Page 185 of 540

3-101
Kenmerken van uw auto
3
Richtingaanwijzers
Als u richting wilt aangeven, beweeg de hendel dan omlaag als u linksafslaat en omhoog als u rechtsafslaat, in stand (A).
Beweeg de hendel gedeeltelijk naar
beneden of naar boven en houd hem
vast in stand (B) om een wisseling
van rijstrook aan te geven. De hendel
keert terug naar de stand OFF als hij
wordt losgelaten of wanneer de auto
weer rechtuit rijdt.
Wanneer een controlelampje blijft
branden, niet knippert of abnormaal
knippert, kunnen één of meer
lampen doorgebrand zijn en dienen
deze vervangen te worden.
Functie one-touch
passeerknipperlicht
Beweeg de hendel iets en laat hem
dan weer los om de functie one-
touch passeerknipperlicht in te
schakelen. De richtingaanwijzers
knipperen 3, 5 of 7 keer. U kunt de functie one-touch
passeerknipperlicht in-/uitschakelen
of het aantal keren knipperenselecteren (3, 5 of 7) met de modus
Gebruikersinstellingen op het
LCDdisplay.Zie “LCD-display” in
dit hoofdstuk voor meer
informatie.
OTLE045284
•Plaats geen voorwerpen op
het dashboard die licht
reflecteren, zoals spiegels, wit
papier, enz. Het systeem werkt
mogelijk niet goed wanneer
zonlicht wordt gereflecteerd.
•Soms werkt het High Beam
Assist-systeem (HBA) mogelijk
niet goed. Het systeem dient
alleen ter vergroting van het
gebruiksgemak. Het is de
verantwoordelijkheid van de
bestuurder om veilig te rijden
en altijd de verkeerssituatie te
controleren.
•Als het systeem niet normaal
werkt, wissel dan handmatig
tussen groot- en dimlicht.
Page 186 of 540

3-102
Kenmerken van uw auto
Mistlampen voor (indien van toepassing)
De mistlampen dienen voor een beter zicht onder omstandigheden
waarbij het zicht sterk verminderd is,
zoals bij mist, regen, sneeuwval enz.
Gebruik de schakelaar naast de
koplampschakelaar om de
mistlampen in en uit te schakelen.
1. Schakel de parkeerlichten in.
2. Zet de lichtschakelaar (1) in de stand mistlampen voor. 3. Zet om de mistlampen voor uit
te schakelen de lichtschakelaar nogmaals in de stand mistlampen
voor of schakel de parkeerlichtenuit.
De mistlampen gebruiken zeer
veel stroom. Gebruik de
mistlampen alleen bij slecht zicht.
Mistachterlicht
Auto met mistlampen voor
Inschakelen van het mistachterlicht:
Zet de lichtschakelaar (1) in de stand
parkeerlichten, draai hem in de stand
mistlampen voor en draai hem
vervolgens in de stand mistachterlicht(1).
Voer een van de onderstaande handelingen uit om het
mistachterlicht uit te schakelen:
• Schakel de parkeerlichtschakelaar uit.
• Draai de lichtschakelaar nogmaals in de stand mistachterlicht.
• Als de lichtschakelaar in de stand parkeerlichten staat en u
de mistlampen voor uitschakelt,
wordt ook het mistachterlicht
uitgeschakeld.
AANWIJZING
OPDE046064
OPDE046066
Page 187 of 540

