Page 313 of 540

5-35
Rijden met uw auto
5
• Trap niet op het gaspedaal alsde parkeerrem geactiveerd is. Als u het gaspedaal intraptterwijl de parkeerrem
geactiveerd is, klinkt er een
waarschuwing. Er kan schadeaan de parkeerrem ontstaan.
• Rijden met een geactiveerde parkeerrem kan leiden tot
oververhitting in het
remsysteem en voortijdige
slijtage van of schade aan
onderdelen van het remsysteem.
Zorg ervoor dat de parkeerrem
voor het wegrijden
gedeactiveerd is en controleer
voordat u wegrijdt of het
waarschuwingslampje van hetremsysteem niet brandt. Controleer of het
waarschuwingslampje
van het remsysteem
functioneert door hetcontact in stand ON te
zetten (start de motor
niet).
Dit lampje gaat branden wanneer het
contact in stand START of ON wordt
gezet en de parkeerrem is
geactiveerd.
Zorg ervoor dat de parkeerrem voor
het wegrijden vrij is en controleer of
het waarschuwingslampje van het
remsysteem niet brandt.
Als het waarschuwingslampje van
het remsysteem blijft branden nadat
de parkeerrem gedeactiveerd is en
de motor draait, kan er een storing in
het remsysteem zijn. Laat dit directcontroleren. Breng de auto indien mogelijk direct
tot stilstand. Als dat niet mogelijk is,
rijdt dan erg voorzichtig door naar
een plaats waar u wel kunt stoppen.
AANWIJZING
•Breng voor het verlaten van de auto of het parkeren de auto
volledig tot stilstand en blijf het
rempedaal ingetrapt houden.Zet de selectiehendel in de 1e
versnelling (handgeschakeldetransmissie) of stand P
(parkeren, Double clutch-
transmissie), activeer de
parkeerrem en zet het contact
in stand LOCK/OFF.
Als de parkeerrem niet volledig
geactiveerd is, kan de auto
onbedoeld in beweging komen,
waardoor u of anderen letselkunnen oplopen.
•Leg blokken voor de wielen
om te voorkomen dat de auto
wegrolt wanneer u op een
helling parkeert.
•Laat kinderen en personen die niet bekend zijn met de autoniet aan de parkeerrem
komen. Als de parkeerrem per
ongeluk wordt gedeactiveerd,kan er ernstig letsel ontstaan.
WAARSCHUWING •Deactiveer de parkeerrem alleen als u in de auto zit en
met uw voet het rempedaal
stevig ingetrapt houdt.
Page 314 of 540

5-36
Rijden met uw auto
Antiblokkeersysteem (ABS)
ABS is een elektronisch remsysteem dat helpt een slip tijdens het remmen
te voorkomen. ABS maakt hetmogelijk gelijktijdig te sturen en teremmen.
Gebruik van ABS
Om in een noodsituatie hetmaximale rendement uit het ABS te
halen, moet u niet proberen zelf de
remdruk te regelen en moet u niet
“pompend” gaan remmen. Trap het
rempedaal zo hard mogelijk in.Als u het rempedaal intrapt onder
omstandigheden waarbij de wielen
kunnen blokkeren kunt u geluiden
horen van het remsysteem en kan
het rempedaal gaan trillen. Dit is
normaal. Het betekent dat het ABS in
werking is getreden.
Het ABS beperkt niet de tijd of de afstand die nodig is om de auto totstilstand te brengen.
Bewaar altijd een veilige afstand tot
de auto voor u.
Het ABS kan geen slip voorkomen
die het gevolg is van plotselinge
koerswijzigingen, bijvoorbeeld een tehoge bochtensnelheid of plotselinge
verandering van rijstrook. Rijd
altijd met een bij de weg- en
weersomstandigheden passende
veilige snelheid.
