Page 65 of 540

2-49
Veiligheidssysteem van uw auto
2
Auto's zijn voorzien van een
airbagsysteem voor debestuurdersstoel en de
voorpassagiersstoel.
De frontairbags zijn ontworpen als
aanvulling op de
driepuntsveiligheidsgordels. Draag
te allen tijde de veiligheidsgordel. Deairbags bieden dan optimale
bescherming.
Als u uw veiligheidsgordel niet
draagt, kunt u ernstig gewond raken
bij een aanrijding. Airbags zijn
ontworpen als aanvulling op en niet
ter vervanging van de
veiligheidsgordels. Airbags zijn
bovendien niet ontworpen om bij alle
aanrijdingen opgeblazen te worden.
Bij bepaalde aanrijdingen wordt u
alleen beschermd door de
veiligheidsgordel.VEILIGHEIDSVOORZORGSMAATREGELEN
MET BETREKKING TOT AIRBAGS
Iedere keer, bij iedere reis en voor iedereen! Zelfs als de auto is
voorzien van airbags, kunt u bij een aanrijding ernstig gewond raken
als u uw veiligheidsgordel niet (correct) draagt wanneer de airbags
worden opgeblazen.
Vervoer een kind NOOIT op de voorpassagiersstoel in een kinderzitje
of op een zittingverhoging, tenzij de airbag is uitgeschakeld.
Het kind kan geraakt worden door een zich opblazende airbag en kan
daardoor zwaar gewond raken.
Vervoer kinderen jonger dan 13 jaar altijd op de achterstoelen met de
veiligheidsgordels om. Dat is de veiligste plaats voor kinderen van
alle leeftijden. Als een kind van 13 jaar of ouder op de
voorpassagiersstoel vervoerd moet worden, moet hij of zij de
veiligheidsgordel op de juiste manier dragen en moet de stoel zo ver
mogelijk naar achteren worden gezet.
Alle inzittenden moeten rechtop, met de rugleuning rechtop, midden
op de zitting zitten, de veiligheidsgordel dragen, de benen
comfortabel gestrekt houden en de voeten op de vloer plaatsen,
totdat de auto geparkeerd is en de motor is afgezet. Als een inzittende
niet in de juiste positie zit tijdens een aanrijding, kan de zich snel
opblazende airbag te veel kracht op de inzittende uitoefenen,
waardoor deze ernstig letsel zou kunnen oplopen.
Ga niet te dicht op de airbag zitten en leun niet tegen het portier of de
middenconsole. Dat geldt ook voor uw passagiers.
Zet uw stoel zo ver mogelijk naar achteren, waarbij u de auto nog wel
onder controle moet kunnen blijven houden.WAARSCHUWING
Page 66 of 540

2-50
Veiligheidssysteem van uw auto
Waar zitten de airbags?
Bestuurdersairbag en voorpassagiersairbag
Uw auto is uitgerust met een
aanvullend veiligheidssysteem
(SRS) en driepuntsgordels voor de
bestuurder en de voorpassagier.
Het aanvullend veiligheidssysteem
bestaat uit airbags die zich bevinden
in het midden van het stuurwiel, in
het onderste gedeelte van het
stuurkussen, en in hetdashboardpaneel aan
passagierszijde, boven het
dashboardkastje.
Op de afdekking van de airbags zijn
in reliëf de letters “AIR BAG”
aangebracht.
Het doel van het aanvullend
veiligheidssysteem is om de
bestuurder en de voorpassagier
extra bescherming te bieden bij een
frontale aanrijding van een zekere
zwaarte, ter aanvulling op de
bescherming die geboden wordt
door de veiligheidsgordel. Om de kans op ernstig letsel
door een zich opblazende
airbag voor te beperken,
moeten de volgende voorzorgs-
maatregelen getroffen worden:
•Alle inzittenden moeten altijd
hun veiligheidsgordel dragen:
de gordel houdt de inzittende
zo goed mogelijk op zijnplaats.
•Zet uw stoel zo ver mogelijk
naar achteren, waarbij u de
auto nog wel onder controle
moet kunnen blijven houden.
•Leun nooit tegen het portier
of de middenconsole.
•Laat de voorpassagier zijn
voeten of benen nooit op het
dashboard zetten.
WAARSCHUWING
OOS037035
OOS037039
■
Knie-airbag bestuurder
■Bestuurdersairbag
Page 67 of 540