3-103
Kenmerken van uw auto
3
Auto zonder mistlampen voor
Inschakelen van het mistachterlicht:
Zet de lichtschakelaar in de stand
koplampen en draai hem vervolgens
in de stand mistachterlicht (1).
Voer een van de onderstaande handelingen uit om het mistachter-
licht uit te schakelen:
• Schakel de koplampschakelaar uit.
• Draai de lichtschakelaar nogmaalsin de stand mistachterlicht.
Energiebesparingsfunctie
Deze functie voorkomt dat de accu
ontladen raakt. Het systeem schakelt
automatisch de parkeerlichten uit
wanneer de bestuurder de motor
uitschakelt en het bestuurdersportieropent.
De parkeerlichten worden
automatisch uitgeschakeld als de
auto in het donker langs de kant van
de weg wordt geparkeerd.
Volg onderstaande procedure als
de parkeerlichten moeten blijven
branden wanneer de motor is
uitgeschakeld:
1) Open het portier aan bestuurders- zijde.
2) Schakel de parkeerlichten uit en weer in met de lichtschakelaar op
de stuurkolom.
Follow me home-functie
(indien van toepassing)
Als u het contact in stand ACC of
OFF zet met ingeschakelde
koplampen, blijven de koplampen
(en/of parkeerlichten) gedurende
ongeveer 5 minuten branden. Alsechter de motor uit is en het
bestuurdersportier wordt geopend
en gesloten, worden de koplampen
(en/of de parkeerlichten) na 15
seconden uitgeschakeld.
De koplampen (en/of parkeerlichten)
kunnen worden uitgeschakeld door
tweemaal op de vergrendeltoets van
de Smart Key te drukken of door de
lichtschakelaar in de stand OFF of
AUTO te zetten. De koplampen
worden echter niet uitgeschakeld
wanneer het donker is en u de
lichtschakelaar in de stand AUTO
zet.
U kunt de Follow me home-functie
in- of uitschakelen met de modus
Gebruikersinstellingen op het LCD-
display. Zie “LCD-display” in dit
hoofdstuk voor meer informatie.
OTLE045285
Page 188 of 540

3-104
Kenmerken van uw auto
Wanneer de bestuurder het
voertuig via een ander portier dan
het bestuurdersportier verlaat,
werkt de energiebesparings-
functie niet en wordt de Follow me
home-functie niet automatisch
uitgeschakeld. Hierdoor kan de
accu ontladen raken. Schakel in
dit geval de lampen uit voordat u
het voertuig verlaat.
Dagrijverlichting (DRL) (indien van toepassing)
De dagrijverlichting (DRL) zorgt
ervoor dat medeweggebruikers uw
auto overdag beter zien, met name
na zonsopgang en voor
zonsondergang.
Het DRL-systeem zorgt ervoor
dat de dagrijverlichting wordt
uitgeschakeld als:
1. De koplampen of de mistlampen voor zijn ingeschakeld.
2. De parkeerlichten zijn ingescha- keld.
3. De motor is uitgeschakeld.
Koplampverstelling (indien van toepassing)
Handmatig
De koplamphoogte kan worden
afgesteld en worden aangepast aanhet aantal inzittenden en de
hoeveelheid bagage in de auto door
de schakelaar voor de
koplamphoogte te verdraaien.
Hoe hoger het nummer op de
schakelaar, hoe lager de hoogte van
de lichtbundel. Zorg ervoor dat de
koplampen niet te hoog staan om
verblinding van andere wegge-
bruikers te voorkomen.
AANWIJZING
OOS047049
Page 189 of 540

3-105
Kenmerken van uw auto
3
Hieronder staan voorbeelden van de
juiste afstelling van de schakelaar
voor verschillende belastingen. Stel
bij een andere mate van belasting
dan hieronder vermeld de
schakelaar af volgens de meest
vergelijkbare situatie.Automatisch
automatisch aangepast aan het
aantal passagiers en de hoeveelheid
bagage in de auto.
Hij stelt de koplampen ook automatisch op de juiste hoogte af
voor verschillende omstandigheden.
Statische verlichting Low Beam Assist
(indien van toepassing)
Wanneer u door een bocht rijdt,
wordt de statische verlichting van de
Low Beam Assist links of rechts
automatisch ingeschakeld voor een
beter zicht en meer veiligheid. De
statische verlichting van de Low
Beam Assist gaat aan als een van de
volgende omstandigheden zich
voordoet.
• De rijsnelheid is lager dan 10 km/hen het stuurwiel is gedraaid over
een hoek van ongeveer 80 graden
met ingeschakeld dimlicht.
• De rijsnelheid ligt tussen 10 km/h en 90 km/h en het stuurwiel is
gedraaid over een hoek van
ongeveer 35 graden met
ingeschakeld dimlicht.
• Wanneer de auto achteruitrijdt waarbij aan één van de
bovenstaande voorwaarden is
voldaan, wordt het licht, dat
tegengesteld is aan de richting
waarnaar het stuurwiel wordt
gedraaid, ingeschakeld.
We adviseren u het systeem te
laten controleren door eenofficiële Hyundai-dealer als de
functie niet goed werkt. Probeer
de bedrading niet zelf te
controleren of vervangen.
WAARSCHUWING Beladingstoestand
Stand
schakelaar
Alleen bestuurder 0 Bestuurder +
voorpassagier 0
Alle zitplaatsen bezet 1 Alle zitplaatsen bezet +Maximaal toelaatbarebelading 2
Bestuurder + Maximaaltoelaatbare belading 3
Page 190 of 540

