Page 393 of 540

5-115
Rijden met uw auto
5
Uitrusting voor het rijden met
een aanhanger
Trekhaken
Informatie
De bevestigingsgaten voor een
trekhaak bevinden zich in de
bodemplaat achter de achterwielen. Een goede trekhaak is zéér
belangrijk. Zijwind, rukwinden door
passerende vrachtwagens en
hobbelige wegen vormen een zware
belasting voor de trekhaak. Neem de
volgende regels in acht:
• Moeten er voor het bevestigen van
de trekhaak gaten worden geboord
in het chassis? Zorg er in dat geval
voor dat, wanneer de trekhaak
weer wordt verwijderd, deze gaten
weer worden afgedicht. Als dat niet
gebeurt, zouden koolmonoxide(CO) uit de uitlaat, alsmede stof en
water in het interieur terecht
kunnen komen.
• De bumper is niet geschikt voor het monteren van een trekhaak.Monteer nooit een trekhaak los
op de bumper. Gebruik alleen eentrekhaak die op het chassis moet
worden bevestigd.
• Een HYUNDAI trekhaak is verkrijgbaar bij de officiële
HYUNDAI-dealer.
Losbreekvoorziening
Bevestig altijd een stalen kabel of
ketting tussen de aanhanger en de
auto.
Mogelijk worden door de fabrikant
van de trekhaak of aanhanger ook
instructies met betrekking tot de
losbreekvoorziening geleverd. Volg
de instructies van de fabrikant altijd
op bij het bevestigen van een
losbreekvoorziening. Bevestig de
kabel of ketting niet te strak, zodat de
aanhanger vrij kan bewegen in
bochten. Laat de kabel of ketting niet
over de grond slepen.
i
OOS067031L
Page 394 of 540

5-116
Rijden met uw auto
Remsysteem aanhanger
Controleer of uw aanhanger voldoet
aan de wettelijke voorschriften als
uw aanhanger is uitgerust met eenremsysteem.
Als uw aanhanger zwaarder is dan het maximaal toegestane
ongeremde aanhangergewicht, moet
de aanhanger zijn voorzien van een
eigen, goed werkend remsysteem.
Volg de instructies van de fabrikant
voor het gebruiken, afstellen en
onderhouden van het remsysteem
van de aanhanger. Breng geenwijzigingen aan in het remsysteem
van de auto.
Rijden met een aanhanger
Voor het rijden met een aanhanger is
enige ervaring vereist. Ga, voordat u
zich op de openbare weg begeeft,
eerst oefenen met het rijden met een
aanhanger. Probeer vertrouwd te
raken met het gewijzigde stuur- en
remgedrag. Houd altijd in gedachtendat de auto met aanhanger langer is
en minder snel reageert.
Controleer voordat u gaat rijden de
trekhaak en de bevestiging ervan, de
losbreekvoorziening, de elektrische
aansluiting(en), de verlichting, debanden en de remmen.
Controleer tijdens het rijden af en toe
of de lading nog goed vastzit en of
de verlichting en de remmen van de
aanhanger nog werken.
Afstand
Houd tenminste tweemaal zo veel
afstand als tijdens het rijden zonder
aanhanger. Hierdoor kunt uplotselinge remacties en
uitwijkmanoeuvres voorkomen.
Inhalen
Het inhalen met een aanhanger
neemt meer tijd in beslag. Bovendien
moet u door de extra lengte de in te
halen auto verder voorbij voordat u
weer terug kunt keren naar de
oorspronkelijke rijbaan.
Achteruitrijden
Houd het stuurwiel aan de
onderzijde vast met één hand.
Beweeg uw hand naar links om deaanhanger naar links te laten gaan.
Beweeg uw hand naar rechts om deaanhanger naar rechts te laten gaan.
Rijd altijd langzaam achteruit en laatu indien mogelijk door iemandanders begeleiden.
Ga niet rijden met een
aanhanger met eigen
remsysteem voordat dit
systeem goed is afgesteld. Voorhet afstellen is specifieke
vakkennis benodigd. Laat dit
daarom uitvoeren bij een
gespecialiseerd bedrijf.WAARSCHUWING
Page 395 of 540

