Page 305 of 540

5-27
Rijden met uw auto
5
Transmissie oververhit
• Als wordt doorgereden met de autoen de temperatuur van de
koppeling de maximale limiet
bereikt, wordt de
waarschuwingsmelding
"Transmissie oververhit, zet de
auto met draaiende motor stil"
weergegeven.
Als dit gebeurt, wordt de koppeling
geblokkeerd totdat hij is afgekoeld
tot normale temperaturen.
• De waarschuwingsmelding geeft aan hoe lang u moet wachten om
de transmissie te laten afkoelen. • Als dit gebeurt, zet de auto dan stil
op een veilige plaats, laat de motor
draaien, trap het rempedaal in en
zet de transmissie in stand P
(parkeren) zodat deze kan
afkoelen.
• Wanneer de melding "Transmissie afgekoeld, rij verder." wordt
weergegeven, kunt u weer verder
rijden.
• Probeer indien mogelijk soepel te rijden.
Neem voor uw veiligheid contact opmet een officiële Hyundai-dealer als
een waarschuwingsmelding op het
LCD-display blijft knipperen en laathet systeem controleren.
Standen selectiehendel
De indicator in het
instrumentenpaneel geeft, als hetcontact in stand ON staat, aan in
welke stand de selectiehendel staat.
P (parkeren)
Zorg ervoor dat de auto volledig tot
stilstand is gekomen voordat stand
P (parkeren) wordt ingeschakeld. Om stand P (parkeren) in te schakelen
moet u het rempedaal stevig intrappenterwijl het gaspedaal is losgelaten.
Als u bovenstaande handelingen
hebt uitgevoerd en deselectiehendel nog steeds niet uit
stand P (parkeren) kan worden
verplaatst, raadpleeg dan
“Schakelblokkering ongedaan
maken” in dit hoofdstuk. De selectiehendel moet in stand P
(parkeren) staan voordat de motor
uitgezet wordt.
OPD047471N/OPD047472N
•Wanneer u tijdens het rijden
stand P (parkeren) inschakelt,
kunt u de controle over de
auto verliezen.
•Zet als de auto tot stilstand
is gebracht altijd deselectiehendel in stand P
(parkeren), activeer de
parkeerrem en zet de motoruit.
WAARSCHUWING
Page 306 of 540

5-28
Rijden met uw auto
R (achteruit)
Gebruik deze stand om de auto
achteruit te rijden. Breng de auto altijd helemaal
tot stilstand alvorens deselectiehendel in of uit stand
R (achteruit) te zetten; de
transmissie kan beschadigd rakenals u tijdens het rijden stand R
(achteruit) inschakelt.
N (neutraal)
De wielen en de transmissie zijn niet
geblokkeerd.
Gebruik stand N (neutraal) als u de
auto opnieuw moet starten nadat hijis afgeslagen of als u stil moet staan
met draaiende motor. Zet de
selectiehendel in stand P (parkeren)als u de auto om de een of andere
reden moet verlaten.
Trap altijd het rempedaal in als u
vanuit stand N (neutraal) een
versnelling inschakelt.
D (drive)
Dit is de normale stand voor het
rijden in voorwaartse richting. De
transmissie schakelt automatisch
tussen de zeven versnellingen
vooruit voor een zo laag mogelijk
brandstofverbruik bij optimale
prestaties.
Trap voor extra vermogen tijdens inhaalmanoeuvres of helling op
rijden het gaspedaal volledig in.
Hierdoor zal de transmissie
automatisch terugschakelen naar
een lagere versnelling (of lagere
versnellingen, indien nodig).
Modus handmatig schakelen
De modus voor handmatig
schakelen kan vanuit stilstand of
tijdens het rijden worden
ingeschakeld door de selectiehendel
vanuit stand D (rijden) naar rechts te
bewegen. Druk de selectiehendel
terug naar links om stand D (rijden)
weer in te schakelen.
AANWIJZING
•Zet de selectiehendel in stand P (parkeren) en activeer deparkeerrem bij het parkerenop een helling om te
voorkomen dat de auto naar
beneden rolt.
•Activeer uit veiligheids-
overwegingen altijd de
parkeerrem en zet deselectiehendel in stand P
(parkeren), behalve als u ineen noodsituatie moetparkeren.
OOS057069
+ (Opschakellen)
- (Terrugschakellen)
Page 307 of 540