2-51
Veiligheidssysteem van uw auto
2
ON/OFF-schakelaar
voorpassagiersairbag
(indien van toepassing)
Met deze schakelaar kan de
voorpassagiersairbag worden
uitgeschakeld zodat op de
voorpassagiersstoel een persoon
kan worden vervoerd met een
vanwege zijn leeftijd, lengte of
gezondheidstoestand verhoogd
risico op letsel bij het activeren vande airbag.Uitschakelen van de
voorpassagiersairbag:
Steek de sleutel of een vergelijkbaar
stevig voorwerp in de ON/OFF-
schakelaar voor de
voorpassagiersairbag en zet deze in
de stand OFF. Het controlelampje
voorpassagiersairbag OFF ( ) zal
gaan branden en blijven branden
totdat de voorpassagiersairbag weer
wordt ingeschakeld.
•Er mogen geen voorwerpen
(zoals een beschermhoes, een
houder voor een mobiele
telefoon, een bekerhouder,
een luchtverfrisser of
stickers) op of in de buurt van
de airbagmodules op het
stuurwiel, op het dashboard,
op de voorruit of op het
dashboardpaneel boven het
dashboardkastje worden
geplaatst. Dergelijke
voorwerpen kunnen letsel
veroorzaken als de airbags bij
een aanrijding geactiveerd
worden.
•Bevestig geen voorwerpen
aan de voorruit of aan de
binnenspiegel.
OOS037071LOOS037038L
Page 68 of 540

2-52
Veiligheidssysteem van uw auto
Weer inschakelen van de
voorpassagiersairbag:
Steek de sleutel of een vergelijkbaar
stevig voorwerp in de ON/OFF-
schakelaar voor de
voorpassagiersairbag en zet deze in
de stand ON. Het controlelampje
voorpassagiersairbag ON ( ) zal 60
seconden gaan branden.Informatie
Het controlelampje voorpassagiers-
airbag ON/OFF brandt gedurende
ongeveer 4 seconden nadat het contact
in stand ON is gezet.
i
Vervoer geen volwassen
passagier op de
voorpassagiersstoel als het
controlelampje voorpassa-
giersairbag OFF brandt. Tijdens
een aanrijding zal de airbag niet
worden opgeblazen als het
desbetreffende controlelampje
brandt. Schakel de
voorpassagiersairbag in of laat
de passagier plaatsnemen op
een achterstoel.
WAARSCHUWING
Bij een storing in de ON/OFF-
schakelaar voorpassagiersairbag
kunnen de volgende
omstandigheden zich voordoen:
•Het waarschuwingslampje
AIRBAG ( ) op het dashboardgaat branden.
•Het controlelampje voorpassa-
giersairbag OFF ( ) gaat niet
branden en het controlelampje
voorpassagiersairbag ON ( )
gaat gedurende ongeveer 60seconden branden en
vervolgens uit. De voorpassa-
giersairbag wordt bij een
frontale aanrijding opgeblazenondanks dat de ON/OFF-
schakelaar voor de voorpassa-
giersairbag in stand OFF staat.
•Laat in dat geval de ON/OFF-
schakelaar voor de
voorpassagiersairbag en het
airbagsysteem zo spoedig
mogelijk controleren door een
officiële HYUNDAI-dealer.
WAARSCHUWING
OOS037072L
Page 69 of 540

2-53
Veiligheidssysteem van uw auto
2
Zijairbags (indien van toepassing) Beide voorstoelen van uw auto zijn
uitgerust met een zijairbag. Het doel
van de airbag is om de bestuurder en
de voorpassagier een aanvullende
bescherming te bieden naast de
bescherming die wordt geboden
door de veiligheidsgordel.
De zijairbags zijn ontworpen om
tijdens bepaalde aanrijdingen van
opzij geactiveerd te worden,
afhankelijk van de ernst, de hoek, de
snelheid en de plaats waarop de
auto wordt geraakt.
De zijairbags aan beide zijden van
de auto zijn zo ontworpen dat ze
worden geactiveerd wanneer door
een rollover-sensor wordt
waargenomen dat de auto over de
kop slaat (indien van toepassing).
De zijairbags zijn niet ontworpen om
bij alle aanrijdingen van opzij of
situaties waarbij de auto over de kop
kan slaan opgeblazen te worden. Om de kans op ernstig letsel
door een zich opblazende
zijairbag te beperken, moeten de
volgende voorzorgsmaatregelen
getroffen worden:
•Alle inzittenden moeten altijd
hun veiligheidsgordel dragen:
de gordel houdt de inzittende
zo goed mogelijk op zijnplaats.
•Laat passagiers niet met het
hoofd of andere delen van het
lichaam tegen het portier
leunen, hun armen uit het
raam steken of voorwerpen
tussen de portieren en dezitplaatsen steken.
•Houd het stuurwiel vast op 9
en 3 uur, zodat de kans opletsel aan uw armen en
handen tot een minimum
beperkt wordt.
•Gebruik geen stoelhoezen.
Deze kunnen de werking van
het systeem in negatieve zin
beïnvloeden.
WAARSCHUWING
OOS037040
OOS037041
Page 70 of 540