Het ABS kan een verlies aan
stabiliteit niet voorkomen. Stuur altijd
beheerst tijdens hard remmen. Door
een krachtige of scherpe
stuurbeweging kan uw auto nog
steeds terechtkomen op de rijbaan
voor tegemoetkomend verkeer of
naast de weg.
•Op wegen met kuilen of met
hoogteverschillen.
•Als er sneeuwkettingen onder
uw auto zijn gemonteerd.
Probeer de werking van het
ABS (of ESC) van uw auto niet
uit bij hoge snelheden of tijdens
het nemen van een bocht.
Hiermee kunt u zichzelf en
anderen in gevaar brengen.
Een antiblokkeersysteem (ABS)
of elektronische stabiliteits-
regeling (ESC) kan geen
ongelukken voorkomen die het
gevolg zijn van gevaarlijk
rijgedrag. Hoewel de auto bijeen noodstop beter onder
controle gehouden kan worden,
is het toch noodzakelijk een
veilige afstand tot uw
voorligger te bewaren. U moetuw rijsnelheid altijd aanpassenaan de omstandigheden en zo
nodig uw snelheid verlagen. De
remweg van auto’s met ABS of
ESC kan onder de volgende
omstandigheden langer zijn
dan van auto’s zonder een
dergelijk systeem.
Verlaag uw rijsnelheid onder de
volgende omstandig-heden:
•Op slechte wegen, wegen met
steenslag of wegen die metsneeuw bedekt zijn.
WAARSCHUWING
Page 315 of 540

5-37
Rijden met uw auto
5
Op wegen met los grind of wegen die niet vlak zijn kan het
antiblokkeersysteem voor een
langere remweg zorgen dan bij
auto’s zonder antiblokkeersysteem.
Het waarschuwingslampje ABS ( ) gaat nadat het contact in stand ON is
gezet enkele seconden branden. Het
ABS voert dan een zelfdiagnose uit
en het lampje zal doven wanneer
alles in orde is. Wanneer het lampje
blijft branden, is er mogelijk een
probleem aanwezig in het ABS. We
adviseren u zo snel mogelijk contactop te nemen met een officiële
HYUNDAI- dealer.Als u op een weg rijdt waar erg
weinig grip is, bijvoorbeeld op een
bevroren wegdek, en voortdurend
de remmen bedient, is het ABS
voortdurend in werking en kan het
waarschuwingslampje ABS ( )gaan branden.
Zet de auto op een
veilige plaats stil en zet de motor uit.
Start de motor opnieuw. Als het
waarschuwingslampje ABS dooft,
is het ABS in orde.
Anders is er mogelijk een storing
in het ABS. We adviseren u zo snel
mogelijk contact op te nemen met
een officiële HYUNDAI-dealer.
Informatie
Als u de auto met een hulpaccu
moet starten doordat de accu is
leeggeraakt, kan het
waarschuwingslampje ABS gaan
branden ( ). Dit komt door de lage
accuspanning. Het betekent niet dat
er een storing in het ABS is. Laat de
accu bijladen voordat u wegrijdt.
Elektronische
stabiliteitsregeling (Electronic
Stability Control-ESC)
(indien van toepassing)
De elektronische stabiliteitsregeling
(ESC) is ontworpen om de stabiliteit
van de auto in bochten te
verbeteren. Het ESC controleert in
welke richting u stuurt en in welke
richting de auto daadwerkelijk
beweegt. De ESC remt de wielen
gericht af en grijpt in in het
motormanagementsysteem om debestuurder te helpen de auto op de
gewenste koers te houden.
i
AANWIJZING
OOS057012
Wanneer het waarschu-
wingslampje ABS ( ) blijft
branden, is er mogelijk een
probleem aanwezig in het ABS. De
rembekrachtiging werkt normaal.Om de kans op ernstig letsel te
beperken adviseren we u zo snel
mogelijk contact op te nemen met
een officiële HYUNDAI-dealer.