5-117
Rijden met uw auto
5
Rijden in bochten
Rijd met een aanhanger ruimer
door bochten dan normaal. Anders
kan de aanhanger te veel naar
binnen komen en stoepranden,
verkeersborden, bomen enz. raken.
Voorkom schokkerige en plotselinge
manoeuvres. Geen ruim van tevoren
richting aan.
Richtingaanwijzers
De aanhanger dient te zijn voorzien
van richtingaanwijzers. Als u de
richtingaanwijzers inschakelt, gaan
de groene pijlen in het
instrumentenpaneel knipperen. De
richtingaanwijzers van de aanhangerdienen gelijktijdig mee te knipperen.
Ook als de richtingaanwijzers van de
aanhanger niet werken, zullen de
groene pijlen in het instrumenten-
paneel knipperen. Zodoende kunt u
denken dat achteropkomende
bestuurders zien dat u richting
aangeeft, terwijl dit niet het geval is.
Daarom is het belangrijk om af en toe
te controleren of de richtingaanwijzers
van de aanhanger nog werken.Controleer steeds na het opnieuw
aankoppelen van de aanhanger of de
verlichting en de richtingaanwijzers
werken.
Rijden op hellingen
Verminder snelheid en schakel naar
een lagere versnelling voordat u een
lange of steile helling afrijdt. Als u
niet terugschakelt, moet u de
remmen vaker intrappen waardoor
deze oververhit raken en mogelijk
niet meer goed werken.
Schakel bij het oprijden van een
lange helling terug en verminder
snelheid tot ongeveer 70 km/h
Hierdoor wordt voorkomen dat de
motor en de transmissie oververhit
raken.
Rijd in stand D (rijden) wanneer de
auto uitgerust is met Double
clutchtransmissie en u met een
aanhanger rijdt die meer weegt danhet maximaal toegestane
ongeremde aanhangergewicht.
Wanneer u in stand D (rijden) rijdt
met een aanhanger wordt de
levensduur van de transmissie door
een lagere bedrijfstemperatuur
verlengd.
Sluit de verlichting van de
aanhanger niet rechtstreeks
aan op de verlichting van de
auto. Gebruik speciale
goedgekeurde bedrading voor
de aanhanger.
Het gebruik van niet
goedgekeurde bedrading kan
schade aan het elektrische
systeem van de auto en/of
persoonlijk letsel veroorzaken.
Neem voor assistentie contact
op met een offici ële HYUNDAI-
dealer.WAARSCHUWING
Page 396 of 540

5-118
Rijden met uw auto
Om oververhitting van de motor
en/of transmissie te voorkomen:
• Houd de motortemperatuurgoed in de gaten als u met een
aanhanger een steile helling
(meer dan 6%) oprijdt. Hierdoor
kan de motor oververhit raken.
Als de koelvloeistof-
temperatuurmeter aangeeft dat
de motor oververhit dreigt te
raken, breng de auto dan zo
spoedig mogelijk op een veiligeplaats tot stilstand om de motor
af te laten koelen. Zodra de
motor voldoende is afgekoeld,
kunt u uw weg vervolgen.
• Als u een aanhanger trekt terwijl de auto en de aanhanger
maximaal beladen zijn, kan de
motor of transmissie oververhit
raken. Laat de motor in dat geval
stationair draaien totdat deze
voldoende afgekoeld is. Zodrade motor of transmissie
voldoende is afgekoeld, kunt u
uw weg vervolgen. • Als uw auto een aanhanger
trekt, kan de rijsnelheid veel
lager zijn dan die van de andere
weggebruikers, met name als u
een helling op rijdt. Ga op een
helling omhoog op de rechter
rijstrook rijden als uw auto een
aanhanger trekt. Pas uwrijsnelheid aan de maximaal
toegestane snelheid voor auto's
met een aanhanger, de steilheid
van de helling en het gewicht
van uw aanhanger aan.
• Houd er bij het rijden met een aanhanger op steile hellingenrekening mee dat bij auto's met
een Double clutch-transmissie
de koppeling in de transmissie
oververhit kan raken.
Als de koppeling oververhit
raakt, treedt de failsafe-functie
in werking. Als de failsafe-
functie in werking treedt, gaat de
schakelstandindicator in hetinstrumentenpaneel knipperen
en klinkt er een zoemer. Op dat moment wordt een waar-
schuwingsmelding weergegeven
in het LCD-display en is het
rijgedrag mogelijk niet soepel.
Als u deze waarschuwing negeert,
verslechtert het rijgedrag mogelijk.
Breng, om terug te keren naar het
normale rijgedrag, de auto totstilstand op een vlakke weg en
houd het rempedaal enkele minuten
ingetrapt alvorens weg te rijden.
AANWIJZING
Page 397 of 540