2-54
Veiligheidssysteem van uw auto
Curtain airbags (indien van toepassing)
De curtain airbags bevinden zich
langs de rand van het dak boven de
voor- en achterportieren.
•Voorkom dat de portieren hard
worden geraakt als het
contact in stand ON staat: dit
kan tot gevolg hebben dat de
zijairbags worden geactiveerd.
•Als de stoel of de
stoelbekleding beschadigd is,laat dan het systeem
controleren door een officiële
HYUNDAI-dealer.
•Hang hier geen andere
voorwerpen dan kleding aan.
Anders kan bij een ongeval de
auto beschadigd raken of kan
persoonlijk letsel ontstaan, in
het bijzonder als de airbag
geactiveerd wordt.
•Plaats geen voorwerpen op de
airbag of tussen de airbag en
uzelf. Bevestig ook geen
voorwerpen rond de gedeelten
waar de geactiveerde airbags
uit komen, zoals het portier, de
zijruit en de voor- en
achterstijl.
•Plaats geen voorwerpen tussen
het portier en de zitplaats.
Dergelijke voorwerpen kunnen
gevaarlijke projectielen worden
wanneer de zijairbag wordt
opgeblazen.
•Monteer geen accessoires op
of in de buurt van de
zijairbags.
OOS037042
OOS037043
Page 71 of 540

2-55
Veiligheidssysteem van uw auto
2
Ze zijn ontworpen om bij bepaalde
aanrijdingen van opzij het hoofd van
de inzittenden op de zitplaatsen voor
en op de buitenste zitplaatsen achter
te beschermen.
De curtain airbags aan beide zijden
van de auto zijn zo ontworpen dat ze
worden geactiveerd wanneer door
een rollover-sensor wordt
waargenomen dat de auto over de
kop slaat (indien van toepassing). De gordijn airbags zijn niet
ontworpen om bij alle aanrijdingen
van opzij of situaties waarbij de auto
over de kop kan slaan opgeblazen te
worden.Hoe werkt het airbagsysteem?
De onderdelen van het aanvullend
veiligheidssysteem zijn: (1) Bestuurdersairbagmodule
(2) Voorpassagiersairbagmodule(3) Zijairbagmodules
(4) Curtain airbagmodules
(5) Blokkeerautomaat metgordelspanner achter
(indien van toepassing)
(6) Blokkeerautomaten met gordelspanners
(7) Waarschuwingslampje AIRBAG
•Plaats kinderzitjes op de juiste manier en zo ver
mogelijk van het portier
vandaan.
•Plaats geen voorwerpen op de
airbag. Bevestig ook geen
voorwerpen rond de
gedeelten waar de
geactiveerde airbags uit
komen, zoals het portier, de
zijruit, de voor- en achterstijlen de dakzijrail.
•Hang hier alleen kleding aan,
en zeker geen harde of
breekbare voorwerpen.
Anders kan bij een ongeval de
auto beschadigd raken of kan
persoonlijk letsel ontstaan.
•Laat passagiers niet met het
hoofd of andere delen van het
lichaam tegen het portier
leunen, hun armen uit het
raam steken of voorwerpen
tussen de portieren en dezitplaatsen steken.
•Open of repareer de curtain
airbags niet.
Om de kans op ernstig letsel
door een zich opblazende
curtain airbag te beperken,
moeten de volgende
voorzorgsmaatregelen getroffen
worden:
•Alle inzittenden moeten altijd
hun veiligheidsgordel dragen:
de gordel houdt de inzittende
zo goed mogelijk op zijn plaats.
WAARSCHUWING
OOS037063L
Page 72 of 540

2-56
Veiligheidssysteem van uw auto
(8) Airbagmodule (SRSCM)/rollover-sensor
(9) Airbagsensoren voor (10) Zijairbagsensoren
(11) Druksensoren opzij(12) Controlelampje voorpassagiersairbag UIT
(alleen voorpassagiersairbag)
(13) ON/OFF-schakelaar voorpassagiersairbag
De SRSCM controleert constant alle
componenten van het systeem alshet contact in stand ON staat, om te
bepalen of een aanrijding zwaargenoeg is om de airbags of de
gordelspanners te activeren.Waarschuwingslampje
AIRBAG
Het waarschuwingslampje AIRBAG op het dashboard geeft het in de
afbeelding weergegeven symbool
voor de airbag weer. Het systeem
controleert het elektrische systeem
van de airbag op storingen. Het
branden van dit lampje duidt op een
mogelijk probleem met hetairbagsysteem, inclusief de
zijairbags en/of curtain airbags die
gebruikt worden om u bij het over de
kop slaan te beschermen (als de
auto is voorzien van een rollover-sensor).
Bij een storing in het aanvullend
veiligheidssysteem wordt de
airbag bij een ongeval mogelijk
niet correct opgeblazen. Hierdoorneemt de kans op ernstig letsel
toe.
Als een van de volgende
omstandigheden zich voordoet,
is er sprake van een storing in het
aanvullend veiligheidssysteem:
•Het lampje gaat niet ongeveer
zes seconden branden als het
contact in stand ON wordt
gezet.
•Het lampje gaat na ongeveer
zes seconden niet uit, maar
blijft branden.
•Het lampje gaat branden tijdens het rijden.
•Het lampje knippert als de motor draait.
We adviseren u het aanvullendveiligheidssysteem zo snel
mogelijk door een officiële
HYUNDAI-dealer te laten
controleren als een van deze
omstandigheden zich voordoet.
WAARSCHUWING