2-61
Veiligheidssysteem van uw auto
2
Waarom werd de airbag bij een
aanrijding niet geactiveerd?
Er zijn bepaalde soorten ongevallen
waarbij de airbag geen aanvullende
bescherming biedt. Voorbeelden
hiervoor zijn aanrijdingen van
achteren, tweede en volgende stoten
bij een kettingbotsing en
aanrijdingen bij lage snelheid.Schade aan de auto duidt op het
absorberen van botsingsenergie,maar het is geen indicator of een
airbag opgeblazen had moeten
worden.
Airbagsensoren
Beperk de kans op ernstig letsel
door een zich onverwacht
opblazende airbag:
•Let op dat u niet tegen plaatsen aanstoot waar de
airbags of airbagsensoren
zijn ingebouwd en voorkom
dat deze plaatsen door een
voorwerp worden geraakt.
•Voer geen reparaties uit aan
of in de buurt van de
airbagsensoren. Als de
inbouwpositie of -hoek van de
airbagsensoren wordt
gewijzigd, kan dit ertoe leiden
dat de airbags worden
geactiveerd in situaties
waarin dit niet nodig is, of dat
de airbags niet worden
geactiveerd in situatieswaarin het wel nodig is.
WAARSCHUWING
•Monteer geen
bumperbeschermers en
vervang de bumpers niet door
niet-originele onderdelen. Dit
kan een nadelige invloed
hebben op de bescherming bijeen aanrijding en de
prestaties van de airbags.
•Zet, als de auto moet worden
gesleept, het contact in stand
LOCK/OFF of ACC om te
voorkomen dat de airbag
onnodig wordt geactiveerd.
•Laat alle reparaties aan
airbags door een officiële
HYUNDAI-dealer uitvoeren.
2-66
Veiligheidssysteem van uw auto
De airbags worden soms niet
geactiveerd bij een aanrijding tegen
een boom of paal, waarbij de
botskracht zich concentreert en de
botsingsenergie door de constructie
van de auto wordt geabsorbeerd.
Onderhoud aanvullend veiligheidssysteem
Het aanvullende veiligheidssysteem
is nagenoeg onderhoudsvrij en bevat
geen onderdelen waaraan u zelf
veilig onderhoud kunt plegen. Als het
waarschuwingslampje AIRBAG niet
gaat branden wanneer het contact in
stand ON wordt gezet of continu blijft
branden, laat het systeem danonmiddellijk controleren door een
officiële HYUNDAI-dealer.
We adviseren u alle werkzaamheden
aan het aanvullend
veiligheidssysteem, zoals het
verwijderen, het plaatsen of het
repareren ervan, of werkzaamhedenaan het stuurwiel, het
dashboardpaneel boven het
dashboardkastje, de voorstoelen en
de dakstijlen te laten uitvoeren door
een officiële HYUNDAI-dealer. Een
onjuiste behandeling van het
aanvullend veiligheidssysteem kan
leiden tot ernstig letsel.Om de kans op ernstig letsel te
beperken, moeten de volgende
voorzorgsmaatregelen getrof
-
fen worden:
•Wijzig onderdelen van het
aanvullend veiligheids-systeem of de bedrading niet,
neem deze onderdelen of de
bedrading ervan niet los,
breng geen stickers, enz. op
afdekkappen van het systeemaan en wijzig niets aan de
carrosseriestructuur.
•Plaats geen voorwerpen op of
in de buurt van de
airbagmodules in het
stuurwiel, op het dashboard
of op het dashboardpaneel
boven het dashboardkastje.
WAARSCHUWING
OOS037056
3-55
Kenmerken van uw auto
3
Als een van de remcircuits is
uitgevallen, wordt de slag van het
rempedaal groter en moet er meer
druk op het rempedaal worden
uitgeoefend om de auto tot stilstandte brengen.
Verder zal in dat geval de remweg toenemen.