3-106
Kenmerken van uw auto
Welcome-systeem
(indien van toepassing)
Interieurverlichting
Wanneer de schakelaar interieur-
verlichting in stand DOOR staat en
alle portieren (en de achterklep) zijn
gesloten en vergrendeld, gaat de
interieurverlichting gedurende 30
seconden branden wanneer het
onderstaande wordt gedaan.
• Wanneer op de ontgrendeltoetsvan de afstandsbediening of de
Smart Key wordt gedrukt.
• Wanneer de toets op de buiten- portiergreep wordt ingedrukt.
Als u op de vergrendel- of
ontgrendeltoets van het portier drukt,
dooft de interieurverlichting direct.
Interieurverlichting
Laat de interieurverlichting niet te lang branden als de motor niet
draait, anders zal de accuontladen raken.
Interior lamp AUTO cut
De interieurverlichting wordt
automatisch na ongeveer 20 minuten
uitgeschakeld nadat het contact is
uitgeschakeld en de portieren zijn
gesloten. Als een portier is geopend,
dooft de verlichting na ongeveer 40
minuten nadat het contact is
uitgeschakeld. Als de portieren
worden vergrendeld en het alarm
van het antidiefstalsysteem van de
auto wordt ingeschakeld, dooft de
verlichting vijf seconden later.
Verlichting voor
Kaartleeslampje voor (1)
Druk op het lampglas (1) van het leeslampje om het leeslampje in te
schakelen.
AANWIJZING
Gebruik de interieurverlichting niet wanneer u in het donker
rijdt. De interieurverlichting kan
uw zicht hinderen en een
ongeval veroorzaken.
WAARSCHUWING
OOS047051
OOS047052
■ Type A (zonder zonnebrilhouder)
■Type B (met zonnebrilhouder)
Page 191 of 540

3-107
Kenmerken van uw auto
3
Druk nogmaals op de lens van het leeslampje om het leeslampje uit te
schakelen.
Verlichting voorportier ( ) (2)
De interieurverlichting voor de
zitplaatsen voor/achter wordt
automatisch gedurende ongeveer 30
seconden ingeschakeld wanneer
een portier wordt geopend.
Het leeslampje voor de zitplaatsen
voor/achter wordt automatisch
gedurende ongeveer 15 seconden
ingeschakeld wanneer de portieren
met de afstandsbediening (Smart
Key) worden ontgrendeld. Het
leeslampje dooft geleidelijk wanneerbinnen 15 seconden het contact in
stand ON wordt gezet. Het
leeslampje blijft maximaal 20
minuten branden wanneer er een
portier is geopend terwijl het contact
in stand ACC of OFF staat.
Interieurverlichting voor
• (3) :Druk op de toets om het
leeslampje voor de zitplaatsen
voor/achter in te schakelen.
• (4) : Druk op de toets om de
interieurverlichting voor de
zitplaatsen voor/achter uit te
schakelen.
Interieurverlichting achter
Schakelaar interieurverlichting
achter :
Druk op deze schakelaar om de
interieurverlichting in en uit te
schakelen.
OOS047321
OOS047053
■Type A
■Type B
Page 192 of 540
3-108
Kenmerken van uw auto
Laat de verlichting niet gedurende
langere tijd aan staan als de motor
is uitgeschakeld.
Bagageruimteverlichting
De bagageruimteverlichting gaat
branden zodra de achterklep
geopend wordt.De bagageruimteverlichting
brandt zolang de achterklep is
geopend. Sluit de achterklep
volledig na gebruik van de
bagageruimte om te voorkomendat de accu onnodig ontladenraakt.
Verlichting make-upspiegel
(indien van toepassing)
Druk op de toets om het lampje in of
uit te schakelen.
• : Het lampje wordt ingescha- keld wanneer deze toets
wordt ingedrukt. • : Het lampje wordt uitgescha-
keld wanneer deze toets
wordt ingedrukt.
Zet de schakelaar altijd in stand
uit als de verlichting van de
makeupspiegel niet wordt
gebruikt. Als de zonneklep wordt
teruggeklapt terwijl het lampje
nog brandt, kan de accu ontladen
raken en de zonneklep bescha-
digd worden.
AANWIJZING
AANWIJZINGAANWIJZING
OOS047054
OOS047055