4-21
Multimediasysteem
4
In willekeurige volgorde afspelen
Selecteer [Willekeurige] om het in
willekeurige volgorde afspelen, het in
willekeurige volgorde afspelen van
de map of het in willekeurige
volgorde afspelen van de categorie
in of uit te schakelen.
• In willekeurige volgordeafspelen: De muziekstukken
worden in willekeurige volgordeafgespeeld.
• Map in willekeurige volgorde afspelen: Alle muziekstukken in de
huidige map worden in willekeurige
volgorde afgespeeld.
• Categorie in willekeurige volgorde afspelen: Alle
muziekstukken in de huidige
categorie worden in willekeurige
volgorde afgespeeld.
Menu
Druk op de toets [MENU]en
selecteer de gewenste functie.
• Informatie: Gedetailleerde informatie over het muziekstuk dat
op dat moment wordt afgespeeld.
• Geluidsinstellingen: De geluidsinstellingen kunnen worden
gewijzigd. Informatie
- Gebruik van de iPod
®
• Gebruik de bij uw iPod ®
geleverde
kabel om de bedieningsfunctie van
de iPod ®
van het audiosysteem te
kunnen gebruiken.
• Wanneer u de iPod ®
tijdens het
afspelen op de auto aansluit, is
mogelijk gedurende één of twee
seconden een hard geluid te horen.
Sluit de iPod ®
op de auto aan nadat
u het afspelen hebt gestopt of
onderbroken.
• Sluit de iPod ®
op de auto aan terwijl
het contact in stand ACC staat om
het opladen te starten.
• Wanneer u de iPod ®
-kabel aansluit,
moet u ervoor zorgen dat u de kabel
goed in de aansluiting drukt.
• Wanneer de EQ-functies van een extern apparaat, zoals een iPod ®
, en
het audiosysteem beide actief zijn,
kunnen de EQ-effecten elkaar
overlappen en leiden tot een
mindere geluidskwaliteit en
vervorming. Schakel indien
mogelijk de EQ-functie uit voor alle
externe apparaten. • Er kan sprake zijn van ruis wanneer
uw iPod ®
of een AUX-apparaat
wordt aangesloten. Koppel het
apparaat los wanneer u dit niet
gebruikt en berg het op.
• Er kan sprake zijn van ruis wanneer het audiosysteem wordt gebruikt
terwijl een iPod ®
of extern AUX-
apparaat is aangesloten op de
aansluiting voor de voeding. Koppel
in deze gevallen de iPod ®
of het
externe apparaat los van de
aansluiting voor de voeding.
• Afhankelijk van de eigenschappen van uw iPod ®
/iPhone ®
wordt het
afspelen mogelijk onderbroken of
kunnen zich storingen voordoen in
het apparaat.
• Mogelijk wordt er niet afgespeeld als uw iPhone ®
via zowel Bluetooth ®
als
USB is verbonden. Selecteer in dit
geval op uw iPhone ®
de Dock-stekker
of Bluetooth ®
om de instellingen voor
de audio-uitgang te wijzigen.
• Als uw softwareversie het communi- catieprotocol niet ondersteunt of als
uw iPod ®
niet wordt herkend als
gevolg van een storing of defect in het
apparaat, kan de iPod ®
-modus niet
worden gebruikt.
i
4-22
Multimediasysteem
•De iPod®
nano (5e generatie) wordt
mogelijk niet herkend als de batterij
bijna leeg is. Laad hem ver genoeg
op voordat u hem gebruikt.
• De volgorde bij het zoeken of afspelen van muziekstukken op de
iPod ®
kan verschillen van de
volgorde op het audiosysteem.
• Als de iPod ®
als gevolg van een
interne storing niet werkt, reset dan
de iPod ®
(raadpleeg de handleiding
van uw iPod ®
).
• Afhankelijk van de softwareversie kan de iPod ®
mogelijk niet met het
systeem worden gesynchroniseerd.
Als de media wordt verwijderd of
losgekoppeld voordat deze is
herkend, keert het systeem mogelijk
niet terug naar de voorgaande
modus (iPod ®
kan niet worden
opgeladen).
• Andere kabels dan die van 1 meter die met iPod ®
-/iPhone ®
-producten
worden meegeleverd, worden
mogelijk niet herkend.