Schakel bij een defect in het
remsysteem terug om sterker op demotor af te remmen en breng de
auto op een veilige plaats totstilstand.WaarschuwingslampjeABS
Dit waarschuwingslampje gaat
branden :
• Als het contact of de startknop in de stand ON wordt gezet.
- Het lampje blijft ongeveer 3seconden branden en gaat dan uit.
• In het geval van een storing in het ABS (het normale remsysteem
werkt in dat geval nog wel, maar
het antiblokkeersysteem niet).
In dat geval adviseren we u de auto te laten controleren door een
officiële HYUNDAI-dealer.
Waarschuwingslampje
EBD
Deze twee waarschuwingslampjes
gaan tijdens het rijden gelijktijdig
branden :
• Als het ABS en het normale remsysteem mogelijk niet normaal
werken.
In dat geval adviseren we u de auto te laten controleren door een
officiële HYUNDAI-dealer.
Waarschuwingslampje parkeerrem en remvloeistofniveau
Rijden met een auto waarvan het
waarschuwingslampje brandt, is
gevaarlijk. Als het waarschuwings-lampje parkeerrem en remvloei-
stofniveau blijft branden terwijl de
parkeerrem niet geactiveerd is, kan
dit duiden op een te laagremvloeistofniveau in het
reservoir.
In dat geval adviseren we u de auto
te laten controleren door een
officiële HYUNDAI-dealer.
WAARSCHUWING
3-56
Kenmerken van uw auto
Informatie
-Waarschuwingslampje EBD(Electronic Brake force
Distribution)
Als het waarschuwingslampje ABS al
dan niet in combinatie met het
waarschuwingslampje parkeerrem en
remvloeistofniveau brandt, werken de
snelheidsmeter, de kilometerteller en
de dagteller mogelijk niet. Bovendien
kan het waarschuwingslampje EPS
gaan branden en kan de benodigde
stuurkracht toe- of afnemen.
In dat geval adviseren we u de auto zo
snel mogelijk te laten controleren door
een officiële HYUNDAI-dealer.
Waarschuwingslampje elektronischestuurbekrachtiging (EPS)
Dit lampje gaat branden:
• Als het contact of de toets ENGINE START/STOP in de stand ON
wordt gezet.
- Het lampje blijft ongeveer 3seconden branden en gaat dan uit.
• In het geval van een storing in de elektronische stuurbekrachtiging.
In dat geval adviseren we u de auto te laten controleren door een
officiële HYUNDAI-dealer.
i
Waarschuwingslampje EBD
Als het waarschuwingslampje
ABS en het waarschu-wingslampje parkeerrem en
remvloeistofniveau gelijktijdig
branden, werkt het remsysteemniet normaal en kan er dus een
onverwachte en gevaarlijkesituatie ontstaan bij plotselingremmen.
Vermijd in dit geval hard rijden en plotseling remmen.
Wij adviseren u uw auto zo snel
mogelijk te laten controleren
door een officiële HYUNDAI-
dealer.
WAARSCHUWING
3-63
Kenmerken van uw auto
Informatie
Als de motor automatisch wordt
gestart door het ISG-systeem, gaat een
aantal waarschuwingslampjes (ABS,
ESC, ESC OFF, EPS of parkeerrem)
mogelijk een paar seconden branden.
Dit komt door de lage accuspanning.
Het betekent niet dat er een storing in
het systeem aanwezig is.Controlelampje startblokkering (zonder smart key) (indien van toepassing)
Dit lampje gaat branden:
• Als de auto de deblokkeercode van de sleutel herkent als het contact
in de stand ON wordt gezet.
- Op dat moment kunt u de motor starten.
- Het controlelampje gaat uit zodra de motor is gestart.
Dit lampje gaat knipperen:
• In het geval van een storing in hetstartblokkeersysteem.
In dat geval adviseren we u de auto te laten controleren door een
officiële HYUNDAI-dealer.
Controlelampje
startblokkering(met smart key) (indien van toepassing)
Dit lampje blijft gedurende
maximaal 30 seconden branden:
• Als de auto de Smart Key in de auto detecteert als de startknop in
de stand ACC of ON wordt gezet.
