
1-2
OVERZICHT EXTERIEUR (I)
Uw auto in één oogopslag
1. Motorkap................................................ 3-39 
2. Koplamp ........................................3-96, 7-55
3. Dagrijverlichting ......................................7-55
4. Richtingaanwijzer....................................7-55
5. Banden en wielen............................7-26, 8-4
6. Buitenspiegels ........................................3-26
7. Schuifdak ................................................3-34
8. Voorruitenwisserbladen.........................3-109
9. Ruiten .....................................................3-29OOS017001
■Vooraanzicht
De werkelijke vorm kan verschillen van de afbeelding.  

2-51
Veiligheidssysteem van uw auto
2
ON/OFF-schakelaar 
voorpassagiersairbag 
(indien van toepassing)
Met deze schakelaar kan de 
voorpassagiersairbag worden
uitgeschakeld zodat op de
voorpassagiersstoel een persoon
kan worden vervoerd met een
vanwege zijn leeftijd, lengte of
gezondheidstoestand verhoogd
risico op letsel bij het activeren vande airbag.Uitschakelen van de
voorpassagiersairbag: 
Steek de sleutel of een vergelijkbaar 
stevig voorwerp in de ON/OFF-
schakelaar voor de
voorpassagiersairbag en zet deze in
de stand OFF. Het controlelampje
voorpassagiersairbag OFF ( ) zal
gaan branden en blijven branden
totdat de voorpassagiersairbag weer
wordt ingeschakeld.
•Er mogen geen voorwerpen 
(zoals een beschermhoes, een
houder voor een mobiele
telefoon, een bekerhouder,
een luchtverfrisser of
stickers) op of in de buurt van
de airbagmodules op het
stuurwiel, op het dashboard,
op de voorruit of op het
dashboardpaneel boven het
dashboardkastje worden
geplaatst. Dergelijke
voorwerpen kunnen letsel
veroorzaken als de airbags bij
een aanrijding geactiveerd
worden.
•Bevestig geen voorwerpen 
aan de voorruit of aan de
binnenspiegel.
OOS037071LOOS037038L   

2-59
Veiligheidssysteem van uw auto
2
Nadat de airbag geheel gevuld is, 
begint hij direct weer leeg te lopen,
waardoor de bestuurder weer zicht
naar voren krijgt en hij de auto weerkan besturen of anderszins kanbedienen.
Wat gebeurt er als een airbag 
geactiveerd wordt?
Nadat een airbag vóór of een 
zijairbag is opgeblazen, loopt hij zeer
snel leeg. Het activeren van een
airbag verhindert de bestuurder niet
door de voorruit te kijken of te sturen.
Curtain airbags kunnen enige tijd
gedeeltelijk opgeblazen blijven nadat
ze zijn geactiveerd.
Voorkom dat voorwerpen
gevaarlijke projectielen worden
wanneer de passagiersairbag
wordt opgeblazen:
•Plaats geen voorwerpen, 
zoals bekerhouders of
stickers, op het
dashboardpaneel boven het
dashboardkastje in auto's met
een voorpassagiersairbag.
•Plaats een eventuele 
luchtverfrisser niet in de buurt
van het instrumentenpaneel
of op het dashboard.
WAARSCHUWING  
OLMB033056
■
Bestuurdersairbag (3)
OLMB033057
■Voorpassagiersairbag   

Tripcomputer en onderhoudsherinnering 
(instrumentenpaneel Type A) ............................3-84Tripcomputer ....................................................................3-84 
Onderhoudsherinnering.................................................3-87
Tripcomputer (Type B, Type C) ..........................3-89 Modi tripcomputer ..........................................................3-89
Head-up display (HUD) .......................................3-93 
Verlichting .............................................................3-96 Verlichting buitenzijde ...................................................3-96 
Statische verlichting Low Beam Assist....................3-105
Welcome-systeem ........................................................3-106
Interieurverlichting .......................................................3-106
Ruitenwissers en ruitensproeiers ....................3-109 Ruitenwissers voor .......................................................3-110
Ruitensproeiers voorruit .............................................3-111
Schakelaar achterruitenwisser en -sproeier .........3-112
Rijhulpsysteem ...................................................3-113 Rear View Monitor .......................................................3-113
Parking Distance Warning-systeem (achteruit) ....3-115
Parking Distance Warning-systeem 
(achteruit/vooruit) ........................................................3-118 Ontwaseming ......................................................3-122
Achterruitverwarming ..................................................3-122
Handbediend verwarmings-  
en ventilatiesysteem..........................................3-123 Verwarming en airconditioning..................................3-124 
Werking systeem...........................................................3-127
Onderhoud van het systeem ......................................3-130
Automatisch verwarmings-  
en ventilatiesysteem..........................................3-132 Automatische verwarming en airconditioning .......3-133 
Handmatig bediende verwarming en 
airconditioning ...............................................................3-133
Werking systeem...........................................................3-137
Onderhoud van het systeem ......................................3-139
Voorruit ontdooien en ontwasemen ...............3-141 Verwarmings- en ventilatiesysteem, 
handbediend ...................................................................3-142
Automatisch verwarmings- en ventilatiesysteem .3-143
Automatisch ontwasemings-systeem 
(alleen voor verwarmings- en ventilatiesysteem) .. 3-144
3 

3-96
Kenmerken van uw auto
Verlichting buitenzijde
Bediening verlichting
Draai, om de verlichting te bedienen, 
de knop op het uiteinde van de
combischakelaar naar een van de
volgende standen: (1) Stand UIT
(2) Stand automatische verlichting(indien van toepassing)
(3) Stand parkeerlicht(4) Stand dimlicht
Stand automatische verlichting  
(indien van toepassing)
Als de lichtschakelaar in stand AUTO 
staat, worden de parkeerlichten en
koplampen automatisch in- of
uitgeschakeld, afhankelijk van hoe
donker het buiten is. 
Ook wanneer de stand AUTO is 
ingeschakeld, is het raadzaam om
de verlichting handmatig in te
schakelen wanneer u 's nachts of in
de mist rijdt of wanneer u een
donkere omgeving, zoals tunnels en
parkeergarages, inrijdt. • Dek de sensor (1) op het
dashboard niet af en mors erook niets op.
• Reinig de sensor niet met een ruitenreiniger. Deze laat een
dunne laag achter op de sensor,
waardoor deze niet meer goedwerkt.
• Als de voorruit van uw auto getint glas heeft of is voorzien
van een coating, functioneert 
de automatische verlichting
mogelijk niet goed.
AANWIJZING
VERLICHTING
OPDE046065
OOS047050L