5-119
Rijden met uw auto
5
Parkeren op een helling
Als u een aanhanger achter de auto
hebt gekoppeld is het niet verstandigom uw auto op een helling te
parkeren. Is het niet anders mogelijk dan de
auto op een helling te parkeren, doe
dit dan als volgt:
1. Zet de auto op de parkeerplaats.Draai het stuurwiel in de richting
van de stoeprand (rechtsom als u
parkeert op een aflopende helling,linksom op een stijgende helling).
2. Zet de selectiehendel in stand P (parkeren, Double
clutchtransmissie) of de vrijstand
(handgeschakelde transmissie).
3. Trek de parkeerrem aan en sluitde auto af.
4. Plaats wielblokken onder de wielen van de aanhanger aan de
lage zijde. 5. Start de auto, houd de rem
ingetrapt, schakel in de vrijstand,
zet de parkeerrem los en laat het
rempedaal langzaam opkomen tot
de blokken het gewicht van deaanhanger tegenhouden.
6. Trap het rempedaal opnieuw in en activeer de parkeerrem.
7. Zet de selectiehendel in stand P (parkeren, Double clutch-
transmissie) of in de 1e
versnelling (handgeschakelde
transmissie) als de auto met de
voorzijde heuvelop geparkeerd
staat en in stand R (achteruit), als
de auto met de voorzijde heuvelaf
geparkeerd staat.
8. Zet de motor af en laat het rempedaal los, maar laat de
parkeerrem aangetrokken blijven. Om ernstig letsel te voorkomen:
•Stap niet uit de auto zonder dat de parkeerrem goed
geactiveerd is. Als u de motor
laat draaien, kan de auto
plotseling in beweging
komen. Uzelf en anderen
kunnen hierdoor ernstig letseloplopen.
•Houd de auto helling op niet op zijn plaats door gas te
geven.
WAARSCHUWING
Page 398 of 540

5-120
Rijden met uw auto
Wegrijden vanuit stilstand opeen helling
1. Zet de selectiehendel in stand P (parkeren, Double
clutchtransmissie) of in de vrijstand
(handgeschakelde transmissie),
houd het rempedaal ingetrapt en:
• Start de motor.
• Zet de transmissie in de eersteversnelling of in stand D.
• Ontgrendel de parkeerrem.
2. Laat het rempedaal langzaam los.
3. Rijd langzaam vooruit tot de aanhanger los komt van de
blokken.
4. Stop en laat de blokken door iemand oprapen en opbergen.
Onderhoud bij het rijden met
een aanhanger
Uw auto heeft vaker onderhoud
nodig wanneer u regelmatig met een
aanhanger rijdt. Belangrijke zaken
die speciale aandacht verdienen zijn:
de motorolie, de double clutch
transmissie, de smering van de
aandrijfassen en de koelvloeistof. De
toestand van de remmen moet ook
regelmatig gecontroleerd worden.
Alle zaken staan in dit
instructieboekje beschreven. De
index is hierbij een handig
hulpmiddel. Het is verstandig deze
gedeeltes te lezen voordat u met een
aanhanger op pad gaat. Vergeet ookniet de aanhanger en de trekhaak teonderhouden.
Volg het onderhoudsschema van de aanhanger en controleer de
aanhanger regelmatig. Voer de
controle bij voorkeur ieder keer uit
wanneer u gaat rijden. Het is van het
grootste belang dat detrekhaakmoeren en -bouten
vastzitten. Om schade aan de auto te
voorkomen:
• Vanwege de hogere belasting
tijdens het rijden met een
aanhanger, kan bij warm weer of bijhelling op rijden de motor
oververhit raken. Als de
koelvloeistoftemperatuurmeter
aangeeft dat de motor oververhit
raakt, schakel dan de
airconditioning uit en breng de auto
op een veilige plaats tot stilstand
om de motor af te laten koelen.
• Schakel de motor niet uitwanneer de koelvloeistoftempe-
ratuurmeter oververhitting
aangeeft. (Laat de motorstationair draaien om de motor
te koelen)
• Als met een aanhanger gereden wordt, moet de double clutch
transmissie vaker worden
gecontroleerd.
• Als uw auto niet is uitgerust meteen airconditioning, moet u een
extra ventilator laten monteren
om de koeling van de motor te optimaliseren als u een
aanhanger trekt.
AANWIJZING
Page 399 of 540

