contactslot en
aanverwante onderdelen
NOOIT aanraken. De auto kan
onverwacht en plotseling in
beweging komen.
•Steek NOOIT tijdens het rijden uw hand door het stuurwielom het contactslot of andere
bedieningsorganen te
bedienen. Anders kunt u de
controle over de auto
verliezen, wat kan leiden tot
een ongeval.
WAARSCHUWING
OAE056172L
LOCK
ACC
ON
START
•Zet het contact NOOIT in stand
LOCK of ACC terwijl de auto
rijdt, uitgezonderd in een
noodgeval.
Als u dat wel doet, wordt de
motor uitgezet, waardoor de
stuur- en rembekrachtiging
wegvallen. Hierdoor kunt u de
controle over de besturing
verliezen en neemt de
remvertraging af, wat tot een
ongeval kan leiden.
•Controleer voordat u de auto verlaat altijd of deselectiehendel in de 1e
versnelling (auto met
handgeschakelde transmissie)
of stand P (parkeren, Double
clutch-transmissie) staat,
activeer de parkeerrem en zethet contact in stand LOCK.
Als deze voorzorgsmaatregelen
niet worden opgevolgd, kan de
auto onverwacht in beweging
komen.
WAARSCHUWING
Page 286 of 540

5-8
Rijden met uw auto
Standen contact
Stand
contactActieOpmerkingen
LOCK
Om het contact in stand LOCK te zetten, moet de sleutel in stand
ACC worden ingedrukt en vervolgens naar stand LOCK worden
gedraaid.
Als het contact in stand LOCK staat, kan de contactsleutel worden
verwijderd.
Het stuurslot beschermt de auto tegen diefstal (indien van toepassing).
ACC
Bepaalde elektrische accessoires kunnen worden gebruikt.
Het stuurslot ontgrendelt.Draai het stuurwiel iets naar links en naar
rechts om het contact gemakkelijker in stand
ACC te kunnen zetten als het verdraaien
van de contactsleutel moeilijk gaat.
ON
Dit is de normale stand waarin het contact staat nadat de motor
gestart is.
Alle systemen en accessoires kunnen worden gebruikt.
De waarschuwingslampjes kunnen worden gecontroleerd als u
het contact van stand ACC in stand ON zet.Laat het contact niet in stand ON staan als
de motor niet draait, om te voorkomen dat
de accu leegraakt.
STARTDraai de contactsleutel in stand START om de motor te starten.
Als u de sleutel loslaat keert hij terug naar stand ON.De startmotor draait totdat u de sleutel loslaat.
Page 287 of 540

5-9
Rijden met uw auto
5
Starten van de motor Starten van de benzinemotor
Auto met handgeschakelde
transmissie:
1. Controleer of de parkeerrem isgeactiveerd.
2. Controleer of de selectiehendel in de vrijstand staat.
3. Trap het koppelingspedaal en het rempedaal in.
4. Draai de contactsleutel in stand START. Houd de sleutel in deze stand (maximaal 10 seconden)
totdat de motor aanslaat. Laat de
sleutel vervolgens los. Auto met Double clutch-transmissie:
1. Controleer of de parkeerrem is
geactiveerd.
2. Zorg ervoor dat de selectiehendel in stand P (parkeren) staat.
3. Trap het rempedaal in.
4. Draai de contactsleutel in stand START. Houd de sleutel in deze stand (maximaal 10 seconden)
totdat de motor aanslaat. Laat de
sleutel vervolgens los.
•Draag altijd geschikte
schoenen tijdens het rijden.
Ongeschikte schoenen, zoals
hoge hakken, skischoenen,
sandalen, teenslippers, enz.
kunnen het bedienen van het
rempedaal, het gaspedaal en
het koppelingspedaalbemoeilijken.
•Start de auto niet terwijl het
gaspedaal wordt ingetrapt. De
auto kan in beweging komen,wat kan leiden tot een
ongeval.
•Wacht totdat het
motortoerental normaal is. Deauto kan plotseling in
beweging komen als het
rempedaal wordt losgelatenbij een hoog toerental.
WAARSCHUWING
Page 288 of 540

5-10
Rijden met uw auto
Informatie
• Breng de motor niet op bedrijfstemperatuur door hem
stationair te laten draaien.
Ga rijden met gematigde motor-
toerentallen. (Vermijd krachtig
accelereren en decelereren.)
• Trap altijd het rempedaal in bij het starten van de motor. Trap niet op
het gaspedaal bij het starten van de
motor. Laat de motor niet met een te
hoog toerental draaien om hem op
bedrijfstemperatuur te brengen. Om schade aan de auto te
voorkomen:
• Houd de contactsleutel niet
langer dan 10 seconden in stand
START. Wacht 5 tot 10 seconden
alvorens u een nieuwe
startpoging waagt.
• Zet het contact niet in stand START terwijl de motor draait.
Anders raakt de startmotor
mogelijk beschadigd.
• Als het veilig is met het oog op het overige verkeer, kunt u deselectiehendel tijdens het rijden
in stand N zetten en kunt u de
motor opnieuw proberen te
starten door het contact in stand
START te draaien.
• Probeer de motor niet te starten door de auto aan te duwen ofaan te slepen.Toets Engine Start/Stop
(indien van toepassing)
Wanneer het voorportier wordt
geopend, gaat de verlichting van de
startknop branden. 30 seconden
nadat het portier gesloten is, gaat de
verlichting uit.
AANWIJZINGi
OOS057001