WAARSCHUWING
Page 316 of 540

5-38
Rijden met uw auto
Het systeem is geen vervanging voor
een veilig rijgedrag. Pas uw snelheid
en rijgedrag altijd aan aan de
wegomstandigheden.Bedieningvoertuigstabiliteitsregeleing(ESC)
Voertuigstabiliteitsregeling (ESC)
ingeschakeld
Als het contact in stand ON staat,
branden de controlelampjes ESC en
ESC OFF gedurende ongeveer drie
seconden. Vervolgens gaan ze uit en
is de ESC ingeschakeld.
In werking
Als de elektronischestabiliteitsregeling in
werking treedt, gaat hetcontrolelampje ESC
knipperen.
• Als u het rempedaal intrapt onder omstandigheden waarbij de wielen
kunnen blokkeren kunt u geluiden
horen van het remsysteem en kan
het rempedaal gaan trillen. Dit is
normaal. Het betekent dat de ESC
in werking is getreden. • Als de ESC geactiveerd is,
reageert de motor mogelijk niet
zo op het gaspedaal als onder
normale omstandigheden.
• Als de cruise control ingeschakeld is op het moment dat de ESC
geactiveerd wordt, wordt de cruise
control automatisch uitgeschakeld.
De cruise control kan weer worden
ingeschakeld op het moment
dat de wegcondities dat toestaan.
Zie “Cruise control-systeem”
verderop in dit hoofdstuk. (indien
van toepassing).
• Bij het wegrijden vanaf een modderige ondergrond of tijdens
het rijden op een gladde weg loopt
het motortoerental (omwentelingen
per minuut) mogelijk niet op, zelfs
niet als u het gaspedaal ver intrapt.
Dit dient om de stabiliteit en tractie
van de auto te behouden en duidt
niet op een probleem.
Rijd niet harder dan de toestand
van de weg toelaat en neem
bochten niet met een te hoge
snelheid. Het ESC-systeem
voorkomt geen ongevallen.
Te hoge bochtensnelheden,
plotselinge manoeuvres enaquaplaning op een nat wegdekkunnen nog steeds leiden tot
ernstige ongevallen.
WAARSCHUWING
Page 317 of 540

5-39
Rijden met uw auto
5
ESC uitgeschakeld
Uitschakelen van ESC- systeem:
• Status 1
Druk kort op de toets ESC OFF. Het controlelampje ESC OFF gaat
branden en de melding "Traction
Control disabled" (Tractie controle
uitgeschakeld) wordt weergegeven.
In deze status wordt de
antidoorslipregelingsfunctie van de
ESC (motormanagement)
uitgeschakeld, maar is de
remregelfunctie van de ESC
(remmanagement) nog in werking. • Status 2 Houd de toets ESC OFF langer dan
3 s ingedrukt. Het controlelampje
ESC OFF gaat branden, de melding
"Tractie- & Stabiliteitscontr.
uitgeschak." wordt weergegeven en
er klinkt een waarschuwingszoemer.
In deze status wordt zowel de
antidoorslipregelingsfunctie van de
ESC (motormanagement) als de
remregelfunctie van de ESC
(remmanagement) uitgeschakeld.
Controlelampje
Als het contact in stand ON staat,gaat het controlelampje ESC
branden. Als het ESC-systeem
normaal werkt, gaat het
controlelampje vervolgens uit.
Het controlelampje ESC knippert
zodra de ESC in werking is.
Als het controlelampje ESC blijft
branden, is er mogelijk een storing
aanwezig in het ESC-systeem.
Als dit waarschuwingslampje brandt
adviseren we u de auto zo spoedigmogelijk te laten controleren door
een officiële HYUNDAI-dealer. Het controlelampje ESC OFF gaat
branden als het ESC wordt
uitgeschakeld met de schakelaar.
Als er banden en/of velgen met
een verschillende maat onder de
auto gemonteerd zijn, kan dat eenstoring in het ESC-systeem
veroorzaken. Controleer voor het
vervangen van banden of alle vier
de banden en velgen dezelfde
maat hebben. Rijd nooit met de
auto wanneer er banden en velgen
met een verschillende maat zijn
gemonteerd.