5-121
Rijden met uw auto
5
Twee labels op de dorpel van het
bestuurdersportier geven aan voor
welke belading uw auto ontworpen
is: het informatielabel en het
typeplaatje.
Zorg ervoor dat u, voordat u uw auto
gaat beladen, weet wat de volgende
termen betekenen, zodat u uw auto
op de juiste manier kunt beladen. De
informatie vindt u bij de specificatiesen op het typeplaatje:
Rijklaar gewicht
Dit is het gewicht van de auto met
een volle brandstoftank en de
complete standaarduitrusting. Dit
gewicht is zonder passagiers, lading
en extra uitrusting.
Leeggewicht
Dit is het gewicht van de auto bij
aflevering plus het gewicht van de
achteraf gemonteerde uitrusting. Belading Dit getal heeft betrekking op al het
gewicht dat opgeteld wordt bij het
rijklaar gewicht, dus het gewicht van
de lading en de extra uitrusting.GAW (maximale asbelasting)
Dit is het totaalgewicht op elke as
(voor en achter) - opgebouwd uit het
rijklaar gewicht en de totalebelasting.
GAWR (maximale toelaatbare asbelasting) Dit is de maximale toegestane
belasting op een enkele as (voor of
achter). Deze cijfers staan op het
typeplaatje. De totale belasting op
een as mag de GAWR nooit
overschrijden. GVW (maximaal toelaatbaar
totaalgewicht)
Dit is het rijklaar gewicht plus het
gewicht van de lading en van de
passagiers.
GVWR (maximale massa voertuig) Dit is het maximaal toelaatbaar
gewicht van de volledig belaste auto
(inclusief opties, uitrusting,
passagiers en lading). De GVWR
staat op het typeplaatje op de dorpel
van het bestuurdersportier.Overbeladen
MASSA VAN DE AUTO
De maximale asbelasting en de
maximale massa van het
voertuig staan vermeld op het
typeplaatje bevestigd aan het
bestuurdersportier (of
voorpassagiersportier). Het
overschrijden van deze waardes
kan een ongeval of schade aan
de auto veroorzaken. U kunt het
gewicht van uw lading
berekenen door de voorwerpen
(en personen) vooraf te wegen.
Wees voorzichtig uw auto niet
te overbeladen.
WAARSCHUWING
Page 400 of 540

Wat te doen in een noodgeval
Alarmknipperlichten .............................................6-3
Wat te doen in een noodgeval tijdens
het rijden.................................................................6-3Als de motor afslaat tijdens het rijden .......................6-3
Als de motor afslaat op een kruising of splitsing ...6-3
Als u tijdens het rijden een lekke band krijgt ...........6-4
Als de motor niet gestart kan worden ...............6-4 Als de motor niet of langzaam ronddraait ................6-4
Als de motor wel ronddraait maar niet aanslaat .....6-5
Starten met een hulpaccu ....................................6-5
Als de motor oververhit raakt .............................6-8
Bandenspanningscontrolesysteem (TPMS)
(Type A)...................................................................6-9 Waarschuwingslampje lage bandenspanning...........6-10
Controlelampje storing TPMS
(bandenspanningscontrolesysteem) ...........................6-11
Een wiel verwisselen met TPMS .................................6-12 Controlesysteem lage bandenspanning (TPMS)
(Type B).................................................................6-15
Controleer de bandenspanning ...................................6-15
Bandenspanningscontrolesysteem .............................6-16
Waarschuwings-lampje lage bandenspanning ........6-17
Waarschuwings-lampje positie lage
bandenspanning en aanduiding bandenspanning ...6-17
Controlelampje storing TPMS
(bandenspanningscontrolesysteem) ...........................6-18
Een wiel wisselen met TPMS .......................................6-19
Lekke band (met reservewiel) ...........................6-22 Krik en gereedschap ......................................................6-22
Verwisselen van wielen..................................................6-23
Kriklabel .............................................................................6-28
EG-conformiteitsverklaring voor krik........................6-29
6