5-29
Rijden met uw auto
5
In de modus voor handmatig
schakelen kunt u snel overschakelen
tussen de versnellingen door de
selectiehendel naar voren en naar
achteren te bewegen.
Opschakelen (+) : Druk deselectiehendel één
keer naar voren
om één versnelling
op te schakelen.
Terugschakelen (-) : Trek de selectiehendel
één keer naarachteren om één
versnelling terug
te schakelen. Informatie
• Alleen de zeven vooruitver- snellingen kunnen worden
geselecteerd in de handmatige
schakelmodus. Zet de selectiehendel
in stand R (achteruit) of P
(parkeren) om respectievelijk
achteruit te rijden of te parkeren.
• De transmissie schakelt automatisch terug wanneer de auto snelheid
mindert. Als de auto tot stilstand
komt, wordt automatisch de eerste
versnelling ingeschakeld.
• Als het motortoerental het rode gebied nadert, schakelt de
transmissie automatisch op.
• Als de bestuurder de selectiehendel naar\stand + (Up) of - (Down)
beweegt, wordt de gewenste
versnelling mogelijk niet
ingeschakeld als daardoor het
motortoerental buiten het
toegestane gebied zou komen. De
bestuurder moet zelf opschakelen
overeenkomstig de rijomstandig-
heden en ervoor zorgen dat het
motortoerental buiten het rode
gebied blijft.Paddle Shift-bediening
(indien van toepassing)
De Paddle Shift-bediening kan
worden gebruikt als de selectiehendel
in stand D (rijden) of in de handmatige
schakelmodus staat.
i
OOS057006
Page 308 of 540
![Hyundai Kona 2018 Handleiding (in Dutch) 5-30
Rijden met uw auto
Met de selectiehendel in stand D
De Paddle Shift-bediening kan
worden gebruikt als de rijsnelheidhoger is dan 10 km/h.
Trek een keer aan de [+] of [-] shift
paddle om een ve Hyundai Kona 2018 Handleiding (in Dutch) 5-30
Rijden met uw auto
Met de selectiehendel in stand D
De Paddle Shift-bediening kan
worden gebruikt als de rijsnelheidhoger is dan 10 km/h.
Trek een keer aan de [+] of [-] shift
paddle om een ve](/manual-img/35/16237/w960_16237-307.png)
5-30
Rijden met uw auto
Met de selectiehendel in stand D
De Paddle Shift-bediening kan
worden gebruikt als de rijsnelheidhoger is dan 10 km/h.
Trek een keer aan de [+] of [-] shift
paddle om een versnelling op of terug
te schakelen en het systeem van deautomatische modus in de modus
handmatig schakelen te zetten.
Als de rijsnelheid lager is dan 10 km/h, als u het gaspedaal langer dan
5 seconden ingetrapt hebt of als u de
selectiehendel van stand D (rijden) in
de modus voor handmatig schakelen
en vervolgens van de modus voor
handmatig schakelen weer in stand
D (rijden) zet, schakelt het systeem
van de modus voor handmatig
schakelen naar de automatische
modus.
Met de selectiehendel in de modus
voor handmatig schakelen
Trek één keer aan de [+] of [-] shift
paddle om een versnelling op of
terug te schakelen.Informatie
Als gelijktijdig aan de shift paddles
[+] en [-] wordt getrokken, schakelt de
transmissie niet.
Schakelblokkeersysteem
Voor uw veiligheid heeft de Double
clutch-transmissie een schakel-
blokkeersysteem dat voorkomt datde selectiehendel uit stand P
(parkeren) in stand R (achteruit) kan
worden gezet zonder dat het
rempedaal is ingetrapt.
In stand R (achteruit) zetten van de
automatische transmissie uit stand
P (parkeren) of N (neutraal):
1. Houd het rempedaal ingetrapt.
2. Start de motor of zet het contact in stand ON.
3. Verzet de selectiehendel.
Schakelblokkering ongedaan maken
Als de selectiehendel niet vanuit
stand P (parkeren) in stand R
(achteruit) kan worden gezet met het
rempedaal ingetrapt, houd dan het
rempedaal ingetrapt en doe het
volgende:
1. Zet het contact in stand LOCK/OFF.
2. Activeer de parkeerrem.
3. Verwijder voorzichtig het afdekkapje (1) van de opening
voor het uitschakelen van de
schakelblokkering.
i
OOS057005L
Page 309 of 540