AANWIJZING
Als het controlelampje ESC
knippert, geeft dit aan dat de
ESC geactiveerd is:
Rijd langzaam en probeer
NOOIT te accelereren. Schakelde ESC NOOIT uit als het
controlelampje ESC knippert,
omdat u dan de controle over
de auto kunt verliezen, wat kan
resulteren in een ongeval.
WAARSCHUWING
■
Controlelampje ESC (knippert)
■ Controlelampje ESC OFF (gaat brande)
Page 318 of 540

5-40
Rijden met uw auto
Voertuigstabiliteitsregeling(ESC) uitschakelen
Tijdens het rijden
De ESC OFF-modus mag alleen kort
worden gebruikt om weg te rijden als
u vastzit in sneeuw of modder. Door
de ESC tijdelijk uit te schakelen, kan
het niet-doorslippende wiel koppel
overbrengen.
Schakel de elektronische
stabiliteitsregeling tijdens het rijden
alleen uit als u op een vlakke weg
rijdt.
Om schade aan de transmissie te
voorkomen:
• Laat het/de wiel(en) van een as niet overmatig doorslippen als
de waarschuwingslampjes van
de ESC, het ABS en hetparkeerremsysteem branden.
Eventuele schade aan
onderdelen die hierdoor kan
ontstaan valt niet onder de
fabrieksgarantie. Verlaag het
motorvermogen en laat het/de
wiel(en) niet overmatig
doorslippen als deze
waarschuwingslampjes branden. • Schakel de ESC uit
(controlelampje ESC OFFbrandt) als de auto op een
rollenbank getest wordt.
Informatie
Het uitschakelen van de ESC heeft
geen gevolgen voor een correcte
werking van het ABS en het
remsysteem.
Vehicle Stability Management
(VSM) (indien van toepassing)
Het Vehicle Stability Management
(VSM) is een functie van het ESC-systeem (elektronische stabiliteitsrege-
ling). Het helpt de auto stabiel tehouden bij het plotseling accelereren ofremmen op een nat, glad of slecht
wegdek waarbij de tractie van de vier
banden plotseling sterk kan verschillen.
VSM uitschakelen
VSM AAN-conditie
Het VSM werkt als:
• De elektronische stabiliteits- regeling (ESC) geactiveerd is.
• De rijsnelheid hoger is dan ongeveer 15 km/h op bochtige
wegen.
i
AANWIJZING
Neem de volgende voorzorgs-
maatregelen bij het gebruik van
het VSM (Vehicle Stability
Management):
•Houd ALTIJD de snelheid en
de afstand tot de voorligger in
de gaten. Het VSM is geen
vervanging voor een veilig
rijgedrag.
•Rijd niet harder dan de
toestand van de weg toelaat.
Het VSM-systeem voorkomt
geen ongevallen. Een te hoge
snelheid bij slechte
weersomstandigheden, een
glad of slecht wegdek kunnennog steeds leiden tot een
ernstig ongeval.
WAARSCHUWING
Page 319 of 540

5-41
Rijden met uw auto
5
• De rijsnelheid hoger is danongeveer 20 km/h bij het remmen
op een slecht wegdek.
In werking
Als u het rempedaal intrapt onder
omstandigheden waarbij de ESC
geactiveerd kan worden kunt u
geluiden horen van het remsysteem
en kan het rempedaal gaan trillen.
Dit is normaal. Het betekent dat het
VSM in werking is getreden.
Informatie
Het VSM werkt niet wanneer:
• Op een hellend wegdek wordt gereden, bijvoorbeeld helling op of
helling af.
• Achteruit wordt gereden.
• Controlelampje ESC OFF brandt.