• Wanneer er andere muziek-apps op uw iPod ®
worden gebruikt, werkt
de synchroniseerfunctie van het
systeem mogelijk niet door een
storing in de iPod ®
-applicatie.iPod®
(1) Herhalen
Druk op de toets [1]om het herhalen
in en uit te schakelen.
(2) Willekeurige
Druk op de toets [2]om het afspelen
in willekeurige volgorde in en uit te
schakelen.
(3) Lijst
Druk op de toets [3]om een lijst van
alle muziekstukken te bekijken.
Afspelen
Sluit uw iPod ®
aan op de USB-
aansluiting, druk op de toets [MEDIA] en selecteer [iPod].
Naar een ander muziekstuk gaan
Druk op de toets [SEEK/TRACK]om
het vorige of volgende muziekstuk af te spelen. Houd de toets [SEEK/TRACK]
ingedrukt om het muziekstuk dat op
dat moment wordt afgespeeld terug
of vooruit te spoelen.
Zoek muziekstukken door aan de knop TUNE te draaien en druk op de
knop om af te spelen.
4-28
Multimediasysteem
• Als u de functie voor hetautomatisch verbinding maken met een Bluetooth ®
-apparaat wilt
uitschakelen, schakel dan deBluetooth ®
-functie op uw apparaat
uit. Raadpleeg de handleidingen
van de afzonderlijke apparaten omte zien of Bluetooth ®
wordt
ondersteund.
• De kwaliteit en het volume bij handsfree bellen verschillen
mogelijk, afhankelijk van het typeBluetooth ®
-apparaat.
• Bij sommige Bluetooth ®
-apparaten
treden regelmatig Bluetooth ®
-
verbindingsproblemen op. Gebruik
in dit geval de volgende methode.
1) Schakel de Bluetooth ®
-functie
op uw Bluetooth ®
-apparaat uit
Schakel de functie weer in en
probeer nogmaals.
2) Verwijder het gekoppelde apparaat van het audiosysteem
en koppel het apparaat opnieuw.
3) Schakel uw Bluetooth ®
-
apparaat uit Schakel het weer
in en probeer nogmaals. 4) Verwijder de accu van uw
Bluetooth ®
-apparaat, plaats
hem vervolgens weer in het
apparaat, start het apparaat
weer op en probeer nogmaals
verbinding te maken.
5) Start de auto opnieuw en probeer opnieuw verbinding te
maken.Een Bluetooth®-apparaat
koppelen
Informatie over het koppelen van
Bluetooth ®
-apparaten
• Koppelen verwijst naar het proces
van het koppelen van Bluetooth ®
-
apparaten of mobiele telefoons
met het systeem voordat er
verbinding wordt gemaakt. Dit is
een noodzakelijke procedure voorBluetooth ®
-verbinding en het
gebruik ervan.
• Er kunnen maximaal vijf apparaten worden gekoppeld.
• Het koppelen van Bluetooth ®
-
apparaten is niet toegestaan
tijdens het rijden
Het eerste Bluetooth ®
-apparaat
koppelen
Druk op de toets [PHONE]van het
audiosysteem of de toets [CALL]
van de stuurwieltoetsen Zoek op
het Bluetooth ®
-apparaat naar de
auto en koppel ze Voer het
wachtwoord in op het Bluetooth ®
-
apparaat of bevestig het wachtwoord Het koppelen is voltooid.
4-29
Multimediasysteem
4
1. Wanneer op de toets [PHONE] op
het audiosysteem of de toets [CALL] van de stuurwieltoetsen
wordt gedrukt, wordt het
onderstaande scherm
weergegeven. Er kunnen nu
apparaten worden gekoppeld.
(1) Voertuignaam: De naam die het Bluetooth ®
-apparaat zoekt.
Informatie
De naam van de auto in bovenstaande
afbeelding is een voorbeeld.
Raadpleeg uw apparaat voor de
daadwerkelijke naam van uw auto. 2. Zoek naar beschikbare Bluetooth
®
-
apparaten in het Bluetooth ®
-menu
van uw Bluetooth ®
-apparaat
(mobiele telefoon enz.).