5-31
Rijden met uw auto
5
4. Steek gereedschap (bijv. eensleufkopschroevendraaier) in de
opening en druk dit naar beneden.
5. Beweeg de selectiehendel terwijl de schroevendraaier naar
beneden gedrukt wordt.
6. Verwijder het gereedschap uit de opening voor het uitschakelen van
de schakelblokkering en plaats
het afdekkapje.
7. Trap het rempedaal in en start vervolgens de motor.
We adviseren u het systeem direct te laten controleren door een
officiële HYUNDAI-dealer als u de
schakelblokkering ongedaan heeft
moeten maken.
Sleutelblokkeersysteem (indien van toepassing)
De sleutel kan alleen uit het
contact worden genomen als deselectiehendel in stand P staat.
Parkeren
Breng de auto volledig tot stilstand
en blijf het rempedaal ingetrapt
houden. Zet de selectiehendel in
stand P (parkeren), activeer de
parkeerrem en zet het contact in
stand LOCK/OFF. Neem de sleutel
met u mee wanneer u de auto
verlaat.
Goede rijgewoonten
• Houd het gaspedaal nooit ingetrapt als de selectiehendel van stand P
of N in een andere stand wordt
gezet.
• Zet de selectiehendel nooit in stand P als de auto nog niet
volledig tot stilstand is gekomen.
Zorg ervoor dat de auto volledig tot
stilstand is gekomen voordat stand
R of D wordt ingeschakeld.
• Zet de selectiehendel tijdens het rijden niet in stand N (neutraal). Als
u dat wel doet kan er een ongevalontstaan omdat er niet meer op
de motor afgeremd kan worden.
Bovendien kan de transmissie
beschadigd raken.
• Laat tijdens het rijden uw voet niet op het rempedaal rusten. Zelfs
een lichte, maar permanente
pedaaldruk kan leiden tot
oververhitting in het remsysteem,
voortijdige slijtage en zelfs het
weigeren van de remmen.
Wanneer u in de auto blijft
terwijl de motor draait, zorg er
dan voor dat u het gaspedaal
niet gedurende langere tijd
ingetrapt houdt. Anders kan demotor of het uitlaatsysteem
oververhit raken en brandontstaan. Het uitlaatgas en het
uitlaatsysteem zijn zeer heet.
Blijf uit de buurt van onderdelen
van het uitlaatsysteem. Stop of parkeer de auto nooit
boven brandbare materialen
zoals droog gras, papier,
bladeren, enz. Deze zouden
vlam kunnen vatten waardoor erbrand zou kunnen ontstaan.
WAARSCHUWING
Page 310 of 540

5-32
Rijden met uw auto
• Verlaag de snelheid voordat u naareen lagere versnelling schakelt als
u in de modus voor handmatig
schakelen rijdt. Anders wordt de
lagere versnelling wellicht niet
ingeschakeld omdat het
motortoerental buiten het
toegestane bereik zou komen.
• Activeer altijd de parkeerrem als u de auto verlaat. Vertrouw niet
uitsluitend op stand P (parkeren)
van de transmissie om de auto opzijn plaats te houden.
• Wees vooral voorzichtig bij het rijden op een gladde ondergrond.
Let in dat geval vooral op bij het
remmen, gasgeven en schakelen.
Op een glad wegdek kan een
plotselinge snelheidsverandering
leiden tot verlies van grip van de
aangedreven wielen, waardoor u
de controle over uw auto kunt
verliezen, met een mogelijk
ongeval tot gevolg.
• Voor de beste prestaties en een zo laag mogelijk brandstofverbruikmoet het gaspedaal met een
gelijkmatige beweging worden
ingetrapt en worden losgelaten. Informatie
- Kickdown-mechanisme
(indien van toepassing)
Gebruik het kickdown-mechanisme
voor een maximale acceleratie. Trap
het gaspedaal in tot voorbij het
drukpunt. De double clutch
transmissie schakelt terug naar een
lagere versnelling als het
motortoerental dat toestaat.
i
Om de kans op ERNSTIG LETSEL te beperken:
•Doe uw veiligheidsgordel
ALTIJD om. Bij een aanrijdinglopen inzittenden die hun
veiligheidsgordel niet dragen
een veel grotere kans opernstig letsel dan inzittenden
die hun veiligheidsgordel wel
dragen.
•Pas uw snelheid aan voordat
u een bocht aansnijdt of gaatkeren.
•Maak geen plotselinge
stuurbewegingen bij het
wisselen van rijbaan of bij het
nemen van snelle, scherpe
bochten.
•De kans dat de auto over de
kop slaat wanneer u de macht
over het stuur verliest, is veel
groter bij hogere snelheden.
WAARSCHUWING •Meestal verliest de bestuurder
de macht over de autowanneer twee of meer wielen
van de weg raken en de
bestuurder het stuur omgooitom de auto weer de weg op testuren.
•Gooi het stuur niet om
wanneer uw auto van de weg
raakt. Minder in plaats
daarvan snelheid voordat u de
auto terug de weg op stuurt.
•HYUNDAI adviseert u om u
altijd aan de aangegevensnelheidslimieten te houden.
Page 311 of 540