• Waarschuwingslampje EPS (elektrische stuurbekrachtiging)
( ) brandt. Als er banden en/of velgen met
een verschillende maat onder de
auto gemonteerd zijn, kan het
VSM-systeem defect raken.
Controleer voor het vervangen
van banden of alle vier de banden
en velgen dezelfde maat hebben.Rijd nooit met de auto wanneer er
banden en velgen met een
verschillende maat zijn
gemonteerd.
Hill-start Assist Control (HAC)
(indien van toepassing)
De Hill-start Assist Control (HAC)
voorkomt dat de auto achteruit rolt bij
het wegrijden op een helling. Het
systeem activeert automatisch de
remmen gedurende ongeveer 2seconden en laat na die 2 seconden
of wanneer het gaspedaal wordt
ingetrapt de remmen los.
Informatie
• De HAC werkt niet wanneer de selectiehendel in stand P (parkeren)
of stand N (neutraal) staat.
• De HAC werkt ook als de ESC (elektronische stabiliteitsregeling)
uitgeschakeld is. Het systeem wordt
echter niet geactiveerd als de ESC
niet normaal werkt.
i
AANWIJZING
i
Als het controlelampje ESC ( )
of het waarschuwingslampje
EPS ( ) blijft branden of
knippert, is er mogelijk een
storing aanwezig in het VSM-
systeem. Als het
waarschuwingslampje brandt,
adviseren we u de auto zo
spoedig mogelijk te laten
controleren door een officiële
HYUNDAI-dealer.
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat u altijd in staat bent het gaspedaal te bedienenbij het wegrijden op een helling.
De HAC werkt slechts gedurende
ongeveer 2 seconden.
WAARSCHUWING
Page 320 of 540

5-42
Rijden met uw auto
Noodstopsignaal
(Emergency Stop Signal-ESS)
(indien van toepassing)
Het Emergency Stop Signal-systeem
waarschuwt achteropkomendebestuurders door de remlichten te
laten knipperen wanneer de auto
plotseling sterk afremt.
Het systeem wordt geactiveerd als:
• De auto plotseling afremt. (Deremvertraging is hoger dan 7 m/s 2
en de rijsnelheid is hoger dan 55 km/h)
• Het ABS is geactiveerd en de rijsnelheid is hoger dan 55 km/h.
De alarmknipperlichten worden
automatisch ingeschakeld nadat deremlichten zijn gaan knipperen als:
• De rijsnelheid lager is dan 40 km/h,
• Het ABS gedeactiveerd is, en
• De auto niet meer sterk afremt.
De alarmknipperlichten gaan UIT:
• Als de auto gedurende een bepaalde periode met lage snelheid
rijdt. De bestuurder kan de alarmknip-
perlichten handmatig uitschakelen
door op de toets voor de
alarmknipperlichten te drukken.
Informatie
Het ESS-systeem (Emergency Stop
Signal) wordt niet geactiveerd als de
alarmknipperlichten al knipperen.
Downhill Brake Control (DBC)
(indien van toepassing)
De Downhill Brake Control (DBC)
assisteert de bestuurder bij het
afrijden van een steile helling zonderdat de bestuurder het rempedaal
hoeft in te trappen. Het systeem vermindert de snelheidtot lager dan 8 km/h (auto's met
Double clutch-transmissie) of tot 8
km/h (auto's met handgeschakelde
transmissie) zodat de bestuurderzich kan concentreren op het
besturen van de auto.
• De standaardinstelling voor de
DBC is UIT als het contact in
stand ON wordt gezet.
• Wanneer het DBC-systeem wordt geactiveerd, kunnen de
remmen geluid maken of trillen.
• De remlichten gaan branden als de DBC geactiveerd is.
AANWIJZING
i
OOS057058 Schakel de DBC altijd uit op
normale wegen. De DBC kan
onbedoeld geactiveerd worden
vanuit de stand-bymodus bij het
rijden over verkeersdrempels of
het maken van een scherpe
bocht.
WAARSCHUWING