- Op dat moment kunt u de motorstarten.
- Het controlelampje gaat uit zodra de motor is gestart.
Dit controlelampje knippert een
paar seconden:
• Als er geen Smart Key in de auto wordt gedetecteerd.
- Op dat moment kunt u de motorniet starten.
i
3
3-117
Kenmerken van uw auto
3
Gevallen waarin het ParkingDistance Warning-systeem(achteruit) niet werkt
Het Parking Distance Warning-
systeem (achteruit) werkt in de
volgende gevallen mogelijk niet
goed:
• Er zit ijs op de sensor.
• Er zit vuil, zoals sneeuw of water, of een andere substantie op de
sensor.
De werking van het Parking
Distance Warning-systeem
(achteruit) wordt in de volgende
omstandigheden mogelijk
verstoord:
• Bij het rijden op oneffen wegen enop hellingen.
• Als bepaalde harde geluiden, zoals claxons, zware motorfietsmotoren,
luchtremmen van vrachtwagens en
dergelijke de werking van de
sensoren beïnvloeden.
• Bij zware regenval of opspattend water.
• Als afstandsbedieningen of mobie- le telefoons in de buurt van de
sensoren aanwezig zijn. • Als de sensor is bedekt met
sneeuw.
• Als de auto is voorzien van achteraf gemonteerde uitrusting of accessoires of als de
bumperhoogte of de inbouwpositie
van de sensoren is gewijzigd.
Het sensorbereik neemt in de
volgende gevallen mogelijk af:
• Bij extreem hoge of lage buiten-temperaturen.
• Bij objecten lager dan 1 meter en smaller dan 14 cm in diameter.
De volgende voorwerpen worden
mogelijk niet opgemerkt door de
sensoren:
• Smalle voorwerpen als touwen,kettingen enz.
• Voorwerpen die de hoogfrequente signalen van de sensor
absorberen, zoals kleding,
sponsachtige materialen en
sneeuw.
Voorzorgsmaatregelen Parking
Distance Warning-systeem(achteruit)
• Het waarschuwingssignaal van het Parking Distance Warning-
systeem (achteruit) klinkt mogelijk
niet consistent als het voorwerp
achter de auto beweegt of een
grillige vorm heeft.
• De correcte werking van het Parking Distance Warning-
systeem (achteruit) kan verstoord
raken als de bumperhoogte of de
inbouwpositie van de sensoren is
gewijzigd of als de bumper of een
sensor beschadigd is. Achterafgemonteerde accessoires kunnen
het bereik van de sensoren ook
beïnvloeden.
Schade aan de auto en
persoonlijk letsel, ontstaan
vanwege het onjuist
functioneren van het Parking
Distance Warning-systeem
(achteruit), vallen niet onder de
garantie. Rijd altijd veilig en
voorzichtig.
WAARSCHUWING
3-121
Kenmerken van uw auto
3
• Door afstandsbedieningen ofmobiele telefoons in de buurt van de sensoren.
• Als de sensor is bedekt met sneeuw.
• Als de auto is voorzien van achteraf gemonteerde uitrusting of
accessoires of als de bumper-
hoogte of de inbouwpositie van de
sensoren is gewijzigd.
Het sensorbereik kan in de
volgende gevallen afnemen:
• Bij extreem hoge of lagebuitentemperaturen.
• Bij objecten lager dan 1 meter en smaller dan 14 cm.
De volgende objecten worden
mogelijk niet opgemerkt door de
sensoren:
• Smalle objecten als touwen,kettingen of paaltjes.
• Objecten die de hoogfrequente signalen van de sensor absorberen,
zoals kleding, sponsachtige
materialen en sneeuw.
Voorzorgsmaatregelen Parking
Distance Warning-systeem(achteruit/vooruit)
• Het waarschuwingssignaal van het Parking Distance Warning-
systeem (achteruit/vooruit) klinktmogelijk niet consistent als het
voorwerp achter de auto beweegt
of een grillige vorm heeft.