3. Controleer of de naam van de auto in uw Bluetooth ®
-apparaat
overeenkomt met de naam van de
auto op het audioscherm enselecteer hem.
4-1. V oor apparaten waarbij een
wachtwoord moet worden
ingevoerd, wordt een scherm
voor het invoeren van het
wachtwoord op uw Bluetooth ®
-
apparaat weergegeven.
- Voer het wachtwoord "0000" in op uw Bluetooth ®
-apparaat.
4-2. V oor apparaten waarbij een
wachtwoord moet worden
bevestigd, wordt dit scherm op
het audiosysteem weergegeven.
Er wordt op het Bluetooth ®
-
apparaat een scherm
weergegeven waarop een 6-
cijferig wachtwoord moet
worden ingevoerd. - Nadat u hebt gecontroleerd of
het 6-cijferige wachtwoord op
het audioscherm en hetBluetooth ®
-apparaat gelijk zijn,
selecteert u [OK] op uwBluetooth ®
-apparaat.
i
4-30
Multimediasysteem
Informatie
Het 6-cijferige wachtwoord in
bovenstaande afbeelding is een
voorbeeld. Op het scherm in uw auto
wordt het daadwerkelijke wachtwoord
weergegeven.
Een tweede Bluetooth ®
-apparaat
koppelen
Druk op de toets [SETUP/CLOCK]
van het audiosysteem Selecteer
[Bluetooth] Selecteer [Aansluitingen]
Selecteer [Nieuw apparaat
toevoegen].
- Vanaf hier is de koppelprocedure gelijk aan [Het eerste Bluetooth ®
-
apparaat koppelen]. Informatie
• Bluetooth ®
-stand-bymodus duurt
drie minuten. Als een apparaat niet
binnen drie minuten wordt
gekoppeld, wordt het koppelen
geannuleerd. Begin opnieuw.
• Bij de meeste Bluetooth ®
-apparaten
wordt er na het koppelen
automatisch verbinding gemaakt.
Voor sommige apparaten is echter
een afzonderlijke bevestiging nodig
wanneer u na het koppeling
verbinding wilt maken. Controleer
na het koppelen uw Bluetooth ®
-
apparaat om te controleren of er
verbinding is gemaakt.
Verbinding maken
met Bluetooth®-apparaten Als er
geen apparaten zijn verbonden
Als er geen apparaten zijn
verbonden
Druk op de toets [PHONE]van het
audiosysteem of de toets [CALL]
van de stuurwieltoetsen Lijst van
gekoppelde Bluetooth ®
-apparaten
Selecteer het gewenste Bluetooth ®
-
apparaat in de lijst Maak
verbinding via Bluetooth ®
.
ii
4-31
Multimediasysteem
4
Als er apparaten zijn verbonden
Druk op de toets[PHONE] van het
audiosysteem Selecteer [
Instellingen] Selecteer
[Aansluitingen] Selecteer het
Bluetooth ®
-apparaat waarmee u
verbinding wilt maken Selecteer
[Verbinden] Maak verbinding via
Bluetooth ®
.
Informatie
• Er kan slechts één Bluetooth ®
-
apparaat per keer zijn verbonden.
• Wanneer er verbinding wordt gemaakt met een Bluetooth ®
-
apparaat, kunnen er geen andere
apparaten worden gekoppeld.
Aannemen/weigeren van
oproepen
Ontvangen van oproepen wanneer er
verbinding is met Bluetooth ®
.
(1) Naam beller: als het nummer van de beller tussen uw contacten
staat, wordt de bijbehorende
naam weergegeven.
(2) Telefoonnummer binnenkomende oproep: het telefoonnummer van
de binnenkomende oproep wordt
weergegeven.
(3) Aannemen: gesprek aannemen.
(4) Weigeren: oproep weigeren. Informatie
•Wanneer het scherm voor
binnenkomende oproepen wordt
weergegeven, kan het scherm voor
audiomodus of instellingen niet
worden weergegeven. Alleen het
bedienen van het gespreksvolume
wordt ondersteund.
• De functie voor het weigeren van oproepen wordt door sommige
Bluetooth ®
-apparaten mogelijk niet
ondersteund.