5-33
Rijden met uw auto
5
Rembekrachtiging
Uw auto is voorzien van
bekrachtigde remmen die bij
normaal gebruik automatisch
afgesteld worden.
Als de motor niet draait of
uitgeschakeld wordt tijdens het
rijden, werkt de rembekrachtiging
niet. U kunt uw auto wel tot stilstand
brengen door een grotere
pedaalkracht uit te oefenen dan
normaal. De remweg zonder
rembekrachtiging zal echter langer
dan gewoonlijk zijn.
Als de motor niet draait, wordt de
mate van bekrachtiging steeds
minder naarmate u vaker het
rempedaal indrukt. Als de
rembekrachtiging uitvalt, probeer
dan niet “pompend” te remmen.
Rem alleen “pompend” als de wielen
dreigen te blokkeren.
REMSYSTEEM
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen:
•Laat tijdens het rijden uw voet niet op het rempedaal rusten.
Hierdoor kan de temperatuur
van de remmen abnormaal
hoog worden, kunnen de
remblokken en -schoenen
overmatig slijten en kan de
remweg vergroot worden.
•Schakel bij het afrijden van
een lange of een steile helling
een lagere versnelling in en
vermijd langdurig achter
elkaar remmen. Door
langdurig achter elkaar te
remmen, zullen de remmen
oververhit raken en kan een
tijdelijk verlies van
remvermogen het gevolg zijn.
•Als de remmen nat zijn, remt de auto minder dan normaalen kan de auto naar één kanttrekken tijdens het remmen.
Door het rempedaal licht in te
trappen, kunt u controleren of
het remvermogen door het
nat worden is verminderd.
Controleer uw remmen altijd
op deze manier nadat u door
waterplassen bent gereden.
Druk voor het drogen van de
remmen het rempedaal licht inom de remmen op te warmen
terwijl u met een veilige
snelheid rijdt, totdat het
remvermogen weer op het
normale niveau is. Vermijd het
rijden met hoge snelheidtotdat de remmen weer goedfunctioneren.WAARSCHUWING
Page 312 of 540

5-34
Rijden met uw auto
Remblokslijtage-indicatoren
Wanneer de remblokken vóór of
achter (indien van toepassing)
versleten zijn, hoort u als
waarschuwing een piepend geluid
van de remmen. Dit geluid kan af entoe hoorbaar zijn of op het moment
dat u het rempedaal intrapt. Let op dat onder sommige
rijomstandigheden of bij sommigeklimaten de remmen kunnen piepen
wanneer u het rempedaal voor de
eerste keer (of lichtjes) intrapt. Dit is
normaal en duidt niet op een
probleem met de remmen.
Blijf, om kostbare reparaties aan
de remmen te voorkomen, niet
rijden met versleten remblokken.Informatie
Vervang de remblokken van één as
altijd gelijktijdig.
Parkeerrem
Activeer altijd de parkeerrem op de
volgende wijze alvorens de auto te
verlaten:
Trap het rempedaal stevig in.
Trek de parkeerremhendel zo ver mogelijk omhoog. Deactiveren:
Trap het rempedaal stevig in.
Trek de parkeerremhendel iets omhoog.
Druk de ontgrendelknop (1) in en
laat de parkeerremhendel (2)
zakken.
We adviseren u het systeem te laten controleren door een officiële
HYUNDAI-dealer, als de parkeerrem
niet of niet helemaal in de vrijstand
terugkeert.
i
AANWIJZING
Gebruik, om ERNSTIG LETSEL
te voorkomen, de parkeerrem
niet tijdens het rijden, behalve in
een noodsituatie. Er kan schadeaan het remsysteem ontstaan,
wat kan leiden tot een ongeval.
WAARSCHUWING
OOS057010
OOS057011