• De correcte werking van het Parking Distance Warning-systeem
(achteruit/vooruit) kan verstoord
raken als de bumperhoogte of de
inbouwpositie van de sensoren is
gewijzigd of als de bumper of een
sensor beschadigd is. Achterafgemonteerde accessoires kunnen
het bereik van de sensoren ook
beïnvloeden. • Voorwerpen die kleiner zijn dan
30 cm worden mogelijk niet of niet
goed geregistreerd. Wees alert.
• Als de sensor bedekt is met sneeuw, vuil of water werkt deze
mogelijk niet goed totdat deze
weer schoon en droog is gemaaktmet een zachte doek.
• Druk of sla niet op de sensor en voorkom dat er krassen op de
sensor komen. De sensor kan
beschadigd raken.
• Spuit niet met een hogedrukreiniger direct op de
sensoren of de omgeving ervan.
Schokken door waterstralen uit de
hogedrukreiniger kunnen ervoor
zorgen dat het apparaat niet goed
werkt.
Schade aan de auto en
persoonlijk letsel, ontstaan
vanwege het onjuist
functioneren van het Parking
Distance Warning-systeem
(achteruit/vooruit), vallen niet
onder de garantie. Rijd altijd
veilig en voorzichtig.
WAARSCHUWING
5-36
Rijden met uw auto
Antiblokkeersysteem (ABS)
ABS is een elektronisch remsysteem dat helpt een slip tijdens het remmen
te voorkomen. ABS maakt hetmogelijk gelijktijdig te sturen en teremmen.
Gebruik van ABS
Om in een noodsituatie hetmaximale rendement uit het ABS te
halen, moet u niet proberen zelf de
remdruk te regelen en moet u niet
“pompend” gaan remmen. Trap het
rempedaal zo hard mogelijk in.Als u het rempedaal intrapt onder
omstandigheden waarbij de wielen
kunnen blokkeren kunt u geluiden
horen van het remsysteem en kan
het rempedaal gaan trillen. Dit is
normaal. Het betekent dat het ABS in
werking is getreden.
Het ABS beperkt niet de tijd of de afstand die nodig is om de auto totstilstand te brengen.
Bewaar altijd een veilige afstand tot
de auto voor u.
Het ABS kan geen slip voorkomen
die het gevolg is van plotselinge
koerswijzigingen, bijvoorbeeld een tehoge bochtensnelheid of plotselinge
verandering van rijstrook. Rijd
altijd met een bij de weg- en
weersomstandigheden passende
veilige snelheid.
Het ABS kan een verlies aan
stabiliteit niet voorkomen. Stuur altijd
beheerst tijdens hard remmen. Door
een krachtige of scherpe
stuurbeweging kan uw auto nog
steeds terechtkomen op de rijbaan
voor tegemoetkomend verkeer of
naast de weg.
•Op wegen met kuilen of met
hoogteverschillen.
•Als er sneeuwkettingen onder
uw auto zijn gemonteerd.
Probeer de werking van het
ABS (of ESC) van uw auto niet
uit bij hoge snelheden of tijdens
het nemen van een bocht.
Hiermee kunt u zichzelf en
anderen in gevaar brengen.
Een antiblokkeersysteem (ABS)
of elektronische stabiliteits-
regeling (ESC) kan geen
ongelukken voorkomen die het
gevolg zijn van gevaarlijk
rijgedrag. Hoewel de auto bijeen noodstop beter onder
controle gehouden kan worden,
is het toch noodzakelijk een
veilige afstand tot uw
voorligger te bewaren. U moetuw rijsnelheid altijd aanpassenaan de omstandigheden en zo
nodig uw snelheid verlagen. De
remweg van auto’s met ABS of
ESC kan onder de volgende
omstandigheden langer zijn
dan van auto’s zonder een
dergelijk systeem.
Verlaag uw rijsnelheid onder de
volgende omstandig-heden:
•Op slechte wegen, wegen met
steenslag of wegen die metsneeuw bedekt zijn.
WAARSCHUWING