• De functie voor het weergeven van het telefoonnummer wordt door
sommige Bluetooth ®
-apparaten
mogelijk niet ondersteund.
i
i
4-32
Multimediasysteem
Bediening tijdens telefoongesprekken
Binnenkomende oproep terwijl er
verbinding met Bluetooth ®
is
Selecteer [Aannemen].
(1) Gespreksduur: De gespreksduur wordt weergegeven.
(2) Naam beller: Als het nummer van de beller tussen uw contacten staat,
wordt de bijbehorende naam
weergegeven.
(3) Telefoonnummer binnenkomende oproep: Het telefoonnummer van de
binnenkomende oproep wordt
weergegeven.
(4) Privémodus: De oproep wordt doorgeschakeld naar een mobiele
telefoon.
(5) Beëindigen: Gesprek beëindigen. (6) Geluid uit: Het uitgaande
stemgeluid wordt geblokkeerd.
Menu
Druk op de toets [MENU]en
selecteer de gewenste functie.
• Overschak: Schakelen tussen gesprekken als er verbinding is
met twee of meer
gesprekspartners.
• Microfoon volume: Afstellen van het uitgangsvolume.
Informatie
• De functie voor privégesprekken wordt door sommige Bluetooth ®
-
apparaten mogelijk niet
ondersteund.
• Het uitgangsvolume verschilt mogelijk, afhankelijk van het type
Bluetooth ®
-apparaat. Als het
uitgangsvolume te hoog of te laag is,
pas dan het volume van de
microfoon aan.
• Het menu om te schakelen tussen gesprekken wordt alleen
weergegeven als er verbinding is
met twee of meer gesprekspartners.
Favorieten
Druk op de toets [PHONE]van het
audiosysteem Selecteer
[Favorieten] De lijst van favorieten
wordt weergegeven.
(1) Favorieten toevoegen: Voeg een gedownload telefoonnummer toe
aan uw favorieten.
(2) Lijst van favorieten: Er wordt een lijst van gekoppelde favorieten
weergegeven. Wanneer u een
favoriet selecteert, kunt u dezebellen.
Menu
Druk op de toets [MENU]en
selecteer de gewenste functie.
• Verwijderen: Een opgeslagen favoriet wissen.
i
4-33
Multimediasysteem
4
Informatie
• Er kunnen maximaal 20 favorieten worden opgeslagen voor elk
gekoppeld Bluetooth ®
-apparaat.
• U hebt toegang tot de favorieten wanneer het Bluetooth ®
-apparaat
van waaruit ze zijn gekoppeld, is
verbonden.
• Het audiosysteem downloadt geen favorieten van Bluetooth ®
-
apparaten. Favorieten moeten voor
gebruik worden opgeslagen.
• Voordat u favorieten kunt toevoegen, moeten ze eerst worden
gedownload.
• Opgeslagen favorieten worden niet bijgewerkt, ook niet wanneer de
contacten van het aangesloten
Bluetooth ®
-apparaat worden
gewijzigd. In dat geval moeten de
favorieten worden verwijderd en
opnieuw worden toegevoegd.Belgeschiedenis
Druk op de toets [PHONE]van het
audiosysteem Selecteer
[Belgeschiedenis] De
oproepgeschiedenis wordt
weergegeven.
(1) Belgeschiedenis: Geeft de gedownloade oproepgeschiedenis
weer.
Wanneer u een favoriet
selecteert, kunt u deze bellen.
(2) SGespreksduur: Geeft de tijdsduur van het gesprek weer.
Menu
Druk op de toets [MENU] en
selecteer de gewenste functie.
• Alle gesprekken: Geeft de volledige oproepgeschiedenis
weer.
• Gemiste gesprekken: Geeft de gemiste oproepen weer.
• Uitgaande gesprekken: Geeft de uitgaande oproepen weer.
• Uitgaande gesprekken: Geeft de binnenkomende oproepen weer.
• Downloaden: De oproepgeschiedenis vanaangesloten Bluetooth ®
-apparaten
wordt gedownload.
Informatie
• Er worden maximaal 50 gebelde nummers, ontvangen oproepen en
gemiste oproepen opgeslagen.
• Wanneer de meest recente oproepgeschiedenis wordt
ontvangen, wordt de bestaande
oproepgeschiedenis gewist.
i
i